De chirurg
DE CHIRURG
Met wit hiëratisch bekleed
en steeds op de rand van rouw
bevecht hij het lot en het leed
en blijft aan het leven trouw.
De priester erkent hij niet
en zeker niet in zichzelf.
Hij schrijdt ook niet als een lied
door het schemerlicht van een gewelf,
Hij snijdt als een dissonant
in de duisternis van het lijf,
hij heeft een profetische hand
als die waarvan God zei Schrijf:
de dood haat ik als een gezwel
en het leed is een carcinoom,
gehoorzaam en schrijf: ik herstel
het leven weer tot mijn droom!
Wij weten niet wat hij gelooft,
het maakt ook geen verschil,
wanneer hij de mensen verdooft,
hij doet het om Christus’ wil
en ik vraag mij af als ik preek:
verdoof ik ze niet tot hun verderf?
De Christenheid ziet zo bleek,
Ik ben bang dat ze sterft.
Guillaume van der Graft
(Uit: Verzamelde Gedichten, Baarn 1985. p.233)