Een typologisch hoogstandje
EEN TYPOLOGISCH HOOGSTANDJE
Laatst wandelde ik door ‘s- Hertogenbosch, ook om nog eens de Sint Jan te zien, die stukje bij beetje wordt opgeknapt (onder andere met de 35.000 euro welke Antoine Bodar voor dat doel bij Jan Mulder achterop de scooter bij elkaar heeft gereden).
In de kooromgang staat links het altaar voor St. Joseph. Aan de onderzijde van het altaarstuk staat het volgende te lezen: ‘Ite ad Joseph, et quidquid ipse vobis dixerat, facite’.- ‘Gaat tot Joseph, en wat hij u zeggen zal, doet dat’. Wellicht staat dat onderschrift traditiegewijs op vele Jozefaltaren te lezen.
In zake missalen kun je een plaatje aantreffen, waarbij kortweg geschreven staat: ‘Ite ad Joseph’ verder niets. Dan komt er stiekem de vraag bij je op, wat moet ik hier vandaag bij deze timmerman.
Maar wat voor adviezen mag Jozef dan toch ooit gegeven hebben, dat ik die zou opvolgen? En wie heeft ons daarop geattendeerd? De Jozef uit de evangelieverhalen komt als uiterst zwijgzaam over; er is ons geen uitspraak van hem bekend.
Wacht even! Die woorden zijn een citaat uit Genesis 41, waar Jacobs meest geliefde zoon als onderkoning van het hongerende Egypte een uitgekiend voedselprogramma moet gaan uitvoeren. De Farao zelf maakt zijn klagende volk daarop attent met bovenvermelde uitspraak.
Maar wat moet die spreuk daar op het altaar? Is dat weer eens een sterk staaltje van antieke inlegkunde, op de klank af? Nee, wij hebben die woorden ook ergens anders gehoord. In Johannes 2, waar Maria op de bruiloft in Kana merkt dat de wijn op is, een kort gesprekje met Jezus heeft en dan tot de bedienden zegt: ‘Quodcumque dixerit vobis, facite’ – ‘Wat hij u ook zegt, doet het’. En daarmee wordt het gebrek opgeheven –net als de honger in Egypte.
Het advies, dat timmerman Jozef, telg uit het koningshuis van David, geeft aan de mensen die voor zijn altaar staan, is: bij mij moet je eigenlijk niet zijn. Ga naar die andere Jozef –of anders gezegd- naar Jezus de Messias (van wie de egyptische onderkoning immers een type is)… en doe wat hij jullie zeggen zal (wie weet, speelt ook Mattheüs 28:20 hier nog een woordje mee).
Zo’n christologische typologie is feitelijk nog zo gek niet. De Jozefnovelle (ook in de koran te vinden) is meer messiaans dan historisch. Zij bereidt het exodusverhaal voor en daarin gaat het om Pasen. Is niet heel de bijbel een toelichting op Pasen? Jozef werd in een put neergelaten en in de kerker geworpen, werd vernederd, werd verhoogd, was doodgewaand en zie: hij leeft.
Klinkt die notie ook nog door in die nieuwe naam die de Farao aan Jozef gaf: ‘Tsafenat Paneach’, wat mogelijk betekent: ‘De god heeft gezegd: hij zal leven’ – maar dan moeten ook de verteller en zijn lezers dat in de klank van die naam hebben gehoord.
In de Septuaginta is daar overigens niets van terug te vinden, evenmin in de Vulgata. De Vulgaat vat die nieuwe naam ‘in ’t egyptisch’ op als ‘Salvator mundi’ (‘Redder der wereld’ –Gen. 41:45; vgl. Matth. 1:21). Want Jozef redde met zijn plan ook andere volken, zelfs van heel de aarde (vs. 54 en 57). Daarmee is de typologie wel compleet!
Zeer Messiaans is ook de wijze waarop in de Jozefvertelling het geweten, de erbarming en de vergeving naar voren komen –verbroedering dan ook en vrede, zelfs tussen de volken van de aarde (overigens pas na een calamiteit). Is er dan toch een timmerman die de sleutel (van engel-land, u weet wel) maken kan?
Zo valt er heel wat te denken bij die tekst op het altaar in de Sint Jan. Bovendien lijkt me het Jozefgebeuren heel geschikte stof voor een gespreksgroep van joden, moslims en christenen -maar dan van de typologie terug naar het verhaal.
Harry van Dop