De Römerbrief van Marquardt

logo-idW-oud

 

DE RÖMERBRIEF VAN MARQUARDT

In de vorige jaargang is uitgebreid aandacht besteed aan de vertaling van de Römerbrief van Karl Barth. Ik zou iedereen willen aanraden om naast Barths Römerbrief ook de interpretatie door Marquardt van dezelfde brief te lezen. Met Barths commentaar was de rol van de Brief aan de Romeinen in de dialectische theologie niet uitgespeeld. Een leerling van Barth, Friedrich-Wilhelm Marquardt (1928-2002), ontdekte de betekenis van het levende Jodendom voor de christelijke theologie en vond in de Brief aan de Romeinen een Bijbelstheologisch kader voor deze ontdekking. Hij bespreekt de Brief aan de Romeinen in de derde en laatste paragraaf van de eerste band van zijn christologie (Das christliche Bekenntnis zu Jesus, dem Juden, 1990, p. 180-297; voor een samenvatting verwijs ik naar het artikel van Den Dulk in de bundel Marquardt lezen, 2003, p. 36-61).

Marquardt ziet in de Brief aan de Romeinen een nieuwtestamentische poging om Jezus Christus te verstaan in het kader van het oudtestamentisch verstaan van de werkelijkheid. En dat niet alleen. De brief aan de Romeinen laat volgens Marquardt zien dat Paulus Jezus ziet als degene die het mogelijk maakt dat niet-Joden samen met Joden leven tot eer van God. Dat samenleven vindt zijn oorsprong en doel in de eenheid van God zelf. Die eenheid heft het onderscheid tussen Joden en heidenen niet op, maar dit onderscheid komt in het gezamenlijk maar gedifferentieerd dienen van God juist tot zijn recht. Als we Marquardts interpretatie tot in de essentie terugbrengen en vergelijken met die van Barth, valt een verschil op dat tegelijkertijd een overeenkomst is. Waar kort gezegd Barths lezing van de Brief aan de Romeinen een illustratie is van de stelling ‘God is God, de mens is de mens’, leest Marquardt de brief als bewijs van de stelling ‘een Jood is een Jood, een heiden is een heiden, en door Jezus Christus kunnen zij samen God dienen’. De denkfiguur van het blijvend betekenisvolle onderscheid tussen twee entiteiten is hetzelfde bij Barth en Marquardt, maar wat er onderscheiden wordt is verschillend.

Wat is nu het belang van de interpretatie van Marquardt? De lezing van de Brief aan de Romeinen door Marquardt biedt een systematische reflectie op de Joodse identiteit van Jezus en de Joodse achtergronden van het Nieuwe Testament. Er is veel aandacht voor de Joodse achtergronden van het Nieuwe Testament en dat Jezus een Jood was, is voor weinigen een ontdekking. Maar of deze inzichten ook hebben doorgewerkt in onze theologie en met name onze christologie is nog maar de vraag. Als Marquardt ons dan zijn lezing van de brief aan de Romeinen presenteert, dan leert hij ons om telkens weer gedifferentieerd te spreken over de betekenis van Jezus Christus voor Joden en heidenen. Hij leert ons om onze christologie te ontwerpen op basis van de nieuwtestamentische verbinding van Jezus Christus met de wereld van het Oude Testament. Als we op dit punt met een schuin oog naar Barth kijken, moeten we constateren dat bij Barth de begrippen Jood en heiden nogal abstract worden gebruikt. Waar ‘joods’ staat daar leest Barth vooral ‘religieus’. Marquardt leest waar Jood staat ook echt Jood, met alle historische en materiële aspecten van dien. Daarmee helpt deze leerling van Barth ons om toch ook het concrete Jood-zijn van Jezus Christus een plek te geven in de christologie.

Dit heeft twee verrassende consequenties. Ten eerste deze. De interpretatie van Marquardt is daardoor namelijk beveiligd tegen een eenheidsdenken, dus een denken dat een poging doet alles op één noemer te brengen. In dit denken fungeert altijd iets als norm waaraan dan de rest wordt gemeten. Dit is typerend voor het modernisme en we zien dit denken, ook vandaag de dag, terug in de theologie. Hoe voorkomt Marquardt dat het één de maat wordt voor het ander? Het thema van de Brief aan de Romeinen is volgens Marquardt het verschil in de verhouding van God tot Israël en tot de heidenen. Voor Marquardt is er dus eenheid in het feit dat zowel Joden als niet-joden een relatie met God hebben, maar die relatie is gedifferentieerd. Deze relatie tussen God en Israël respectievelijk de volken zou ook moeten leiden tot een relatie tussen Israël en de volken. Sterker nog, de verschillen tussen de verbondspartners zijn constitutief voor de mogelijkheid van een relatie. Volgens Marquardt is de illusie van gelijkheid een blokkade in een relatie. Bijbels gesproken is de juiste verhouding een relatie tussen twee eigensoortige individuen. Marquardt schrijft: ‘een vreedzaam verbond tussen geenszins gelijken’. Marquardt laat zien dat de komst van Jezus Christus het onderscheid tussen Joden en heidenen niet opheft, maar juist tot volle bloei laat komen. Dat kan omdat in Marquardts theologie Jezus Christus niet alles bepalend is. Iets wat in sommige andere theologische ontwerpen wel zo is. We zouden kunnen zeggen dat die ontwerpen lijden aan christomonisme, alles moet op de noemer van Christus gebracht worden. Jezus Christus verwordt dan tot een abstracte grootheid die niets naast zich duldt. Vaak komt dan bijvoorbeeld het werk van de Geest of de humaniteit onder druk te staan. Dit verwijt van christomonisme is Barth ook wel eens gemaakt en dat is niet geheel ten onrechte. Op dit punt is Marquardt een correctie op Barth die toch blijft in de dialectische traditie.

