Tachtig jaar na Tambaram

logoIdW

Kraemers The Christian Message herlezen

Er wordt veel herdacht dezer dagen. Het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Het einde van de Eerste Wereldoorlog. Het begin van de Synode van Dordt. Deze december is het ook tachtig jaar geleden dat de Missionary Council in Tambaram bijeenkwam. Voor een Liber Amicorum bij de tachtigste verjaardag van een bevriende collega uit de zendingswereld herlas ik The Christian Message in a non-Christian World, het boek dat Hendrik Kraemer schreef met het oog op Tambaram. Ik las het eerder gedurende de voorbereidingscursus van mijn eigen uitzending naar Indonesië. Het samenleven in een multiculturele en -religieuze samenleving hield mij toen nog niet zo bezig. Tijdens mijn theologiestudie en eerste predikantswerk had ik me vooral gericht op de vragen van de secularisatie. Dat veranderde in de periode in Indonesië (2000-2006) waar toen etnische en religieuze spanningen tot gewelddadige uitbarstingen leidden, maar waar ook door ontmoeting en dialoog toenadering tussen godsdienstige groepen werd gezocht. Na mijn terugkeer in Nederland bleek ook hier het multiculturele en -religieuze debat hoog op de agenda te staan. Met die ervaringen in het achterhoofd herlas ik het opus magnum van Kraemer(1)

Veranderde context

De context waarin Kraemer zijn boek schreef, vertoont grote verschillen met de wereld van nu. Toch had Kraemer toen al een scherp oog voor komende ontwikkelingen. Zo bracht hij twee belangrijke wijzigingen aan in de opdracht te schrijven over ‘the approach of Christianity towards the non-christian religions.’ Kraemer verving de term ‘christendom’ door ‘de christelijke boodschap’: het empirisch christendom was immers lang niet altijd een zegen geweest. Het gaat alleen daarom al niet om verspreiding van het christendom, maar van het evangelie. Een tweede correctie: in plaats van over ‘niet-christelijke godsdiensten’ spreekt Kraemer in de titel over de ‘niet-christelijke wereld’. Daar hoort ook het ooit gekerstende Westen bij. Hij spreekt van een Westerse crisis van politieke, culturele en religieuze onzekerheid. ‘God is utterly irrelevant in this world and this life’(2). Ook keert Kraemer zich al voor de oorlog tegen de koloniale politiek van het Westen, omdat die de gerechtvaardigde drang tot zelfontplooiing van de bevolking in de koloniën belemmert. Ten slotte meent Kraemer dat in de toekomst de Oosterse godsdiensten (islam en boeddhisme) wereldwijde invloed zullen krijgen en het Westerse denken en de Westerse wereld zullen beïnvloeden. In het signaleren van deze ontwikkelingen was hij zijn tijd duidelijk vooruit.

          Natuurlijk is veel in The Christian Message ook door de tijd ingehaald. In onze tijd zou het bijvoorbeeld onwenselijk en onaanvaardbaar zijn dat ter voorbereiding van een internationale zendingsconferentie de grote godsdiensten in de wereld beschreven en geëvalueerd worden vanuit het perspectief van één enkele Europese christen, hoe erudiet en ter zake kundig die ook zou zijn.

Kraemers exclusieve uitgangspunt in Gods openbaring

Kraemer is wel getypeerd als ‘Barth in mission’. Sporen van de theologie van Karl Barth zijn in The Christian Message duidelijk aanwezig. Kraemer benadert de religies, het christendom incluis, vanuit Gods openbaring in Christus. Dit leidt tot een dialectische verhouding tegenover de godsdiensten. Zoals God in zijn openbaring de wereld oordeelt én aanneemt, zo is de openbaring Gods oordeel over alle religies. Maar er zijn in de religies tegelijkertijd elementen die bijgevallen kunnen worden. Het gaat Kraemer uitdrukkelijk niet om een vergelijking van de godsdiensten die overeenkomsten en verschillen systematisch in kaart brengt. Hij is juist afkerig van een theoretische benadering van godsdiensten. Kraemer heeft steeds concrete godsdienstige realiteiten en het concrete werk van de zendeling voor ogen. De context waarin de zendeling werkt, bepaalt mede of er sprake zal zijn van afwijzing, herkenning en mogelijke samenwerking.
Kraemers uitgangspunt in Gods openbaring leidt tot de afwijzing van twee theologische visies op de verhouding tot de niet-christelijke godsdiensten. De eerste betreft de vooral in de 19e eeuw gangbare evolutionistische visie. Daarin wordt een gemeenschappelijke basis van de godsdiensten erkend. Andere godsdiensten delen op onvolmaakte wijze in dat wat in het christendom op volkomen wijze tot vervulling is gekomen. In deze theologie van de religies lijkt sprake van openheid voor andere religies, maar speelt van meet af aan een verborgen christelijk superioriteitsgevoel. De tweede visie, die in onze tijd gangbaarder is, gaat ervan uit dat godsdiensten particuliere uitdrukkingen zijn van één enkele, niet door taal te bevatten religieuze essentie en waarheid. Iedere godsdienst heeft deel aan deze essentie en waarheid, maar laat er ook altijd niet meer dan slechts een aspect van zien. Deze visie biedt ruimte voor waardering voor de diversiteit van godsdienstige overtuigingen en gebruiken. Een bezwaar is echter dat deze visie moeilijk recht kan doen aan de onherleidbaarheid en eigenheid van godsdienstige overtuigingen en expressies. Ieder verschil wordt gerelativeerd vanuit de gedachte van een veronderstelde hogere, mystieke eenheid. Er is dan eigenlijk geen ruimte voor conflicterende overtuigingen. Verder leidt de opvatting dat alle religies deelhebben aan een verheven, goddelijke waarheid gemakkelijk tot veronachtzaming van het goddeloze en inhumane dat zich in alle religies altijd ook voor kan doen en voordoet. Kraemer was zich door de ontwikkelingen in Europa in de dertiger jaren van de vorige eeuw juist sterk bewust van de demonische kant van religies en ideologieën.

