‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’
‘IK BEN DE WEG, DE WAARHEID EN HET LEVEN’
Waarheid lijkt door de golven van het relativisme te zijn verzwolgen. ‘Het hangt er maar vanaf hoe je er tegenaan kijkt,’ is de verfijnde positie van de hedendaagse intellectueel. Dat biedt mooie perspectieven voor de godsdienst; kennelijk mogen we er ook weer religieus naar kijken. Maar zouden we daar dan blij mee moeten zijn? Iedere andere positie mag immers ook. Alleen door waarheid op te geven lijken tegenstrijdige posities handhaafbaar te zijn. Moeten we bereid zijn deze prijs dan maar te betalen, of is het wenselijk het waarheidsbegrip nog eens nader te bezien? Ik denk het laatste.
Problematisering van de waarheid
Waarheid is een moeilijk begrip. De reden is dat het uit tenminste drie elementen bestaat die ook in de filosofie maar nauwelijks onderscheiden worden. Klassiek werd waarheid verstaan als de overeenstemming tussen de woorden en de dingen. Wat anachronistisch geanalyseerd zijn er dan drie aspecten te onderscheiden: de waarheid zoals die in taal wordt gebruikt (het subjectieve waarheids-predicaat ‘x is waar’), de waarheid zoals die in zichzelf is (de eigenlijke objectieve waarheid van de werkelijkheid zelf) en de overeenstemming tussen die twee (de corresponderende relatie). Zolang de correspondentie is geborgd, is dit een opvatting die inhoudelijk betekenis kan hebben. In het pre-modernisme was dit het geval. Er was een instantie die de correspondentie gezagsvol beheerde: de autoriteit van de kerk, belichaamd in de paus. Als hoogte autoriteit kon de paus de waarheid uitzeggen, in feite omdat niemand hem tegen kon spreken. De paus had de waarheid in pacht (en pas toen dat was betwist was het noodzakelijk het in het onfeilbaarheidsdogma van 1870 vast te leggen).
De kurk waar deze pre-moderne kentheorie op dreef was het waarheidsmonopolie van de kerk. Welke betekenis dat had komt scherp aan het licht in de reformatie. Met de betwisting van het gezag van de paus kwam er ineens een alternatief, en bleek de pauselijke gezagsvolle ‘lezing’ slechts een interpretatie. Het feit namelijk dat de reformatie een andere interpretatie gaf, ondermijnt niet alleen het gezag van de paus, maar ook de positie van de waarheid. De borging van de overeenstemming tussen woorden en dingen is verbroken, omdat de alternatieve interpretaties de vraag oproepen welke van de mogelijkheden de juiste is. De gevolgen zijn enorm. Terwijl waarheid in de pre-moderniteit nooit een probleem was geweest (want samenviel met de gezagsvolle uitspraken van de paus), en daarmee ook altijd voorhanden en ‘aanwezig’ was geweest, komt in de moderniteit de waarheid ineens op afstand te staan. Subject en object worden gescheiden, waarbij de interpreet een subject is geworden en het object een interpretandum; de interpretatie hangt er tussenin. We beschrijven hier het ontstaan van de hermeneutiek.
Waarheid als zoektocht
Waarheid is in het modernisme een probleem geworden. De directe toegankelijkheid is niet langer gewaarborgd. Maar dat zou betekenen dat waarheid verloren is gegaan. Tenzij via de subjectiviteit een indirecte toegang tot de waarheid hervonden zou kunnen worden. De moderne waarheidsconceptie is te begrijpen als een zoektocht naar de objectieve waarheid die alleen via een inter-subjectieve waarheid te bereiken is. Dat is precies wat het modernisme altijd heeft geprobeerd. De gedachte was dat als we ergens een waarheid zouden kunnen vinden waar geen verschil van mening over zou kunnen bestaan, de waarheid hervonden zou zijn. Als het ondenkbaar is dat er een verschil van interpretatie is, dan kan de werkelijkheid zelf niet anders zijn. Het modernisme zocht, met het cogito van Descartes, het empirisme van Hume en Kant’s transcendentale subject, naar noodzakelijke waarheden waar ‘ieder weldenkend mens’ niet anders over zou kunnen denken.
