De Giacometti’s en het veranderende mensbeeld

logo-idW-oud

 

De Giacometti’s en het veranderende mensbeeld

Op bezoek in een Duitstalig land kan het een wat ontgoochelende ervaring zijn als je daar op een verhuisauto de naam Bach ziet staan en wanneer even later blijkt dat de loodgieter Schubert heet. Eenmaal aangekomen in Zwitserland blijkt de naam Pestalozzi niet alleen verbonden te zijn met scholen en kindertehuizen maar eveneens met een hotel en met een Bäckerei-Konditorei. Nog gevarieerder is het met de naam Giacometti. Maar in dit geval betreft het dan ook een grote en bekende kunstenaarsfamilie in Zwitserland waarvan diverse leden actief zijn geweest.

Voor een argeloze toerist niet gemakkelijk om uit elkaar te houden: Augusto (1877-1947) de maker van gebrandschilderde ramen in zoveel Zwitserse kerken, onder andere in Klosters en Davos, zijn neef Giovanni (1868-1933) een niet onverdienstelijk neo-impressionistisch kunstschilder en vooral bekend als de vader van Alberto (1901-1966) die Zwitserland tot ver over zijn landsgrenzen bekend heeft gemaakt met zijn surrealistische beeldhouwwerken. Alberto had dan nog twee broers die eveneens kunstzinnig waren: Diego die hem bij het maken van zijn beeldhouwwerken assisteerde en zelf vooral bekend is geworden als meubelontwerper, en Bruno die architect is geworden en vooral naam heeft gemaakt als ontwerper van het Zwitserse paviljoen voor de Biennale in Venetië in de jaren vijftig.

De twee die er meeste uitspringen zijn: Augusto, die verantwoordelijk is voor de gebrandschilderde ramen, en Alberto, de maker van de beeldhouwwerken. Het is boeiend om hun uitgangspunten en hun zienswijzen op de mens te vergelijken. De eerste werkte tijdens het interbellum en de tweede in de naoorlogse periode.

Augusto

Augusto vervaardigde in 1928 voor de Kirche St. Jakob in Klosters in het koor drie ramen met als titel ‘Der Jakobstraum’. De drie ramen vormen een thematische eenheid. In het middelste zijn vier engelen te zien die aandachtig opstijgen en weer neerdalen alsof ze de gebeden en zuchten van de mensen naar boven en de gaven en krachten van God naar beneden brengen. De bewegingen zijn vloeiend en stralen tegelijkertijd een innerlijke rust en harmonie uit. Zelf zegt Augusto dat zijn gehele werk gedragen wordt door de betrekking op het bovenaardse. Dat sluit volgens hem het religieuze in, niet in dogmatische betekenis maar als grondhouding. Zijn grote voorbeeld is Fra Angelico wiens werk hij in Florence had bewonderd. Onwillekeurig doet Giacometti’s streven naar ‘innerlijke rust’ denken aan de antropologische beschouwingen van Pestalozzi – nog steeds een klassieke Zwitserse autoriteit – die zijn Abendstunde eines Einsiedlers (1780) laat beginnen met de uitspraak: ‘Der Mensch muss innere Ruh haben’. Die wordt verkregen als de opvoeding begint in relatie met wie de nauwste betrekkingen bestaan. Dat is in de eerste plaats met God want ‘ Gott ist die näheste Beziehung der Menschheit’. En daarnaast natuurlijk met de ouders in het gezin, de ‘Wohnstubenerziehung’. De huiselijke verhoudingen zijn fundamenteel voor de menselijke ontwikkeling en fungeren als model voor alle latere sociale relaties. De drie levenskringen – gezin, arbeid en staat – hangen met elkaar samen. Geloof in God is bij Pestalozzi nog fundamenteler dan de gezinsopvoeding: ‘Auch dein Haus, Mensch, und sein weisester Genuß beruhigt dich nicht immer. Gewalt und Grab und Tod ohne Gott zu leiden, hat deine sanft, gut und fühlend gebildete Natur keine Kräfte … Gott – dein Vater, in diesem Glauben findest du Ruhe und Kraft und Weisheit, die keine Gewalt, kein Grab erschüttert.’

