The Lehrhaus, een praktische aanpak
Een medestuderende intellectueel hier in Zuid-Limburg wees me op The Lehrhaus. Deze website biedt uitstekend studiemateriaal. Bijvoorbeeld een commentaar met als titel Torah Study and the Digital Revolution: A Glimpse of the Future, door Moshe Koppel en Avi Shmidman (28 januari 2020). De vraag evenwel die een praktische toepassing vraagt, luidt: hoe te leren? Volgens welke methode? Een goede inleiding biedt de volgende publicatie: dr. Jos Op ’t Root: ‘Uitgangspunten van het vrije joodse leerhuis toen en nu’, in: Morasja Kehillat Jaacov, Het erfdeel van de gemeente van Jacob (Dewariem 33-4), Stichting Leerhuis Limburg, oktober 1988, 31-48. Enkele samenvattende lijnen uit die studie (waar we vanuit de PKN-gemeente Maas-Heuvelland ons voordeel mee zien te doen) vindt de lezer hier, met tot slot een praktijkvoorbeeld.
1. Inleiding. Rosenzweig (1921): “das Jüdische ist meine Methode, nicht mein Gegenstand.” Dus: geen abstracte begrippen, los van het leven. Liever ook niet veel aandacht voor de methode. “Helderheid is … toevlucht voor hen die niets te zeggen hebben.” Liever wel als uitgangspunt: joods denken, joods leren, joods leven.
2. “Ich bleibe also Jude.” Voor Rosenzweig waren gesprekken, gesprekken over de ontwikkelingen van de Europese cultuur, belangrijk. Rosenzweig overwoog om als jood over te gaan tot het christendom (1913), het christendom dat in het Europese Duitsland zo’n machtige rol speelde. Een orthodoxe gemeenschap in Berlijn nam hem op om ‘de dagen van ommekeer’ mee te maken. Wat er gebeurd is? Rosenzweig koos ervoor jood te zijn en te blijven. “Ich bleibe also Jude.” Het volk Israël is reeds bij de Vader. Rosenzweig vraagt daar erkenning voor. Hij ervoer dat het jodendom persoonlijk bij hem hoorde. En als jood … weer denken, leren en leven. Vandaar dat hij kon zeggen: “das Jüdische ist meine Methode.”
3. Joods denken. Joods denken hield in: het denken met het leven te verzoenen. “Het westerse denken heeft zich losgemaakt van het leven” en gaat over abstracties en ideeën. Het joodse denken houdt zich bezig met het leven en de werkelijkheid. “Immer ist Begriff … mein Begreifen.”
4. Joods leren. Lernen geschiedt ter wille van het joodse leven. Leren brengt nieuw leven in de gemeenschap. “De moderne jood (1920) kere terug (niet naar zijn eigen manier van leven maar) naar zijn eigen jood-zijn.” De koninklijke weg vanaf het begin tot op de huidige dag.
5. Joods leven. “Wir haben uns nichts um das Tote zu sorgen, sondern das Leben zu leben.” De schriftelijke en de mondelinge Torah geven hiervoor aanwijzingen. Leven naar de traditie is niet leven vanuit het verleden maar leren en houden van de Torah is leven met dit verleden, geïntegreerd in het heden, in betrokkenheid op de toekomst.
6. Beth ha-Midrash. In het Beth ha-Midrash wordt onderzoek gedaan. Met het oog op het leven van alledag. Onderwijs en leren zijn in elke gemeenschap van groot belang. De zwangere Rebecca ging al in het leerhuis. De Verlichting (die het joodse leren onder zware druk zette) bracht Rosenzweig tot de opvatting en praktijk dat (alleen) het joodse denken, leren en leven een antwoord kon zijn.
7. Het vrije joodse leerhuis. Rosenzweig richtte in 1920 het vrije leerhuis op. Hier de zaak. Kom als jood naar het leerhuis. Ook al heb je geen aansluiting bij de joodse traditie. Ook al heb je geen diploma’s en ben je vrij. Het leerhuis wil open staan voor iedereen die wil (beginnen met) lernen. Leraren doen er goed aan om als leerlingen mee te doen met leergroepen. Wat is van belang? Aanwezigheid. Het leggen van verbindingen. Iedere mens die een ander vindt om mee te leren, kan een leerhuis beginnen.
8. Nieuwe ontwikkelingen. Leerhuis Limburg vindt in deze uitgangspunten zijn aanvang. Jos op ’t Root en Cees Bak zijn zo begonnen. Aanvankelijk zonder vaste plaats. Met thema’s als geestelijke gezondheid. In het leerhuis staat niet de leraar als deskundige en als gever van informatie in het middelpunt.
9. Methodisch-didactische uitgangspunten. Leren is niet in de eerste plaats horen, maar doen. Exodus 24, 7. “Nicht alles vorher wissen.” Iedere leerling dient een bijdrage te kunnen leveren. Thuis leest iedere deelnemer (een deel van) de tekst en maakt notities. Op de bijeenkomst worden de notities geïnventariseerd. Een samenvatting volgt. En dan het gesprek. In het gesprek is het van belang onderscheiden te maken. Telkens wordt nagegaan of iemand vragen of opmerkingen bij de tekst heeft.
10. Een voorbeeld. Vanuit de Protestantse Gemeente Maas-Heuvelland (PGMH) een voorbeeld uit een leerkring. Enkele studerenden leveren een bijdrage. Ernstig vertrekpunt was de NPO-uitzending ‘Rememberance Day’ van 27 januari 2020. Student A had moeite met Ronald S. Lauder [voorzitter van het World Jewish Congres, red.]. Vanwege het gebrek aan afstand. Ter vergelijking de benoeming van de nieuwe directeur van het Mauritshuis. Martine Gosselink is vanwege het Rijksmuseum betrokken geweest bij exposities over slavernij met als basis hedendaags diversiteitsbeleid. Zal dat engagement in het Mauritshuis voldoende distantie garanderen? Geschiedenis vraagt om een zekere bezonkenheid. Vraagt deze nieuwe functie niet meer bezonkenheid dan Martine kan opbrengen? Om deze distantie een parallel te geven noemde student A. de toespraak van Ronald S. Lauder. De Amerikaan had z.i. onvoldoende afstand bewaard. Zijn vermenging van verleden en heden, de actualiteit tegenover Israël, maakte de redevoering eigenlijk ongepast. Student B. stelde tegenvragen. Zou het niet van belang zijn de toespraak van Lauder te interpreteren naast de voordracht van Duda? De Poolse president Andrzej Duda bracht het lot van de Europese burgers die in Auschwitz vermoord waren in samenhang met Psalm 44 en sprak uit dat de Joden als schapen naar de slachtbank waren geleid. Waarom stelt student A. over die rooms-katholieke interpretatie geen vragen? Lauder trekt het verleden door naar het heden. In overeenkomst met gedenken en herdenken. De actualiteit van toen licht op in het nu. Is dat niet bijbels? Deze manier van interpreteren is toch de praktijk van de christelijke kerk? Student A. in gesprek met student B., welke opbrengst geeft hier het leerhuis?
André van Dijk
André van Dijk is oud-redactielid van In de Waagschaal. Hij begon in 1972 als docent Nederlandse taal en letterkunde aan het Sint Maartenscollege te Maastricht en werkte daar tot 2018 als docent (klassieke) retorica.
In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 4. 4 april 2020