Godsdiensten als totaliteiten

Kraemers afwijzing van een catalogus van overeenkomsten en verschillen tussen godsdiensten komt ook voort uit zijn opvatting dat iedere godsdienst een samenhangend geheel van overtuigingen, uitingen en gebruiken vormt. Die intrinsieke samenhang wordt veronachtzaamd als uit een godsdienst enkele elementen geïsoleerd worden om die met elementen van een andere godsdienst te vergelijken. Kraemer benadert de godsdiensten daarom als een geheel dat gekenmerkt en doortrokken wordt door een fundamentele en essentiële levens-, mens- en Godsopvatting. Aan dat wezen van de godsdienst ontlenen de afzonderlijke elementen hun betekenis en uitsluitend vanuit dat wezen kunnen ze beoordeeld worden. Een kritische vraag hierbij is of deze visie juist niet leidt tot de door Kraemer afgewezen beschrijving van een ‘godsdienst in abstracto’. De gerichtheid op het wezen van een godsdienst doet gemakkelijk onrecht aan de diversiteit binnen een godsdienst en aan de dynamiek van een godsdienst. Godsdienstige overtuigingen en gebruiken veranderen onder invloed van tijd en context. Dat wordt in een essentialistische typering van een godsdienst niet verdisconteerd. Mijn eigen ervaring in de jaren in Indonesië is dat sociaal-culturele verschillen tussen aanhangers van dezelfde godsdienst (bijvoorbeeld West-Europese christenen en christenen in Azië) soms groter zijn dan godsdienstige verschillen tussen mensen met dezelfde sociaal-culturele wortels en achtergrond. Voor dat gegeven is in Kraemers benadering van religie en religies theologisch weinig ruimte. De inzet bij Gods openbaring wijst wel op de noodzaak de bijbelse boodschap in de eigen taal en context te verwoorden. Maar de onmiskenbare invloed die de eigen context op het verstaan van het evangelie heeft, wordt, als die al wordt verdisconteerd, niet positief gewaardeerd. Het evangelie moet wel met behulp van de taal van de niet-christelijke ontvanger worden uitgedrukt. Taal is niet alleen uitdrukkingsmiddel, maar ook weerspiegeling van de leefwereld. Die leefwereld komt in en met de taal waarin het evangelie uitgedrukt wordt dus altijd mee. Het evangelie stempelt niet alleen de context, maar de context ook het evangelie.

De houding van de zendeling als ‘point of contact’

Kraemer gaat uitvoerig in op de kwestie van de zogenaamde ‘points of contact’: aanknopingspunten voor de boodschap van het evangelie in de ontmoeting met niet-christelijke religies. Barth ontkende niet dat God ook buiten de sfeer van de bijbelse openbaring in mensen kan werken en feitelijk werkt, maar werkt die gedachte bewust niet verder uit. Voor de zendingsman Kraemer is dat onbevredigend. Contact met mensen die het evangelie niet kennen maakt de vraag naar mogelijke ‘points of contact’ onvermijdelijk. Kraemer ziet in het verlangen en de vraag naar God, die in alle religies aanwezig is, zo’n ‘point of contact’. In de concrete ontmoeting en situaties zullen zich nog andere ‘points of contact’ aandienen. Uiteindelijk, zegt Kraemer, vormen de opstelling en houding van de zendeling zelf het belangrijkste ‘point of contact’. Het komt aan op zijn onvermoeibare en authentieke interesse in de godsdienst, ideeën, gevoelens en instituties van het volk waar hij werkt. Zo draait Kraemer de kwestie van mogelijke ‘points of contact’ honderdtachtig graden om. Want als de persoon van de zendeling het ‘point of contact’ is, vormt niet een of ander element van de andere religie, maar de persoonlijke ontmoeting het verbindingselement. De zendeling is ‘contactpersoon’ en zijn houding en opstelling openen de mogelijkheid om de boodschap van het evangelie ter sprake te brengen (of staan die in de weg). Het feit dat Kraemer in The Christian Message de persoon van de zendeling uiteindelijk het enige ‘point of contact’ noemt, bevestigt dat hij van mening was dat in de zending verbindingslijnen door ontmoeting en dialoog tot stand komen. Kanttekening daarbij is wel dat de dialoog voor Kraemer in het kader staat van de verkondiging van de unieke christelijke boodschap. Zij is middel, geen doel. Voor Kraemer is zending getuigenis en daarmee uiteindelijk eenrichtingsverkeer. Ontmoeting en gesprek veronderstellen echter altijd verkeer in twee richtingen. Ze veranderen niet alleen de aangesprokene, maar ook de spreker. Voor dialoog in die zin is bij Kraemer geen ruimte. Bij de Japanse theoloog Kosuke Koyama, met wiens werk ik tijdens mijn verblijf in Indonesië in aanraking kwam, lijkt dat anders. Over hem in een volgend artikeltje meer.

Jilles de Klerk

Dr. J.M. de Klerk is predikant in Wassenaar

(1) H. Kraemer, The Christian Message in a non-Christian world, New York 1938 (voortaan: The Christian Message).

(2) idem, 7.

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 12. 1 december 2018)