Alberto

In 1948 bereikte Alberto zijn grootste triomf in New York in de galerie van Pierre Matisse met een expositie van zijn draadachtige figuren: lange, uiterst dunne figuren die lijken te zijn aangevreten door uitwendige krachten. Onwezenlijke wezens die langs elkaar heen leven. Volgens sommige interpretatoren gaat het om de uitbeelding van mensen in hun existentiële kwetsbaarheid en angst.

De relatie met het naoorlogse klimaat en de beleving van de zinloosheid van het leven ligt voor de hand. Sartre schreef een korte begeleidende tekst bij de tentoonstelling waarin hij zich afvroeg of het na Auschwitz überhaupt nog wel zin had om beeldhouwwerken te maken. In het werk van Alberto Giacometti zag hij echter een nieuw begin van de beeldhouwkunst die zich in de drieduizend jaar daarvoor voornamelijk had beziggehouden met ‘levende lijken’. De levenloze figuren uit de voorafgaande beeldhouwkunst noemde hij één grote leugen. De kunst had zich te lang laten leiden door het Grieks-Romeinse ideaal van de mimesis. Giacometti’s tegenontwerp bevat volgens Sartre het existentiële geheim waarin de kenmerken van ‘Unbehaustheit’, verlatenheid, geïsoleerdheid en ‘Hineingeworfensein’ van de moderne mens worden uitgebeeld.

De figuren van Alberto Giacometti zijn soms in groepen opgesteld (‘Place’, 1948; ‘Quatre Femmes sur socle’, 1950; La Forêt’, 1950) maar komen desondanks geïsoleerd en eenzaam over. Weg zijn de nauwe betrekkingen met de ander en God lijkt geheel afwezig. Een wereld zonder illusies.

Misschien is het voor de huidige Zwitserse samenleving veelzeggend dat zij zich op allerlei wijzen naar buiten toe presenteert met de werken van Alberto Giacometti. Zijn beeltenis staat sinds 1998 op het bankbiljet van honderd frank. In hetzelfde jaar trad Zwitserland op als gastland bij de Frankfurter Buchmesse en presenteerde zich daar op kunstgebied met een Alberto-Giacometti-Schau. Volgens de organisatoren omdat Giacometti als voorbeeld kan dienen voor de Zwitsers om uit hun huidige identiteitscrisis te geraken. Men vraagt zich namelijk nog steeds in ernst af of het beter is om aansluiting te zoeken bij Europa en de rest van de wereld of om zich trots terug te trekken in isolement. Alberto Giacometti was het moeiteloos gelukt om wereldburger te zijn en tegelijkertijd sterk verbonden te blijven met zijn vaderland.

In het Kunsthaus in Zürich blijven de bronzen geestverschijningen van Giacometti fascineren. Maar wanneer kunst wordt verstaan als een creatieve verbeelding van ontwikkelingen in de samenleving, dan houdt Giacometti de bezoeker een angstwekkende spiegel voor en lijkt “Gott als näheste Beziehung der Menschheit” wel heel ver weg.

Daan Thoomes

——————

Literatuur:

Hitz, F., M. Kaspar-Kuoni (1993). Die Kirche St. Jakob in Klosters. Herausgegeben von der Evangelischen Kirchgemeinde Klosters-Serneus

Liedtke, M. (1992). Johann Heinrich Pestalozzi. Hamburg: Rowohlt Taschenbuch Verlag, p. 67.

Reißer, U., N. Wolf. (2003). Kunst-Epochen. Band 12. 20. Jahrhundert II. Stuttgart: Reclam, p. 45-48.