De predikant in het predikambt

logo-idW-oud

 

DE PREDIKANT IN HET PREDIKAMBT

De Utrechtse hoogleraar Hoekendijk heeft eens pregnant gezegd: ‘De predikant is er om er voor te zorgen dat ‘het wóórd’ vlees wordt, de gemeente is er om er voor te zorgen dat ‘het woord’ vléés wordt.’

Sinds jaren is de invulling van het ambt van predikant volop in discussie, maar helaas vaak uitsluitend functioneel en organisatorisch. Door het gebrek aan doordenking van de specifieke inhoud van het ambt van predikant bestaat het reële gevaar dat het met predikant en gemeente vlees noch vis wordt. Je hoeft maar de advertenties te lezen waarmee gemeenten predikanten werven of je merkt dat het ‘domineesambt’ veelal beschouwd wordt als een kapstok waaraan alle kleren van de diverse facetten van het gemeentezijn worden opgehangen. Alsof de predikant alle charismata van 1 Kor. 12 in eigen persoon dient te verenigen.

Daarom is het goed dat er in de serie Om het Levende Woord als deel 17 een uitgave verschenen is met als doel een bijdrage te leveren “aan het goede gesprek en overleg over de betekenis van het ambt van predikant en over hoe dat ambt in de kerk praktisch en organisatorisch vorm zou moeten krijgen”. Aan dit boek, getiteld Dominee of tentenmaker? De predikant als tolk en getuige, (1) hebben 16 auteurs meegewerkt en in hun bijdragen wordt het onderwerp met een grote diversiteit aan invalshoeken benaderd. Enkele artikelen raken slechts zijdelings aan het gestelde doel, maar daarnaast wordt bijbelstheologisch, dogmatisch, kerkhistorisch, organisatorisch en oecumenisch materiaal geboden dat de theologische reflectie op het ambt van predikant inspireert en verdiept.

De rode draad in de diverse bijdragen is de m.i. bevrijdende concentratie van het predikantschap op de dienst van het woord. Herhaaldelijk wordt met instemming verwezen naar de klassieke benamingen van de predikant als ‘herder en leraar’ en ‘dienaar van het woord’. Zoals Frans Breukelman in zijn afscheidspreek in Simonshaven zei (p.11), is de predikant ‘geroepen om vanuit de Heilige Schrift het Woord van God te verkondigen.’

Zoals het bij een goed boek betaamt, kwamen er al lezend diverse vragen in mij op. Ik noem er enkele.

Ik vroeg me soms af of men niet te ver doorschiet bij de concentratie van de dienst van het woord wanneer hier en daar gesproken wordt van dienst áán het woord. M.i. kan het in het ambt van predikant niet gaan om dienst aan het woord maar om de bediening ván het woord in dienst aan Hem, die het Woord van God is. Het nauwgezet luisteren naar het Schriftwoord is een heilige predikantstaak, maar m.i. niet omdat de woorden en letters van de geschreven grondtekst in zichzelf heilig zijn, maar omdat zij verstaan en verstaanbaar vertolkt moeten worden in dienst aan Hem, het mensgeworden, vleesgeworden, Woord, in wie alleen ons heil is.

Een ander moment kwam de vraag bij mij op of de concentratie op de verkondiging van het woord wel voldoende consequent wordt doorgezet, met name in de overigens behartigenswaardige bijdragen over het pastoraat en het herderschap van de predikant. “De herder is tegelijk leraar, hij is herder doordat hij leraar is en omgekeerd” (p.59). Ik vraag mij af of we met de woorden ‘en omgekeerd’ toch weer in een tweevoudige taakstelling voor de predikant terechtkomen, waar ik de voorkeur zou geven aan een enkelvoudige, namelijk de dienst van het woord. De predikant weidt de kudde m.i. niet “onder andere”, maar bovenál ‘door ze iets te leren: de Schriften te verstaan die van Messias Jezus getuigen.’ Het herderschap van de predikant dient naar mijn mening niet begrepen te worden als een aparte taak naast de bediening van het woord, maar als een uitvloeisel van en vervolg op de bediening van het woord. Dat ik aan deze eenvoudige concentratie van de predikant op de dienst van het woord hecht, heeft wellicht mede te maken met het feit dat ik gedurende zeven jaar synodezittingen heb meegemaakt. Er ging bijna geen synodezitting voorbij waarin niet het advies gegeven werd om ter wille van het herderschap van de predikant enig agogisch, psychologisch of sociologisch onderricht toe te voegen aan de theologische studie. Indien al deze goedbedoelde adviezen ook inderdaad gerealiseerd zouden zijn, zou de theologische studie nu minstens anderhalf keer zo lang duren en wellicht nauwelijks meer als theológische studie te herkennen zijn!

Een en ander betekent natuurlijk allerminst dat de predikant zich uitsluitend in de binnenkamer met de bestudering van de Schrift bezig zou houden. De bediening van het woord kan alleen herderlijk, pastoraal, gebeuren. “De predikant zij vreemdeling, maar niet wereldvreemd” (p.134), en moet weten waar de gemeente (inclusief hem/haarzelf) zich in de wereld en waar de wereld zich in de gemeente bevindt. Bovendien is de bediening van het woord niet een zaak van woorden alleen, maar van woord en daad. De predikant is geroepen voor te gaan in de navolging van de grote en unieke Voorganger en “doet dus niets anders dan met woord en daad verwijzen naar de Pastor Bonus” (p.59).

Ik vroeg mij tenslotte wel af of de praktische en organisatorische vragen rondom het predikantschap er in deze uitgave niet wat mager afgekomen zijn. Terwijl ze juist van groot belang zijn, omdat niet weinig predikanten maar ook gemeenten met de praktische invulling van dit ambt grote moeite hebben. Verwachtingspatronen en taakstellingen van gemeenten divergeren immers soms nogal met datgene wat van een predikant verwacht zou mogen worden én van wat juist níet van haar/hem verwacht zou mogen worden. In de richting van de predikant is inderdaad de vraag te stellen: “durft de predikant zich nog te concentreren?” Anderzijds zullen de gemeenten zich opnieuw duidelijk(er) bewust moeten worden wat het ambt van predikant wél en wat het níet wil en kan zijn.

Natuurlijk betekent dit alles niet dat de predikant in heel zijn doen en laten uitsluitend op één ding, namelijk de bediening van het woord, gericht zou zijn. Het is aannemelijk dat ook een predikant, naast de roeping tot het ambt van predikant, nog meerdere gaven heeft. Er is niets op tegen om ook zo’n gave in dienst van de gemeente, van de kerk en vooral van in de samenleving te stellen. Als het voor predikant en gemeente maar duidelijk is en blijft waar het in het ambt van predikant als zodanig om gaat.

Al met al biedt de uitgave Dominee of tentenmaker? De predikant als tolk en getuige een goede en inspirerende voorzet voor een verdere inhoudelijke doordenking van het ambt van predikant en ik hoop van harte dat daar kerkbreed vruchtbaar gebruik van zal worden gemaakt.

G. Henk van de Graaf
________

1) Onder redactie van Wouter Klouwen, Ad van Nieuwpoort e.a. Kok Kampen 2007.