Een voorbeeld in het hedendaagse theologische Nederland van een dergelijke christologie is het ontwerp van A. van de Beek, zoals hij dat ontvouwt in Jezus Kurios, 1998 en De kring om de Messias, 2002. Jezus Christus is daar dermate ‘alles in allen’ dat er van een pneumatologie nauwelijks sprake kan zijn. En ook, en dat is in dit verband interessant, komt het onderscheid tussen Joden en heidenen te vervallen. De Christus, een abstracte constructie, is een soort zwart gat, met gewicht oneindig en uitgebreidheid nul, geworden. Zoals een zwart gat alles in zich opzuigt, zo zuigt ook de christologie van alles in zich op, ook de verkiezing van Israël. Als Marquardt dan laat zien, dat er post christum natum door Paulus nog steeds op onderscheiden wijze over Israël en de volken wordt gesproken, dan beveiligt hij daarmee zijn theologie tegen een nivellering die uiteindelijk alleen maar tot de ontkenning van identiteit kan leiden. En wat er na de ontkenning van identiteit kan gebeuren, is sinds Auschwitz duidelijk volgens Marquardt.

Ten tweede zou ik willen wijzen op de gemeenschapstichtende kracht van Marquardts lezing van de brief aan de Romeinen aan de hand van wat Marquardt zegt over de wet. Marquardt spreekt gedifferentieerd over de wet en haar betekenis voor Joden en heidenen. Christenen zijn volgens Paulus “aan de wet gestorven”. Volgens Marquardt heeft dit vaak tot misverstanden geleid en heeft men gedacht dat Gods wet niet geldt voor christenen. Maar christenen zijn niet aan de Thora gestorven, maar aan de ‘nomos’ van hun vroegere socialisatie. Door de doop, waar Marquardt met Paulus de nadruk op legt, sterven heidenen aan de gebondenheid van het zonder God in de wereld zijn. Die doop is deelname aan het leven van Jezus Christus. En deze Jezus was Jood. Dat is geen toeval en daarom heeft zijn Jood-zijn invloed op de levensdeelname van de heiden aan Christus. Zij gaan met Christus leven met de Thora. Doordat zij door Christus gaan leven met de wet, worden zij gered van zijn neutraliteit, die niets minder is dan onverschilligheid, zinloosheid en leegte. Als Christenen vrij zijn van de wet, dan zijn zij vrij van hun heidense gemeenschap met zijn zielloze natuurwet. Als zij vervolgens tot de Joodse gemeenschap gaan behoren door hun doop in verbinding met de Jood Jezus Christus, dan komt daarin ook hun binding aan de Thora mee. Het is immers Gods Thora die constitutief is voor de Joodse levensgemeenschap. Door Jezus Christus wordt de levengevende wet krachtig te midden van heidenen, zoals dat altijd al zo bedoeld was, want de Thora was er altijd niet alleen voor de Joden, maar met het oog op alle volken. We zien hier dat Marquardts gehamer op het onderscheid tussen Joden en heidenen en de gedifferentieerde verhouding van deze beide groepen tot God en Jezus Christus uiteindelijk het verbond tussen deze beiden op het oog heeft. Dat moeten we niet te romantisch en te gezellig voorstellen. Er is en blijft, ook in Christus, verschil en dus afstand tussen Joden en heidenen. Verbond is iets anders dan vermenging!

Voor mij is Marquardt een inspirerend theoloog omdat hij in de manier waarop hij Romeinen leest, laat zien dat het mogelijk is een christologie te ontwerpen die niemand bedreigt, maar ieder tot zijn recht laat komen. Daar is niets zoetsappigs aan. Als een heiden gerechtvaardigd wordt, dan moet er ook gerechtigheid geschieden en daar houden heidenen niet van. Marquardts christologie is een pijnlijke christologie. Behalve dat blijft het ook een christologie die een reële gemeenschap van Joden en heidenen beoogt terwijl Joden en heidenen in Barths Römerbrief nogal abstract blijven. Daarom zou ik iedereen willen aanraden om Marquardt vooral naast Barth te lezen!

Jan Willem Stam