Van de redactie
In 1946 verscheen van de Bazelse Fritz Lieb, leerling en vriend van Karl Barth, het boek Rusland onderweg waarin vrijelijk uit Stalin én Dostojevski geciteerd wordt. De titel lijkt typerend voor het crediet dat de Sovjet-Unie na de oorlog lange tijd had: een achtergebleven land dat in enkele decennia wel bij zou trekken. Van dat geloof is niets meer over. Maar als het geen opstap naar het Westen is, wat is Rusland dan wél? In
dit nummer een poging de beer te vangen dan wel enigszins in zijn huid te kruipen.
Drie deskundigen hebben we tot een bijdrage bereid gevonden. Katja Tolstaja, gepromoveerd op het beeld van Dostojevski in de ‘dialectische theologie’, en collega Bestebreurtje, beiden werkzaam bij het INaSEC, wijzen aan de hand van het mausoleum van Lenin op de geperverteerde traditie van het groteske, waarin ook president Poetin verstrikt lijkt te zitten. Brüning doceert in Amsterdam en Nijmegen Orthodoxie, en doorbreekt hieromtrent fijnzinnig enkele clichés. Maar inderdaad is Rusland zonder Byzantium en de ziel der monniken niet te begrijpen.
Ook menig redacteur blijkt iets met Rusland te hebben. Zo roemt De Mik het Russisch volkslied als het wel schoonste op aarde, en mag voor Doedens heel wat literatuur van eigen bodem worden ingeruild voor één boek van Andrej Platonov, in die fantastische mengeling van droom en realiteit. De droom van 1917 is voor de Nederlander Theun de Vries uiteengespat. Ten Boom analyseert diens liefde voor de ’Russen’ als een noodzakelijke poging om aan de Westerse redelijkheid te ontkomen. Constandse beziet Poetin en vreest aan de hand van ‘Leviathan’ van de regisseur Andrey Zvyagintsev voor de rechtsstaat in het Westen. Prosman toont de moeizame omgang met de holocaust in de Sovjet-Unie én hoe de Joden in de postcommunistische tijd juist verantwoordelijk worden gemaakt voor het atheïstisch bolsjevisme. Verbaan toont hoe een dergelijke instrumentalisering van mensen werd ingezet bij de Sovjetwaterwerken en spreekt van de gigantomanie van dictaturen. De lezer zal soms om zoveel absurdisme naar adem moeten happen – of ziet wellicht in de figuur van Tsjaikovski, van wie Prakke tot slot verhaalt, de Russische tragiek samengevat.Maar meer dan dit alles, zijn het misschien toch de gedichten van Mandelstam, Fet, Tjoettsjev, Chodasewitsj en Tsvetajeva die hier licht werpen – of het enige plaatje: de rode Kremlinmuur.
Verder in dit nummer, naast de gebruikelijke meditatie en commentaar: een vervolg op onze serie over de pioniersplekken, een nieuwe aflevering van ‘Cultureel gewicht’ en een reisimpressie rondom Maastricht.
Een goede zomer worde u toegewenst!
Wessel ten Boom
In de Waagschaal – Credo quia absurdum?