Reizen en schrijven

logo-idW-oud

 

REIZEN EN SCHRIJVEN

Paul Theroux, geboren 10 april 1941 te Medford in de Verenigde Staten, reist om er over te schrijven. Hij werd vooral bekend door zijn eerste reisboek, ‘The Great Railway Bazaar’(1975). Hij heeft ook vele romans geschreven. Een aantal viel in de prijzen en werd verfilmd. In één van zijn romans ‘The Famly Arsenal’ spelen terroristen uit de achterbuurten van Londen een rol. Hij zag aankomen wat er zou gebeuren.

Zijn reisboeken kenmerken zich door een heel persoonlijke observatie en het is te merken dat de romanschrijver ook daar niet geheel afwezig is. In zijn eerste reisboek schreef hij aan het einde:…’the difference between travel writing and fiction is the difference between recording what the eye sees and discovering what the imagination knows. Fiction is pure joy – how sad I could not reinvent the trip as fiction’. Hij ging voortaan op zijn vele reizen kijken met het oog en met de verbeeldingskracht. Theroux woonde 20 jaar in Londen. Toen hij ontdekte dat hij daar bleef hangen en weinig van Groot-Brittannië had gezien, besloot hij een reis te maken langs de kust, met de klok mee. De reis resulteerde in het boek ‘The Kingdom by the sea’ (1983), in het Nederlands ‘Het drijvende koninkrijk’. Het was schrijven over een land in de taal van dat land.

Ontmoetingen

Theroux maakte de reis langs de kust in 1982 toen Tatcher premier was, de Falkland-oorlog woedde, de paus als eerste van de pausen een bezoek bracht aan Groot-Brittannië en prinses Diana een zoontje kreeg, prins William. In de reisboeken van Theroux gaat het niet alleen over de plaatsen die hij bezoekt, het landschap dat aan hem voorbijtrekt, maar ook, en niet in de laatste plaats, om de ontmoetingen met mensen. Actief en creatief zoekt hij mensen en hij vertelt zijn verhaal door de verhalen van de mensen die hij ontmoet te vertellen, talloze kleine en soms wat grotere verhalen die deel uitmaken van zijn eigen verhaal.

Direct aan het begin van zijn boek, als hij in de trein zit naar Margate, zijn er al de mensen, aardige mensen en een stelletje skinheads met stampende laarzen en schreeuwerige stemmen. Als zij de wagon binnenkomen, wordt het stil, angstig stil; er ontstaat een sfeer van doodsangst. Maar een klein meisje verbreekt de stilte en zij laat zich niet het zwijgen opleggen: ‘Pappie, waarom zeggen die mannen “lazer op”’?

Gekleed in een versleten leren jasje, een spijkerbroek en vettige wandelschoenen, en met alleen een rugzak als bagage, zoekt hij contact met mensen, in de treinen en bussen, op de wandelingen en als hij onderdak heeft gevonden. Praktisch altijd staan de mensen hem te woord. Hij wordt geconfronteerd met de onrustbarende werkloosheid, de verloedering van steden en dorpen, de dreigende ondergang van het openbaar vervoer. Van de treinen is de ene lijn na de andere opgeheven en nog andere staan op de nominatie, vooral de boemeltreintjes. Er is gespreksstof genoeg. Neem alleen de treinen en het weer.

Theroux wil weten hoe de mensen leven, wat zij denken en voelen. Hij wordt op zijn wenken bediend. Als zij niet met hem praten, observeert hij hen en maakt hij toch een verhaal over hen. In een pension is het echtpaar Chandler. Zij zijn op huwelijksreis. Zij praat en praat, en hij knippert met zijn ogen en zegt niets. Zij is robuust, roodwangig en spraakzaam, vol daadkracht. Hij ziet er vreselijk uit, ‘alsof ze hem ’s nacht beroofde van zijn levenskracht’.

Hij ontdekt dat de mensen vaak instemmend schrijvers citeren die zij nooit hebben gelezen, precies zoals ze plaatsen waar ze nooit waren geweest, veroordeelden als ordinair of saai. Hij bezoekt een Butlin’s vakantiekamp waar mensen zich vermaken achter hekken, alsof zij gevangenen zijn.

Hij komt in Ulster, waar elk plaatsje eruit zag alsof het elk moment rellen verwachtte. Hij typeert het daar als ‘een oude gemeenschap met een goed geheugen voor het verleden, en zonder enig instinct voor de toekomst’. Je baadt daar in haat, maar er is ook veel wanhoop om een situatie zonder perspectief.

