God heeft eeuwig lief
GOD HEEFT EEUWIG LIEF
De eerste hoofdstukken van tenach, Genesis 1 – 11, zijn een inleiding op tenach. Maar die inleiding begrijp je pas nadat je heel tenach hebt uitgelezen. Als heel tenach dus meeklinkt bij de uitleg van deze hoofstukken, dan is de uit-leg goed.
Wat zegt God in Genesis 1: 26? Hij zegt en doet wat hij de mens verbiedt in de tien geboden: “Je zult je geen gesne-den beeld maken …” – Exodus 20:4. Dat betekent dus dat God God is en de mens mens. Toch hebben God en mens van alles met elkaar te maken. Zij zijn bijvoorbeeld beiden zowel enkelvoudig als meervoudig. “Laten wij maken … naar ons beeld”, zegt God en hij schept de mens, maar zij moeten neerdalen, zij man en vrouw. Dat God meervoudig is, niet alleen is bij de schepping, dat staat bijvoorbeeld in Spreuken 8 : 22-24 + 30. (NBG) Daar zegt de Wijsheid:
“De Here heeft mij tot aanzijn geroepen als het begin van zijn wegen, vóór zijn werken van ouds af.
Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd, van den beginne, eer de aarde bestond.
Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water.
(…) toen was ik een troetelkind bij Hem, ik was een en al verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht (..).”
Daarop is doorgedacht na tenach. Lees het apocriefe boek De Wijsheid van Salomo 9: 9, waar Salomo bidt: “Bij U is de Wijsheid, die uw werken kent en tegenwoordig was toen U de wereld schiep, en die weet wat in uw ogen welbe-haaglijk is en recht volgens uw geboden.” (NBG) De Wijsheid is bij de schepping aanwezig, zij is van eeuwigheid. Zij heeft dezelfde status als het Woord in het Nieuwe Testament. Zo schept God dus de mens: vanuit zijn eeuwige lief-desband met de Wijsheid schept hij de mens als man en vrouw, om ook in eeuwige liefde te leven. Eeuwige liefde? Ja, dat is iets waar de profeet Hosea mee komt. In navolging van God moet hij liefhebben. “Ik zal je mij tot bruid wer-ven voor eeuwig”, zegt hij dan ook tegen zijn geliefde. Hosea 2: 18.
“Man en vrouw” in Genesis 1: 27 is misschien beter vertaald met ‘mannelijk en vrouwelijk’, maar in Genesis 2 en Ge-nesis 5:1 wordt duidelijk dat het naar Gods bedoeling om een paar gaat, man en vrouw als echt echtpaar, zoals God ze bijeengebracht heeft. En dat zien we zo de hele bijbel door: Abraham en Sara, Isaäk en Rebekka, Elkana en Han-na, Hosea en Gomer.
De mens naar Gods beeld geschapen betekent: zoals God in zijn eeuwige liefde met de Wijsheid, het Woord leeft, zo is de bedoeling dat man en vrouw leven. Dat is wel hoog gegrepen en daar voldoet de mensheid niet erg aan. Salomo en de koningen van Israël hadden liever een harem. Pas in en na de ballingschap is Israël met deze visie van Hosea ernst gaan maken. Israël werd toen zo monogaam als geen heiden dat kon begrijpen.
En ook de kerk heeft dat nooit zo begrepen. In wezen, in de hemel, zijn we, de mensen, engelen. Het man en vrouw zijn is maar voor ons aardse leven. Zo zegt de kerk al zo’n 2000 jaar. Als we de bijbel echter serieus willen nemen, zullen we als kerk hier heel anders over moeten gaan denken en daarnaar handelen. God is niet de ene grote baas, die de mens schept als zijn onderbaasjes. God is de eeuwig liefhebbende in gelijkheid met de Wijsheid, het Woord, en schept de mens als eeuwig liefhebbenden, ook als man en vrouw.
Maar misschien moet de kerk eerst in ballingschap, voordat ze die draai kan maken.
Aart van den Dool