Dialoog over seksualiteit
DIALOOG OVER SEKSUALITEIT
Beste Rens,
In IdW 17 van 16 december 2006 nodigde je uit jouw website te bezoeken. Dat deed ik dus. En wat vond ik? In de eerste plaats een ordelijke en overzichtelijke website vol goede artikelen en preken. Daar moet uit geput worden, dacht ik. Maar wat ik óok vond, was een oude discussie n.a.v. ‘De Venus van De Knijff’ uit 1991!
‘Minstens de vraag naar de seksualiteit in haar uiteindelijkheid zou ik gesteld willen zien’, zeg je daar kritisch. En verder: ‘De liefde als eros behoort tot het eeuwige leven en is ons een voorsmaak van het eeuwige leven…Nu zo iets vinden we toch niet bij Calvijn en in de door hem geïnaugureerde traditie… Zou men dit ontkennen dan moet er met de calvinistische broeders (en mischien ook zusters) nog eens een stevige antropologische discussie gevoerd worden. (Daar zit, behalve ik, ook Van den Dool op te wachten, als ik hem goed begrijp)’.
Ja, je had me goed begrepen. (Ik had toen al deelgenomen aan de discussie). En ik had ook jou goed begrepen, want dat thema had je al vele malen aangesneden in allerlei artikelen van voor 1991, in je proefschrift ‘Liefde tweeërlei’ uit 1990 e in vele artikelen van daarna. Maar hoe is het nu met die antropologische discussie? Die is helemaal niet gevoerd! Jij wordt wat dit betreft doodgezwegen en ik ben helemaal de kerk uitgegooid, toen ik dat al te duidelijk wilde stellen.
Wat is er eigenlijk aan de hand? Ik denk dat de kerk nog in het Victoriaanse tijdperk zit, waarin over deze zaken niet gesproken mag worden en wie dat wel doet is geen net mens. Het uiteindelijke doel van deze kerk schijnt te zijn: nette mensen te zijn.
Maar het is inmiddels 2007. Jij bent uit 1938, ik ook. Moeten we toch niet eens een onnette herrie gaan maken, voordat we er niet meer zijn? We verkeren nu toch in een heerlijke onbezorgde ouderdom, waarin ons niets meer kan schelen, behalve wat ons na aan het hart gaat? En dat is toch die ‘liefde tweeërlei’ en die ‘seksualiteit in haar uiteindelijkheid’?
Mijn uitgangspunt daarbij is Hosea 2: 18: ‘Ik zal je mij tot bruid werven voor eeuwig’, zowel goddelijke liefde, agape als eros dus. Dat is niet nu zomaar een verloren tekstje. Dat is een centrale tekst, die terugkeert in het scheppingsverhaal en de hele bijbel doortrekt. Erg kort geformuleerd. Van deze bijbelse achtergrond zouden we moeten uitgaan en daarover zouden we de dialoog moeten aangaan, bij voorbeeld met onze orthodoxe broeders en zusters van allerlei gezindten. Zij gaan nog steeds uit van de voortplanting als het centrale gegeven van het man en vrouw zijn, in navolging van de heiden Aristoteles. Vandaar die vooringenomenheid met geen-condooms, homoseksualiteit, ongelijkheid tussen man en vrouw. Wij zouden ze moeten zeggen: Lees de bijbel nog eens goed. Het centrale gegeven van het man en vrouw zijn is de eeuwige liefde, zoals Hosea die ziet en Genesis die bevestigt. Dat betekent dus bij voorbeeld: gelijkheid tussen man en vrouw. Gelijkheid is geen liberale uitvinding, gelijkheid is de primaire aandrift sinds Mozes.
In je boek zeg je op blz. 195: ‘Wij menen dit diep getrokken spoor van het “augustiniaanse christendom” als een noodlottig spoor te moeten brandmerken. Aan dit spoor te ontkomen, achten we nog steeds een wezenlijke theologische opgave…’ Juist. En je hebt in je boek en overal elders erg je best gedaan. Maar er reageert niemand op. De hele kerk, en -let op!- de hele maatschappij zit muurvast aan deze klassieke opvatting van mens-zijn: de mens is -in wezen- één in alles gelijk wezen en alle bijzonderheden, zoals man en vrouw zijn bijkomstigheden, die eigenlijk niet van belang zijn.
Van deze opvatting moeten we dus af. De mens is niet in wezen een engel, maar ‘naar Gods beeld schiep hij hem, man en vouw schiep hij hen’. Er staat in de bijbel dus een prachtige visie op het mens zijn, een profetie, een evangelie, maar de kerk doet er niets mee. De kerk zwijgt.
Wij moeten dat echter niet doen. Met een variatie op Lucas 20:40: indien wij zwegen zouden de stenen roepen. En inderdaad, dat is al het geval. De kerk zwijgt. De Da Vinci Code is de nieuwe bijbel. Mensen lichten al tegels uit de straat, denkend ‘het’ te vinden. Want de Code heeft een punt! Je zegt het zelf in je preek over Johannes 20: 1-18: ‘…deze hof bewaart een heel eigen geheim, een heel kostbare ervaring. Als enige van de vier evangelisten vertelt Johannes ons van een verschijning van Jezus in de hof, vlak bij het geopende graf. Een verschijning aan Maria Magdalena. Maria zoekt haar Heer als een wanhopige, radeloze minnares en ze huilt, ze schreit (lezen we enige keren) als een weduwe die haar man verloren heeft, als een moeder wier zoon dood is. Maar door die verschijning van Jezus in de gestalte van een hovenier wordt zij als een bruid gevonden en geroepen door haar bruidegom. En in dat roepen van haar naam “Maria!” en in dat antwoord van haar kant “rabboeni!”(d.i. mijn meester) wordt deze dodenakker tot een tuin, een hof van liefde. Ja, tot een hof van Eden, rond deze nieuwe Adam en deze zijn vrouw, een stukje herwonnen paradijs, waar de klanken en kleuren van het Hooglied…voluit tot hun recht komen.’
Jezus en Maria Magdalena als bruid en bruidegom! Zoals jij het zegt is het bijbels. In dit stuk klinkt heel de bijbel mee. Zo moet het gepredikt worden! Geen verhaal dus, maar prediking.
En wat blijkt uit het succes van De Da Vinci Code? De mensheid loopt voor op de kerk. Zij kunnen de liefde niet zien zonder seksualiteit, de agape niet zonder eros –en vanuit Hosea gezien hebben ze gelijk. Alleen moeten er wel wat verhalen bijgesteld worden vanuit de canon, de bijbel. Maar jij doet dat dus al. En het staat al op internet.
Kortom, over dit onderwerp met al zijn uitstralingen moeten we niet blijven zwijgen. We moeten het naar alle kanten gaan uitwerken. Hopelijk krijgen we ook eens medestanders. Als ik eens in een groepje collega-theologen de vraag stel: Ja, maar in tenach staat toch een heel andere visie op het man en vrouw zijn dan onze klassieke visie?- dan komen er antwoorden als: Ja, ja, dat is zo en zo preek ik ook op de kansel. Maar ondertussen zwijgt de kerk erover en wie dit al te hard zegt, wordt doodgezwegen.
Zo is dus de toestand. Is het geen toestand? Graag krijg ik antwoord van je en wie weet kunnen we een dialoog hierover starten?
Aart van den Dool