Wat de soldaten deden (meditatie)
Johannes 19: 2-3, 23-24
Vanwege de wekelijkse column in Trouw over de Eerste Wereldoorlog werd mijn aandacht in het lijdensevangelie getrokken naar de rol en de plaats van de soldaten hier in.
Soldaten, de grimmige uitvoerders van keizerlijke bevelen zijn onlosmakelijk verbonden met het verhaal dat door Johannes wordt verteld in de hoofdstukken 18 en 19 van zijn evangelie.
Tot in detail wordt in de Johannes Passion beschreven wat de soldaten deden.
Op twee momenten treden de soldaten naar voren. Wanneer ze een doornenkroon vlechten en die Jezus op het hoofd zetten en hem een purperen mantel aandoen. Waarna ze joelend ’Leve de koning van de Joden’ op hem toelopen. Hun spottend gejoel striemt de ziel. Jezus wordt gehoond om een koningschap dat hij juist niet gewild heeft. Hij wordt gehoond om een aanspraak, die hij nooit heeft aangewend. Hoe onterecht, dat hij nu door de soldaten wordt bejegend alsof hij de titel wel heeft begeerd. Jezus heeft alleen willen getuigen voor de waarachtigheid. En nu geven de soldaten hem te verstaan, dat ook hij een bedrieger is. Net zo onbetrouwbaar als de rest, van het zelfde laken en pak als hun superieuren. Al hun frustraties om de onbetrouwbaarheid van degenen die hen regeren met hun bevelen en hun onmacht, dat zij als gedrilde knechten, ondergeschikten, hier niets tegenin kunnen brengen, komen boven drijven. En al die gevoelens vinden een uitlaadklep in Jezus. In blinde woede reageren ze het af op hem. Met hun vuisten houwen ze op hem in. Net als bij een film waar te veel geweld in voorkomt, wenden wij onze blik nu even af. We nemen zo afstand van de soldaten en menen oprecht van ons zelf, gelukkig dat wij niet zijn zoals zij. Maar de soldaten herinneren ons eraan, dat dit nu juist wel het geval is. Is niet heel onze wereld gebouwd op der Wille zur Macht. Het is hooghartig om te denken dat wij ons hiervan los kunnen maken. Het zijn de soldaten die dit het beste weten. Zij weten als geen ander dat niemand hier geheel aan ontkomt. Zij onthullen dat in de enige bij wie ze dat kunnen: in Jezus. Precies de verkeerde, zeggen wij, precies de goede, wordt ons onthuld in de Johannes Passion. In Jezus maakt God openbaar, dat niet het recht van de sterkste het laatste woord heeft op onze aarde. Na de kruisiging is er weer een moment dat de soldaten naar voren treden. Hun werk zit erop voor deze dag en nu verdelen ze de kleren van degene die ze zo even hebben geëxecuteerd, onder elkaar in vieren. Voor elke soldaat een deel. Dat is wat hen toekomt. Zonder het te weten, zijn het de soldaten, die als eerste het koningschap van God erkennen. Niet door het te belijden, maar door erin te delen, door zich er mee te bekleden.
Wanneer ze overleggen met elkaar wat te doen met het onderkleed van Jezus, dat zonder naad, uit één stuk is geweven, gebeurt er iets wonderlijks. In plaats van als verscheurende dieren hun macht hierover te laten gelden, zeggen de soldaten tegen elkaar: ‘Laten we dit niet scheuren, maar erom loten wie het hebben mag.’ Hier doorbreekt het koningschap van God wat soldaten gewoonlijk doen. Wie van ons kan dat begrijpen. Het is niet te begrijpen. En het zijn de soldaten in de Johannes Passion, die als eersten delen in verheerlijking. Zij maken zichtbaar: dit koningschap van God kunnen we ons niet toe eigenen, het komt ons toevallen. Dat is wat de soldaten deden.
Machteld de Mik-van der Waal