Het Onze Vader

logoIdW

 

HET ONZE VADER

De Raad van Kerken is volgens haar website van plan de Nieuwe Bijbelvertaling van het Onze Vader in oecumenische diensten in te voeren. Hoewel de PKN daarover nog geen uitspraak heeft gedaan, gebruiken sommige gemeenten deze vertaling al enige tijd in de liturgie van de zondagse diensten. Daarom lijkt het mij belangrijk dat iedereen weet wat in de vertaling de punten van discussie zijn. In een reeks artikelen zal ik dit toelichten.

Tekst

Het Onze Vader is een tekst uit de bijbel. Het is het gebed dat Jezus leerde aan zijn leerlingen. Op twee plaatsen in het Nieuwe Testament komt het voor. Het meest bekend is de versie van Matteüs. In een wat kortere vorm vinden wij het ook in Lucas.

In een zo letterlijk mogelijke vertaling van de thans gebruikelijke grondtekst, luiden de teksten als volgt:

Matteüs 6:9-13

Lukas 11:2-4

Bidt dan zo:

Wanneer jullie bidt, zeg:

Onze Vader die in de hemelen is

Vader,

geheiligd worde uw naam

geheiligd worde uw naam,

kome uw koninkrijk

kome uw koninkrijk.

geschiede uw wil

 

zoals in de hemel, ook op aarde.

 

Ons brood voor morgen (?),

geef het ons heden.

Ons brood voor morgen (?),

geef het ons elke dag.

En vergeef ons onze schulden

En vergeef ons onze zonden

zoals ook wij vergeven

onze schuldenaren.

want ook wij vergeven

ieder die ons iets schuldig is.

En leid ons niet in verzoeking

En leid ons niet in verzoeking.

maar verlos ons van de Boze.

 

[Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen.]

Matteüs zet zijn onderwerpen geordend in grote blokken bij elkaar. Het Onze Vader heeft hij opgenomen als deel van de Bergrede. Daarin behandelt hij achtereenvolgens drie belangrijke, aan de joodse traditie ontleende onderwerpen: aalmoezen, bidden en vasten. Het gebed als publieke demonstratie van toewijding wordt afgewezen. Bidden gebeurt in een gesloten ruimte, tussen vier muren, bij voorkeur niet op straat. Vervolgens wordt een kritieke noot geplaatst bij gebeden in de vorm van ellenlange verlanglijstjes. Alsof de God van Israël niet zou weten wat mensen nodig hebben! De goden ompraten, dat proberen de ‘heidenen’, d.w.z. de volken die de God van Israël niet kennen. Zo moet het dus niet. Als voorbeeld van hoe het dan wel moet, volgt de hierboven afgedrukte tekst van het ‘Onze Vader’.

Bij Lukas is het Onze Vader het antwoord van Jezus op de vraag van een van zijn leerlingen: “Heer, leer ons bidden, zoals ook Johannes (de Doper) dat zijn leerlingen geleerd heeft.” Kennelijk bidden wij niet van nature, maar moeten wij leren bidden. Leren van wie? Israël leerde dat van Mozes en de Profeten. Johannes de Doper is in het ‘Nieuwe Testament’ de laatste profetische stem van het ‘Oude Testament’. Nu de Messias Jezus is verschenen is een nieuwe situatie ontstaan. Op de vraag van de leerlingen hoe zij in deze nieuwe situatie moeten bidden antwoordt Jezus met het Onze Vader.

In de loop van de tijd is de tekst van Lukas steeds meer aangepast aan die van Matteüs. Dat blijkt uit de overgeleverde handschriften en wij vinden het terug in de vertalingen. De vertalingen uit de tijd van de Reformatie waren gebaseerd op jongere handschriften, waarin die aanpassing al ver is voortgeschreden, terwijl moderne vertalingen als regel gebaseerd zijn op oudere handschriften, waarin die aanpassing ontbreekt.

De lofprijzing aan het slot ontbreekt bij Matteüs in de oudere handschriften en bij Lukas in vrijwel alle handschriften. Hij is hier tussen vierkante haken gezet.

Functie

Het Onze Vader heeft altijd een centrale plaats ingenomen in de Kerk. Al in de Didache, een soort Kerkorde uit het begin van de tweede eeuw, wordt het geciteerd: “Zoals de Heer in zijn Evangelie geboden heeft, moeten jullie zó (d.i. op die manier) bidden:…” Volgt de tekst zoals wij die kennen van Matteüs, afgesloten met “drie maal daags moeten jullie zó bidden” (Did. 8:2).

In de Kerk had het Onze Vader een dubbele functie. In de eerste plaats vond het zijn plaats in de liturgie. Dat blijkt al in de Didache en het wordt later van vele kanten bevestigd. In vroegchristelijke liturgieën vindt men dikwijls losse elementen van het Onze Vader. Dat gebeurt al in het ‘Nieuwe Testament’, wanneer Jezus de woorden ‘uw wil geschiede’ letterlijk uit het Onze Vader citeert (Matt. 26:43). Kennelijk heeft men ‘zó moeten jullie bidden’ ook opgevat als aanwijzing voor gebeden in ruimere zin.

In de tweede plaats was het Onze Vader een vast onderdeel van de catechese. De oudste commentaren op het Onze Vader waren bedoeld als kerkelijk onderricht aan dopelingen. Zij werden onderwezen over Geloof, Gebod en Gebed, aan de hand van resp. de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Tien Woorden en het Onze Vader. Dat is eeuwen lang zo gebleven. Alle catechismussen van de Reformatie hebben die structuur, met een korte uitleg van het Onze Vader.

