Zoek een leven (meditatie)
….opdat u, door te geloven, het leven hebt in zijn naam….
(Joh. 20:31)
Het is een uitdrukking die adolescenten momenteel wel in de mond nemen en elkaar toevoegen: ‘Zoek een leven, joh!’ Ze gebruiken die uitdrukking wanneer iemand ze in letterlijke of figuurlijke zin in de weg loopt of wanneer iemand er naar hun beleving afwijkende ideeën op nahoudt. Het is de evenknie van ‘get a life’. Als je het ze vraagt, zullen ze zeggen dat de uitdrukking alweer out of date is. Razendsnel vernieuwt hun taalstad zich. Eén merkt twitterend op: ‘hoezo, zoek een leven? Ik ben een gamer en ik heb nog achtenveertig levens te gaan’.
In een tijdsgewricht waarin het leven velen als maakbaar voorkomt en je tegelijk steeds wordt opgeschrikt door de wijze waarop mensen overal het leven benomen wordt, springt het woord leven (ζωὴ) in het oeuvre van de apostel Johannes bijzonder in ’t oog. Van de honderdvijfendertig keer dat het woord leven in het Nieuwe Testament voorkomt, vind je het bij Johannes welgeteld zesenzestig keer. Op het eerste oog kunnen de woorden van Johannes verwarren. Immers, doorgaans geldt: je leeft en daarbij komt, voor de een wel en voor de ander niet, het geloof. Voor Johannes, die in kwalitatieve termen spreekt, is de volgorde precies omgekeerd: pas door te geloven ga je leven.
Leven is een kwalitatieve term voor Johannes, staat voor niets minder dan het Woord, de Eeuwige zelf. Het is niet toevallig de enige term die in de serie Ik ben-woorden die de evangelist Jezus in de mond legt, twee keer voorkomt (Joh. 11:25 en 14:6). Nog belangrijker: het gaat zoals vrijwel altijd bij Johannes, terug naar het begin, naar den beginne. Leven is bij hem deelhebben aan de boom des Levens – ‘en dat is geen wonderboom, een soort jeneverstruik in een bijbelse Efteling waar goden en mensen hun onsterfelijkheidsdrank kunnen bemachtigen. De boom des Levens is centrale richtingwijzer van de menselijke samenleving, de hartpaal van elk menselijk bestaan (Jan Nieuwenhuis). Leven is deelhebben aan Christus én in Hem blijven…
Zoek een leven, voegen jongeren elkaar toe. Ze spreken erover alsof er legio levens voorradig zijn. Trouwens, ze leven ook vele levens én sterven duizend doden. Met dat je ’t over jongeren hebt, plaats je jezelf erbuiten. Of is dat slechts schijn en ligt het voor ons als lezers niet anders? Moeten we allemaal steeds opnieuw ontdekken dat het leven zijn geheim dankt, niet aan de bio-logie, maar aan een niet-te-kraken-code die we Woord en Geest noemen ? En dat die ontdekking zelve iets van jonkheid, eeuwigheid aan zich heeft?
Peter Verbaan