Heel anders is het in Schotland en zeker in de Hooglanden. Op een ochtend in Mallaig hoort hij bij zijn ontbijt dat prinses Diana een zoontje heeft gekregen ‘Iedereen was blij: een erfgenaam voor de troon. Het was weer zo’n nationale gebeurtenis in een veelbewogen periode. De Falkland-oorlog was begonnen en geëindigd in de tijd dat ik op reis was. De paus was verschenen en weer verdwenen. De Koninklijke Baby was geboren…’

In de Hooglanden geniet hij van het land en van de mensen. Er is veel armoe. Op de schrale grond wonen en werken de mensen, de groene, vruchtbare grond behoort aan de grootgrondbezitters. Hij ontmoet een veearts die hem meeneemt naar een herder en zijn zuster. Ze zijn daar welkom. De zuster was de’gevangenis van de armoe’ ontvlucht en naar Amerika gegaan. Zij had bij mensen in de huishouding gewerkt, maar was ziek geworden. In Amerika moet je niet ziek worden. Ze was teruggekomen en was geopereerd, want in Groot-Brittannië wordt iedereen geholpen. De veearts zegt tegen Theroux: ‘Je weet dat je in de Hooglanden bent wanneer de mensen je zo verwelkomen. Niemand wordt weggestuurd. Als je bij de deur van een Hooglander verschijnt, wordt je binnengelaten’. De herder beaamt dat. Dokter Pike heeft daarover een gedichtje in het
Gaelic, dat in vertaling zo klinkt:

Ik zag een vreemdeling gisteren.

Ik zette voedsel op de plaats waar men eet,

Ik zette drank op de plaats waar men drinkt.

Er was muziek op de plaats waar men luistert,

En de leeuwerik zong zijn lied!

Dikwijls, dikwijls, dikwijls, dikwijls

Komt Christus in de vermomming van de vreemdeling.

Herkend

In St. Andrews wordt Theroux herkend door Freda Robertson, inkoopster van de grootste boekwinkel aldaar. Zij is dol op boeken. Als hij haar vertelt dat hij een tocht maakt langs de kust, vraagt ze hem om een gunst. ‘Nu u, zoals u zei, langs de Britse kust reist, ziet u heel veel plaatsen. In de helft van die plaatsen ben ik nooit geweest en zal ik waarschijnlijk nooit komen. Wat ik van u wil is dat u voor mij een non-fictionboek schrijft, over een reis langs de Britse kust. Ik denk dat het in mijn winkel heel goed verkocht zou worden, maar dat is niet het belangrijkste. Wat ik bedoel is: ik zou het graag willen lezen.’ Dat boek is er dus gekomen. Bij gesprekken maakte Theroux aantekeningen en elke avond schreef hij over zijn ervaringen van de dag. En dat was de stof voor het boek.

In de plaats Barrow komt het ook tot een soort herkenning. Tien jaar eerder zat Theroux in de Oriënt-Expres van Parijs naar Istanboel met een fragiele oude man, die een beetje mysterieuze indruk maakte. Toen de trein stopte, was de man uit de trein gestapt om wat eten te kopen. Terwijl hij nog op het perron stond, was de trein gaan rijden, zonder meneer Duffill. Zijn naam was voor Theroux tot een werkwoord geworden. ‘Geduffilled worden’ betekende achtergelaten worden door je eigen trein. Hij had de bagage van meneer Duffill afgegeven aan het station in Venetië, met een briefje erbij. In Barrow denkt Theroux weer aan meneer Diffill, want dat was de plaats waar hij woonde. Duffill leefde niet meer, maar wel zijn schoonzuster, en Theroux komt veel over hem te weten. De ouders van Diffill waren arm, maar hij was een briljante knaap. Hij leerde vele talen. Na de eerste wereldoorlog werkte hij een tijd in Duitsland voor een internationale instelling. Zijn vrienden in Berlijn dachten dat hij misschien een informant was van de Britse geheime dienst. In 1935 was hij onverwacht uit Duitsland vertrokken. Ook na zijn pensionering was hij blijven reizen. Duffill was toch in Istanboel aangekomen, zij het een dag later. Theroux vertelde aan de schoonzuster wie hij was en hoe hij meneer Duffill had ontmoet. Zij zei dat zij het boek had gelezen en iedereen in Barrow. Duffill zelf had het boek echter niet gelezen. Zijn relaas over meneer Duffill beëindigde Theroux aldus: ‘Het zou een voorrecht zijn geweest hem persoonlijk te kennen, maar zelfs als we vrienden waren geworden, zou hij nooit hebben bevestigd wat mijn sterke vermoeden was – dat hij vrijwel zeker een spion was geweest’. De verhalen over mevrouw Freda Robertson en meneer Duffill behoren tot de langere verhalen in het boek.

Een typering

Theroux noemt een reden waarom Engeland zo moeilijk voor hem te beschrijven was: een groot deel was beschreven door grote mannen, en alleen al door het feit dat een plaats in een literair werk voorkwam, kan zo’n plaats veranderen, want literatuur was in staat het onopvallendste hoekje van Engeland in een heiligdom te veranderen’. Op elke plaats is volgens Theroux Engeland weer anders ‘en elke kilometer heeft een eigen sfeer’. Maar er zijn toch wel dingen die typisch zijn voor heel de kust: iedere plaats ‘heeft een Esplanade en daarop altijd een Muziektent; er was altijd een Oorlogsmonument en een Rosarium en een bank met een klein, vlekkerig bordje dat meedeelde Ter gedachtenis aan…’ Er wordt nog meer genoemd, maar ik laat het hierbij. Theroux heeft nogal wat critici. De kritiek is wel eens terecht, maar iedereen zal moeten toegeven dat hij is ‘the master of studied vignettes’. Hij ziet wat hij ziet en dat roept zijn verbeeldingskecht wakker.

M.G.L. den Boer