Wat maakt een mens een held?

 

logoIdW

Bij de 70e  sterfdag van Jan Koopmans, 24 maart 2015

 

Op de voorpagina van één van de laatste illegaal verschenen nummers van Vrij Nederland – het nummer van 24 april 1945 – stond een uitvoerig stuk naar aanleiding van het overlijden van J. Koopmans. Het was uiteraard niet ondertekend, maar het lijkt voor de hand te liggen dat het van Henk van Randwijk kwam. ‘Ons volk is door het verlies van Koopmans armer geworden’, zo luidde de slotzin van dit artikel dat Koopmans omschreef als één van de centrale figuren van het geestelijk verzet in Nederland en dat direct onthulde dat hij de auteur was geweest van Bijna te laat!, één van de eerste illegale pamfletten. Verschillenden die hem goed gekend hebben, deelden het besef dat zijn overlijden een groot verlies betekende. Ontroerend is de ontredderde brief waarmee Miskotte het bericht aan Noordmans stuurde. Ook Noordmans, Barth en Buskes gaven blijk van hun verdriet. Toch lijkt Koopmans vandaag goeddeels vergeten. Maar niet helemaal. In 2013 verscheen een CD van Freek de Jonge en het 11e liedje heet: ‘Jan Koopmans’. Het draait om Bijna te laat!. ‘Wat maakt een mens een held?’, vraagt De Jonge zichzelf en zijn luisteraars in dat lied een aantal keer. Het lijkt me een passende vraag om te stellen bij de gelegenheid van Koopmans’ 70e sterfdag. Het is een vraag die verder brengt dan bewondering en bovendien de mogelijkheid om onszelf buiten de orde te houden danig inperkt.

Koopmans als held neerzetten vraagt wel om een herdefiniëring van het begrip ‘held’. Aan zijn sterven was niets heldhaftigs. Integendeel. Een verdwaalde kogel trof hem bij zijn oog. Wie vandaag de reeks gebeurtenissen op een rij zet die de aanleiding vormde voor de represaille van 12 maart 1945 in het Weteringplantsoen, ontkomt niet aan de indruk van grote zinloosheid van de gebeurtenissen. Door stom toeval vonden de Duitsers het kantoor van Groep-2000 waar veel kostbare informatie op een geheime plek bewaard werd, die – in verkeerde handen – levensgevaarlijk was. Een slecht voorbereide en slecht gecoördineerde actie om de informatie veilig te stellen resulteerde in het doodschieten van een Duitser door het verzet. Dit was aanleiding tot de represaille waarbij ook Koopmans werd getroffen. Hij logeerde op Stadhouderskade 73bis en wierp een blik uit het raam om te zien wat er gebeurde. Wie vandaag voor het huis staat, kan zich zo voorstellen waar hij gestaan moet hebben: in de glazen uitbouw op de eerste verdieping. Enkele dagen na de gebeurtenissen kon Jacoba van Tongeren – de leider van Groep-2000 – zonder problemen via een ladder van de glazenwasser de ruimte binnengaan en de gegevens veilig stellen … Koopmans lag ondertussen in het ziekenhuis waar hij na twaalf dagen op 24 maart overleed – 39 jaar oud.

Geen heldhaftige dood. Maar ook zijn leven was niet het leven van een klassieke held. Niemand zal op het idee komen zijn leven te verfilmen, want zijn verzet werd niet zichtbaar in grootse daden. Het was geestelijk verzet. Verzet vanaf de preekstoel en via het geschreven woord. Al voor de bezetting van Nederland had hij herhaaldelijk gewaarschuwd tegen het Nationaalsocialisme en vergeefs getracht de kerk tot een belijdenis te brengen. Tijdens de bezetting schreef hij illegale brochures (behalve Bijna te laat! ook Wat wij wel en wat wij niet geloven en Geloof en leven) waarmee hij lezers bewust wilde maken van de vragen die speelden. Met de werkgroep Kerk en overheid van de Hervormde synode bereidde hij het eerste Herderlijk schrijven van september 1941 voor en verschillende stukken die namens de synode aan de bezetter verzonden zijn waren door hem geconcipieerd. Hij was erbij toen de groep rond Vrij Nederland vaststelde dat een rechtreeks contact met de regering in Londen nodig was en toen Hebe Kohlbrugge de eerste reis in dit verband maakte, had zij een brief van Koopmans aan Barth bij zich, alsmede enkele vragen namens de Nederlandse christenheid waar hij ook nauw bij betrokken was geweest.

