Noblesse oblige
NOBLESSE OBLIGE
(achtergrond en actualiteit van de theologie van J.H. Gunning Jr. Onder redactie van Dr. Theo Hettema en Drs. Leo Mietus.)
Dit boekje geeft een verslag van een symposium, gehouden in februari 2005 ter gelegenheid van de 100e sterfdag van J.H. Gunning Jr. Er wordt gevraagd naar de achtergrond en de actualiteit van de theologie van Gunning.
Albert de Lange legt de nadruk op de adel, zowel van geest als van geboorte, adel in rang en hart, die de christen volgens Gunning bepalen. Hij geeft een historisch overzicht, waarin hij o.a. weergeeft dat Gunning zich verzet tegen het vormen van een christelijke partij omdat hij meent dat partijpolitiek corrumpeert. Zijn ideaal is een charismatisch leiderschap en in de schoolstrijd neemt hij de positie in dat de persoon van de christelijke onderwijzer bepalend is.
Henri Veldhuis spreekt onder de titel ‘de zwakheid van het isolement’ over de worsteling van Gunning over de verhouding tussen geloof en wetenschap. Zijn vriend D. Chantepie de la Saussaye verwijt hem dat hij zich isoleert als hij geloof en wetenschap wil scheiden. Later zal Gunning het standpunt van de la Saussaye verdedigen tegenover H. Bavinck (in het isolement ligt onze kracht), die hij evenwel in ander opzicht weer steunt. Hij blijft zoeken en verzoenen.
Jasper Vree belicht de verhouding tussen Gunning en Abraham Kuyper en staat uitvoerig stil bij beider kerkvisie. Volgens Gunning bewandelen ze twee wegen naar éen doel. Kuypers Schriftopvatting (verwoord in zijn inleiding voor de ‘Bijbelalbum’) was een belangrijke stap op de weg naar de breuk, die in 1886 definitief zou worden. Gunning bleef proberen te verzoenen. Kuyper was steeds weer de agitator.
Tegen deze tweedeling verzet zich C. van der Kooi in zijn bijdrage, die getiteld is ‘De actualtiteit van Gunnings theologie’. Hij bepleit een zorgvuldige omgang met onze theologische erfenis, zowel van Kuyper als van Gunning. Beiden proberen een antwoord te geven (een neocalvinistisch en een ethisch antwoord) op de modernisering van het leven in de 19e eeuw. Van der Kooi legt telkens verbanden met wat er in kerk en theologie ook vandaag aan de orde is. Dat is heel verhelderend. Vragen van kerk en school, de vraag naar een nieuwe eenheid in het verbrokkelde bestaan, de vraag of en hoe de goddelijke en de menselijke geest bij elkaar aansluiten, de betrokkenheid van geloof en humaniteit op elkaar, het persoonsbegrip, natuur en lichamelijkheid en vooral ook de nadruk van Gunning op de incarnatie. Samenvattend besluit hij: ‘de Geest wil de mens in zijn gehele aards – materiële bestaan bij God betrekken, vervullen en zo, door lijden heen, tot zijn bestemming doen komen. In die weg wordt de mens niet aan zichzelf ontvreemd, maar komt hij tot zijn recht.’
Gerrit Neven geeft een kort commentaar bij elk van de referaten en vervolgens geeft Theo Hettema een verslag van de hierop gevolgde discussie.
Het boek sluit af met een artikel van Albert de Lange getiteld: ‘Spinoza en orthodox gereformeerd Nederland in de 19e en 20e eeuw’. Dit artikel staat los van het symposium maar laat zien dat Gunning een van degenen is geweest, die Spinoza werkelijk ernstig heeft genomen. Andere theologen, die met Spinoza in gesprek zijn gegaan passeren de revue, zoals in deze eeuw B. Wielenga, H.W. van der Vaart Smit, P.J. Kromsigt, J. Severijn, G.C. van Niftrik en F. de Graaff. In een bijlage zijn nog een aantal brieven opgenomen.
Voor iemand, die zoals ik zich weinig met Gunning heeft beziggehouden (het was, vermoed ik, een pedagogische maatregel van de redactie om mij deze recensie op te dragen) geeft dit boek verheldering en wijst het belangrijke interessepunten van Gunning aan. Het deed mij grijpen naar de 5 kloeke delen ‘Leven en werken’, die geredigeerd zijn door de zoon J.H. Gunning JHzn. Deze delen, geërfd van een vriend van mijn vader, stonden wel wat erg hoog in de boekenkast. Ik zocht eerst naar wat hij schrijft over ‘het leven van Jezus’, een boekje waarvan ik me meen te herinneren dat prof. K.H.Miskotte het lange tijd bij zich droeg. En dan eindig ik maar met een prachtig citaat uit dat boekje over Simeon en Anna, die als de andere stillen in den lande het geloof door de hoop hebben zuiver behouden: ‘aan hen wordt de merkwaardige wet bevestigd, dat wie het zuiverst de trouw aan het aloude bewaren, de eersten zijn, die het nieuwe kunnen verstaan en huldigen’.
I.C. Visser – Schroot