Plaatsvervanging en de NT. gegevens
PLAATSVERVANGING EN DE N.T. GEGEVENS
Als we de eerste gemeente definiëren als leerlingen van Jezus, dan zijn ze twaalf in getal de vertegenwoordiging van Israël. Daartoe behoren ook Petrus en Paulus, maar ik ben er niet zeker van hoe hun positie in later tijd te formuleren. Hebben zij zich uitgeschreven of zijn ze lid van Israël gebleven? Was het maar zo simpel?! en konden we het op het gemeentehuis maar gaan navragen.
Het door ten Boom opgebrachte fenomeen plaatsvervanging heeft hiermee te maken. Ik denk dat we bij Paulus en eventueel Petrus zullen moeten kunnen aantonen hoe het zit.
Kijken we eerst naar de Romeinenbrief. Nog op voorstel van K.H. Kroon op deze wijze: lees die brief vanuit de hoofdstukken 12, 14, 15 en 16. Hier komt Paulus tot de praktische punten die hij maken wil, het doel van zijn brief. Dat is de vereniging in Christus van jood en niet-jood. Van hieruit is het betoog de eerste 8 hoofdstukken lang tot joden gericht, bij wie Paulus het pleidooi voert niet-joden toe te laten en vervolgens zijn de hoofdstukken 9-11 gericht tot niet-joden, bij wie Paulus het pleidooi voert de joden te accepteren. Het ligt allemaal vrij subtiel, het gaat in beide afdelingen over joden en niet joden, maar het is werkbaar en in ieder geval is het mogelijk het te lezen zoals Kroon aangeeft, zoals ik heb gedaan in mijn Delftse Leerhuis. Kroon heeft hier lang over nagedacht en het tenslotte gewaagd. De grote premisse is de ene gemeente van joden en niet-joden – zoals duidelijk wordt in de hoofdstukken 12 vv. De focus is de ene gemeente van joden en niet-joden samen, die zich verenigen rond Jezus Christus of zoals Paulus even vaak zegt Christus Jezus; hier in de Romeinenbrief is Christus nog de soortnaam en Jezus de eigennaam. Deze ene gemeente staat voor Israël, dat kun je nauwelijks plaatsvervanging noemen.
Ik laat het even bij deze globale beschrijving. Want als ik het nu goed zie gaat het Ten Boom erom wat vervolgens is gaan gebeuren. De brief van Paulus is om zo te zeggen mislukt. Die ene gemeente heeft het niet gered. Wel zijn er nog jaren lang joodse christenen geweest die al dan niet samen met anderen de Heer geloofd hebben en het brood hebben gebroken en de beker geheven. Maar op den duur zijn de joodse christenen verdwenen. De bestaande Jezus-gemeenten werden judenfrei.
Dit proces wordt door ten Boom nu theologisch verstaan – zo, dat wat in de Schrift inderdaad een gegeven is, dat de Eeuwige gezegend zij Hij, op twee benen loopt en nu eens met Zijn ene voet naar voren gaat, dan weer Zijn andere voet naar voren zet, – bij hem een soort van grundlegend dogma wordt. Het heet Plaatsvervanging.
En inderdaad: In het eerste testament kan verkiezing overgaan in verwerping. Zoals bijvoorbeeld in het verhaal van Saul en David, hier neemt David de plaats in van Saul. Of neem het verhaal van Jozef, Benjamin en Juda in het laatste deel van Genesis, hier nemen Jozef en Benjamin de plaats in van Juda. Ook dit kun je Plaatsvervanging, al vraag ik me af of dat verhelderend werkt.
Gebeurt nu iets dergelijks ook in het 2e testament zo, dat het een basis in de theologie moet worden? Of is de geschetste ontwikkeling naar ‘Judenfrei’ toch eigenlijk van na het 2e testament en kunnen we zoiets als plaatsvervanging voor de gang van zaken beter inslikken om verwarring te voorkomen. Het is te veel gezegd, het is vooral te snel gezegd.
Kunnen we tenslotte nog een goed woord over Christus zeggen? Hoe formuleren we zijn weg en werk? Ook hier wordt m.i. verscheiden gesproken. In de synoptische evangeliën lijkt de dood van Jezus in het verlengde te liggen van de verwoesting van Jeruzalem, hier heeft hij ook de dood van Jeruzalem op zich genomen. De Efezebrief ziet Christus vooral als de brug tussen hen die wie ver waren (lees niet-joden) en nu nabij gekomen zijn en hen die al nabij waren (de joden) zo dat de scheidsmuur tussen beiden is afgebroken. In beide gevallen gaat het om verzoening!
En dus: Plaatsvervanging? Nee, niet zo als Ten Boom voorstelt. Het lijkt te veel op imperialisme.
Wout van der Spek