Het indrukwekkendste stuk vind ik het afgemeten request naar aanleiding van de sterilisatie van gemengd-gehuwde Joden. Het was 1943 en Nederland was in de ogen van de bezetter zo goed als ‘Judenrein’. De gedane toezegging dat gemengd-gehuwde Joden niet gedeporteerd zouden worden werd nu een hindernis bij het bereiken van het doel en daarom besloten de Duitsers deze groep voor de keus te stellen: sterilisatie en dan in Nederland blijven (zelfs ontslagen van de plicht een ster te dragen) of onmiddellijke wegvoering naar het oosten. Toen Koopmans er van hoorde – hij had als scriba van de Amsterdamse kerkenraad vanaf de zomer van 1942 enorm veel gedaan voor de zaak van de (gedoopte) Joden en berichten aangaande Joodse zaken bereikten hem in de regel daarom snel – wierp hij een ongemeen fel stuk op papier dat namens de verschillende kerken die participeerden in Kerkelijk Overleg rechtstreeks aan Seyss-Inquart werd gestuurd. Het is een gedesillusioneerd stuk met de volgende strekking: Na drie jaren bezetting weten we wel wat we van U kunnen verwachten, maar in de kerk geloven we in een God die mensen kan bekeren en die dus ook U kan veranderen. Daar bidden we om.

Een ander type held dus. Voor de bezetter was ondertussen wel duidelijk dat men in Koopmans met een verklaard tegenstander te maken had, die niet schuwde te zeggen wat hij meende te moeten zeggen. Wat maakte hem nou tot de principiële tegenstander die hij was? Voor een deel zal het met karakter en inzicht te maken hebben. Maar dat is het belangrijkste niet. Onder zijn handelen lag een stevige theologie, die uiteen wist te houden, wat mensen zo graag ineen denken. Hij had geleerd van Luther, Calvijn, Barth en Noordmans. Hij hamerde op het belang van zorgvuldige preekvoorbereiding – niet voor niets introduceerde hij de Postille in Nederland. Hij bewaakte de grens tussen Gods zaken en onze zaken. Tijdens de bezetting waarschuwde hij herhaaldelijk tegen een vermenging van geloof en nationalisme. En waar velen blij waren met de eenheid die in die eerste bezettingsmaanden in de Nederlandse samenleving ontstond, wees hij nuchter aan dat er een verschil blijft tussen Erasmus en Calvijn en dat dat niet verdoezeld moest worden. Hij had een duidelijke visie op de taak van de overheid en hield de overheid daaraan. Hij had een even duidelijke blik op de taak van de kerk in de samenleving – en leed eraan dat vele dominees het Evangelie vervluchtigden tot een vrome troost die de wereld uiteindelijk prijsgaf. Hij redeneerde consequent vanuit de eerste Barmer These en liet dat ook gelden als hij zich tot de overheid richtte. In het bovengenoemde request aan Seyss-Inquart argumenteerde hij niet vanuit algemeen toegankelijke kennis en deed niet een beroep op common sense, maar redeneerde strikt vanuit de Schriften. Hij dacht vanuit het rijk van Jezus Christus dat komt en vanuit de kritiek die van daaruit over onze rijken en idealen gaat. Een stoere theologie.

In zijn teksten kom je echter niet een stoere man tegen. Miskotte schreef na de oorlog dat Koopmans somber kon zijn en eenzaam geweest moet zijn. In sommige brieven aan de synode proef je diepe teleurstelling in de kerk. Maar ook in zichzelf. ‘Ik weet niet meer wat goed en wat kwaad is’, kon hij schrijven. In september 1943 hield hij zijn hoorders in de Noorderkerk voor: ‘Het is bitter droef, dat het in deze jaren van den nood der bezetting zoo weinig tot een gezamenlijke gehoorzaamheid is gekomen. Dat is een sprekend en vreeselijk bewijs daarvan, dat wij goedkoop leven en het met de vreeze des Heeren niet nauw nemen. Wie weet door welke verschrikkingen wij nog heen moeten (Psalm119: 67!) voordat wij daarvan iets leeren; voordat wij vrijmoedig mènschen ongehoorzaam durven zijn, om den HEERE te gehoorzamen, voordat wij onze naasten durven helpen, onbekommerd om de dreiging van menschen.’ En op oudejaarsdag 1942 hield hij de gemeente voor: ‘Ik geloof, dat er àlles aan gelegen is, dat wij leeren belijden, dat wij niet goed zijn: dat wij als volk en als kerk ons onwaardig, onmenschelijk en onchristelijk gedragen.’ Sinds juli van dat jaar reden de treinen vanuit Westerbork naar het oosten …

Wat maakt een mens een held? vraagt De Jonge in zijn lied. We kunnen het Koopmans niet meer vragen. Ik vermoed bovendien dat hij ernstig geprotesteerd zou hebben tegen de kwalificatie ‘held’. Maar die combinatie van een stevige theologie enerzijds met een nuchtere, bescheiden blik op onszelf anderzijds kon wel eens een belangrijke sleutel zijn

Niels den Hertog

Ds C.C. den Hertog is predikant (Chr. Geref. Kerken) in Surhuisterveen