Christelijke waarheid
In de theologie werden soortgelijke pogingen ondernomen. Een wetenschappelijke benadering van de Bijbel zou de waarheid aan het licht moeten kunnen brengen. De kerkelijke twisten hadden de juistheid van de interpretatie ter discussie gesteld, maar door het uitzuiveren van de subjectieve aspecten zou de objectieve waarheid wel weer boven water komen. Daartoe moest de Schrift zo neutraal mogelijk worden bestudeerd en in ieder geval geen vooringenomen kerkelijke positie willen bevestigen. Dan zou duidelijk kunnen worden wat er ‘echt stond.’ Natuurlijk is dit een veel langer en complexer ontwikkeling geweest dan hier beschreven kan worden, maar we herkennen ongetwijfeld de achtergrond van het protestantse theologische curriculum: kennis van de grondtalen, van bijbelse theologie en geschiedenis als voorwaarden om tot juist verstaan van de Schrift te komen.
Toch was al heel snel duidelijk dat het zo makkelijk niet zou zijn. Reeds tijdens het godsdienstgesprek te Marburg (1529) bleek dat aangaande het avondmaal geen overeenstemming werd bereikt tussen de reformatoren. Zonder de gezagsvolle stem van de paus doken in protestantse hoek onherroepelijke meningsverschillen op. Maar daarmee herhaalde de vraag zich welke van de interpretaties de juiste was, en bleef de waarheid op afstand. De reformatie zaagde van dik hout planken. Terwijl de filosofie naar een methode zocht om tot eenheid te komen, kondigde de theologie de eenheid simpelweg af. De belijdenisgeschriften werden voor deze taak gebruikt. Hoewel de meeste confessies niet als zodanig waren geschreven, werd simpel vereist de leerstellingen te aanvaarden zodat een fundamentele overeenstemming was geforceerd. De confessionele waarheid is daarmee in feite een conventionele waarheid: waarheid bij afspraak.
De protestantse waarheidsopvatting heeft zich altijd bewogen tussen het Sola Scriptura en de confessie. Beide deze polen zijn echter niet langer berekend op hun taak. Objectieve bestudering van de Schriften toonden niet de juistheid aan van de teksten, maar ontmaskerden ze als onjuist. Althans wat betreft de punten die er godsdienstig toe doen. Belangrijke feiten als schepping, wonderen, opstanding, verzoening, goddelijkheid van Christus e.d. bleken historisch onhoudbaar of in ieder geval niet te bewijzen. Met de ontzuiling zijn de dammen van de confessie daarbij doorgebroken. Niet alleen bleek ook de confessie voor meerdere uitleg vatbaar, ook heeft zij altijd een secundaire status ten opzichte van de Bijbel. De ‘papieren paus’ lijkt bovendien meer het eigen gelijk dan Gods waarheid te celebreren. Ook hier valt veel meer over te zeggen, maar de normatieve rol van Schrift en confessie lijkt in onze tijd hoe dan ook geen eenheid meer op te leveren, en daarmee waarheid onbereikbaar te maken.