Eenstemmigheid

Bij alle verschillen van inzicht op het terrein van exegese en vertaling van het Onze Vader, zijn er veel punten waarover de meeste theologen het met elkaar eens zijn. Die som ik hier op.

(1) De kortere vorm bij Lukas is naar alle waarschijnlijkheid oorspronkelijker dan de langere vorm bij Matteüs.

(2) De structuur van het Onze Vader bij Matteüs is duidelijk: twee keer drie beden, met de overgang aan het slot van de derde bede. Op een enkele uitzondering na verdisconteren de vertalers dit vormelement geheel of gedeeltelijk in hun vertaling.

(3) Het gebed heeft een evident Joodse achtergrond. Het is daarom voor een goed begrip noodzakelijk het Onze Vader vers voor vers te vergelijken met oudtestamentische en joodse gebeden.

(4) De lofprijzing (‘doxologie’) aan het slot is een latere toevoeging, ontleend aan het gebed van David in 1Kron. 29:11-13. Het is vermoedelijk ontstaan als respons op het Onze Vader in de samenkomst van de gemeente.

(5) Niemand weet met zekerheid hoe je epiousion (zie hieronder bij 5) in vs. 11 moet vertalen.

Problemen

Op veel punten bestaat over uitlegging en vertaling verschil van mening. Ik noem de belangrijkste.

(1) Moet er bij de exegese en vervolgens ook bij de vertaling rekening worden gehouden met de bijbelse context? Moeten wij kernwoorden van het Onze Vader afstemmen op de wijze waarop die worden gebruikt op andere plaatsen in ‘Oude Testament’ en ‘Nieuwe Testament’? Of is dat niet nodig en kunnen wij ‘vrij’ vertalen?

(2) Moet in de aanhef ‘Vader in de hemel’ of ‘Vader in de hemelen’ worden vertaald? De meeste oude vertalingen hebben – evenals het Grieks – een meervoud, in nieuwere vertalingen overweegt het enkelvoud. Hoe zit dat? Wat zijn de motieven?

(3 Hoe moeten de drie parallelle werkwoordsvormen (vs. 9 en 10) worden vertaald die in de oudere vertalingen worden weergegeven resp. met ‘worde geheiligd’, ‘kome’ en ‘geschiede’? De Nederlandse aanvoegende wijs zou als (vrome) wens kunnen worden opgevat. Er staat in het Grieks echter drie maal een gebiedende wijs. Wat betekent dat en hoe kunnen wij dat vertalen?

(4) Is de volgorde in vs. 10 hemel – aarde, zoals in het Grieks en in bijna alle oude vertalingen, of moet de aarde eerst worden genoemd, zoals in de Engelse traditie? Gaat het louter om een vormelement dat kan worden verwaarloosd? Wat is de theologische betekenis van de bijbelse volgorde hemel – aarde? Waar komt die omdraaiing vandaan en wat zou de reden kunnen zijn?

(5) En dan de meest beruchte kwestie: wat betekent het woordje ‘epiousion’ (vs. 11), dat in het Grieks, ook buiten de bijbel, verder nergens voorkomt? Gaat het over ‘dagelijks’ brood, of ‘toekomstig’ brood, of brood ‘voor morgen’, of brood ‘dat wij nodig hebben’? Niemand weet het zeker, maar de voorgestelde oplossingen kunnen worden genoemd en de argumenten pro en contra kunnen op een rij worden gezet.

(6) Moeten wij in vs. 12 vertalen ‘zoals ook wij vergeven’ of ‘zoals ook wij vergeven hebben’? Afgezien van de lofprijzing aan het slot (zie boven) is dit het enige punt in het Onze Vader waar de tekstkritiek een rol speelt in de vertaling. Er zijn handschriften die evenals de tekst bij Lukas een tegenwoordige tijd hebben. Andere handschriften hebben een zg. Aoristus, een Griekse werkwoordsvorm die meestal (maar niet noodzakelijk altijd) wordt vertaald met een verleden tijd. Vooral wanneer je met een verleden tijd vertaalt ontstaat de indruk dat ons vergeven aan schuldenaars een voorwaarde is voor Gods vergeven aan ons. Is dat bijbels-theologisch aanvaardbaar?

(7) Hoe moet de bede ‘leid ons niet in verzoeking’ worden verstaan? Of is ‘beproeving’ een beter woord? Veel klassieke exegeten merken al op dat je uit deze bede toch niet kunt afleiden dat God ons willens en wetens af en toe in verzoeking of in beproeving brengt. Maar wat staat er dan wel?

(8) Tenslotte: bidden wij om te worden ‘verlost’ of ‘gered’ van ‘het kwaad’ of van ‘de boze’? Hoe moet je hier beslissen? Op grond van de context, Griekse kernwoorden, zoveel mogelijk, vertalen met dezelfde Nederlandse woorden? En wat ‘het kwaad’ betreft, is dat in de bijbel min of meer persoonlijk, of is het abstracte woordje ‘kwaad’ hier voldoende?

Op alle bovengenoemde controversiële punten zal ik nader ingegaan.

Rochus Zuurmond

Auteur is emeritus predikant (PKN) en was hoogleraar Bijbelse Theologie aan de UvA