Postmoderne waarheid
Wat te doen? Ik zie drie strategieën, die alle drie het wezenlijke probleem niet oplossen. Ik bespreek ze kort en geef een richting tot een alternatief. Een eerste reactie is fundamentalisme. Hierin wordt het waarheidsprobleem ontkend en vastgehouden aan de eigen waarheid. Hermeneutisch zwak en filosofisch onhoudbaar, is vooral de theologische consequentie onaanvaardbaar. Het vereist een isolement in zichzelf, een afsluiten van de cultuur (de buitenwereld die demonisch wordt verklaard), en daarmee een zelfvoldane zelfzucht. Een tweede poging is ontmythologisering. De Bijbelse waarheid wordt erkend, maar vereist een vertaling. Alles wat niet strookt met onze wetenschappelijk blik wordt in hedendaagse termen gevat. De waarheid is hermeneutisch geworden. Ten derde is er de agogische variant. Hier wordt de religieuze waarheid opgegeven. Van belang is slechts of de godsdienst een contemporaine betekenis kan hebben, ongeacht de vraag of het allemaal wel waar is. Waarheid is weg, of heeft slechts als therapeutisch ‘goed gevoel’ betekenis.
Alle drie deze overlevingsstrategieën hanteren echter dezelfde waarheidsopvatting: een objectieve waarheid, waarbij de tekst van de Bijbel een beschrijving moet zijn van de echte waarheid. Fundamentalisten ontkennen dat hier een probleem mee kan zijn, hermeneuten vertalen deze waarheid, die niettemin normatief blijft, en agogen onderstrepen deze waarheidsconceptie juist door haar scherp te ontkennen.
Ik ben ongelukkig met al deze pogingen, ook al zou ik de meeste sympathie voor de hermeneuten hebben. Probleem lijkt mij te zijn dat het objectieve waarheidsbegrip in essentie een groot gebrek aan vroomheid kent. Het legt de waarheid ‘elders,’ in de Bijbels tekst, of in het verleden, en altijd is de vraag of onze interpretatie de juiste is. Maar waarom zou dat een vraag moeten zijn, als Christus ‘de weg, de waarheid en het leven ís’? Dat is geen zaak van beschrijving, maar van commitment. De vraag is niet of het ‘echt waar’ is, maar of jij je leven ernaar wilt richten.
De insteek hiertoe is een filosofisch perspectief op het waarheidsbegrip. Als de objectieve waarheid niet direct toegankelijk is, dan rest ons slechts de subjectieve ingang. In termen van waarheid gaat het dan om het waarheids-predicaat: de vaststelling dat ‘x is waar.’ Bij gebrek aan toegang tot de objectieve ‘echte waarheid’ kan dit predicaat principieel niet corresponderend worden getoetst, maar wordt daarmee nog niet leeg. Het waarheidspredicaat markeert namelijk aanvaarding. De vaststelling dat ‘x is waar’ betekent dat het handelen ermee in overeenstemming wordt gebracht. En dat men desgevraagd daarop aanspreekbaar is. Waarheid is niet een beschrijving, maar markeert het opnemen van verantwoordelijkheid (in de ruimste zin van het woord).
Waarlijkheid
Een voorbeeld mag deze gedachte verduidelijken. Het verhaal van de opstanding krijgt in objectieve zin betekenis door de vraag of het ‘echt is gebeurd’. De waarheid van de opstanding wordt dan in het verleden, en in handen van historici, gelegd. Aangezien een opstanding uit de doden hoogst onwaarschijnlijk is, zal dan de juistheid van de opstanding moeten worden ontkend. In mijn voorstel krijgt Pasen echter geen betekenis in het verleden, maar in de paasliturgie. Op de groet ‘de Heer is opgestaan’ wordt het antwoord gegeven: ‘Hij is waarlijk opgestaan!’ Dat is geen verwijzing naar een feit dat al of niet echt gebeurd is (alsof het betwijfeld zou moeten worden), maar is de aanvaarding van een perspectief dat het geleefde leven richting mag geven.
Waarheid zou hiermee opnieuw een directe rol gaan spelen. Maar, zoveel moet wel duidelijk zijn, niet langer universeel, en voor iedereen overal en altijd geldig. Het wordt een zaak van persoonlijk commitment en verantwoordelijkheid. Maar daarin niettemin absoluut.
Wouter Slob
Auteur is predikant in Zuidlaren (PKN) en bijzonder hoogleraar Protestantse Kerk, Theologie en Cultuur in Groningen