Slaaptekort

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Dit besluit, op deze manier, met zoveel tegenstand – want alle adviezen waren toch kritisch, van ‘doe dit niet’, en toch zoveel tegenstemmen… ‘Zoveel mogelijk met eenparigheid van stemmen’ – maar nee: ‘we denken hier toch gewoon verschillend over’. Waarom bij zo’n ingrijpend besluit niet gedacht, alles afwegende, ook de kritiek: laten we hier toch nog even mee wachten. Laten we er nog een nachtje over slapen? En die ene vraag, of dat rapport anders was geweest als ze de opdracht van de synode wél goed opgevat hadden, was die vraag nou nog beantwoord? En dat ze denken dat die academische theologie toch wel blijft…

Maar hoe kan dit mijn eerste gedachte zijn bij het wakker schrikken, midden in de nacht? Of ‘gedachte’, gedachten, en nog veel meer, beelden, flarden, er flitst van alles door mijn hoofd. Maar dan dit als eerste? Word ik hier wakker van? Vond of vind ik dit zo belangrijk…? Is dit dan zo erg? Blijkbaar… Maar waarom heb ik dan niet veel eerder wat gedaan? Waarom nu pas, nu opeens? Raakt me dit dan echt zo? Toch wel… Het gaat om datgene waar ik met hart en ziel mee bezig ben: de bediening van het Woord. Dat waartoe ik me geroepen voel, waar ik mij aan geef, wat me vaak zo zwaar valt… Hoe men daarover spreekt… Tja, lichtvaardig? Alsof dat best goed komt, dat je daar niet zo zwaar aan moet tillen… Als je maar gelooft, kan dat best ook lager opgeleid… Dat is het. Dat raakt mij. En de kerk… Maar toch, toch: dat dit het dan is, dat ik wakker schiet om een synodebesluit… Dat ik dat zo erg vind, is dat eigenlijk niet heel erg erg?

Dus: niet Gaza. Niet het klimaat. Niet de waanzin van Trump en PVV, de lompheid, de stompzinnigheid… Alsof me dat niet raakt en deprimeert… Ik werd er alleen vannacht niet wakker van. Eergisteren was het toch Israël en Gaza? Toen was ik ook al zo vroeg, zo onverklaarbaar wakker opeens – en waarom? Alsof ik niet elke avond doodmoe ga slapen, alsof ik niet elke minuut slaap dubbel nodig heb! Hoe kom ik dan opeens zo klaarwakker, midden in de nacht, met een volkomen overgeactiveerd brein – alsof alles wat anders onbewust in de dromen op topsnelheid gebeurt, onder narcose, alle operaties van ordenen, registeren, beleven en verwerken, alsof ik daar nu bewust bij ben… Maar ik wil gewoon slapen! Die plotseling spoorloos verdwenen slaap – daar nog een uur, of hoe lang is het, nog in verdwijnen. Die verkeerde, te vroegtijdige afslag van mijn systeem naar ontwaken ongedaan maken.

Of is het niet verkeerd, en is het niet voor niets? Is het een sein van het brein, een signaal dat nog niet verwerkt en opgeborgen kan of mag – een sein: van binnen of buiten het brein? Het is een ingeving? Dat actie nodig is? Is dit dus een teken van betekenis, dat je iets moet, een interventie, zoals eergisteren over Gaza en Israël? Dat was al even opeens en even scherp, intens en lucide, zoals eerder allerlei vondsten, voor een preek… Dat ontwaken met opeens het inzicht, helderheid – eureka! Opeens, vanuit de slaap, het licht, zien hoe het is, de waarheid of althans een stuk daarvan. Hoe het moet, of hoe het kan. Of wat ik moet. Al blijkt later ook vaak genoeg van niet, en blijft er bij daglicht niets van over. Van het geniale, overtuigende, openbarende.

Toch bleef het over Gaza en alles daaromheen overeind – nog steeds wil ik daarover schrijven. Had of vond ik maar de tijd! Of moet ik die er gewoon voor maken? Een paar uur minder slapen en schrijven: ‘Ik ben zionist’. Om het zionisme niet aan de Joden en aan rechts over te laten, en nog minder aan christelijke biblicisten en fundamentalisten. Te gaan staan voor die staat, tegen iedereen die die weg wil hebben, iedereen die zijn antisemitisme nu probleemloos kan verpakken als antizionisme. Om solidair te zijn, een deel van de haat en het geweld op te vangen, en deel te nemen aan het zionisme, een zionisme dat de vrede zoekt, dat kritisch, links en socialistisch is. Te gaan staan voor die staat, maar radicaal anders. En zionist te zijn net zo goed voor Gaza. Ik denk: dat is toch anders dan alles wat er al is, aan standpunten en geluiden?

Maar er moet zoveel. Eerst nog een ander stuk, ik kom er niet aan toe. En dan nog, wat denk ik dan? Dat het ook maar enig verschil zal maken? Het haalt toch niets uit, zo’n stuk… Het haalt niets uit, dit malen in de nacht. Laat me toch slapen! Brein, hart, laat me met rust! En misschien is het juist helemaal het verkeerde geluid. De verkeerde kant. Misschien is het zionisme niet meer te redden, al niet meer het redden waard. Is het werkelijk veel dubieuzer en kolonialer zoals ik gister las, en was ik al die tijd met mijn Israël-theologie – hoe kritisch ook – toch echt misleid. Was het vooral heel wit en westers. En komt het daarom ’s nachts zo woest kolkend in mij naar boven. Want dit is wat ik ben, ben er existentieel mee verweven geraakt. Alles wat nu allemaal op de helling gaat. De kerk. En Israël. Als volk en land en staat. De Sjoah. De theologie van ervoor en erna. De theologie van het Woord. De theologie op zich. Het Woord, als kritische tegenstem, onttoverend, ontnuchterend. Die je wakker roept en waakzaam maakt. Al je dromen en illusies doorprikt, je de werkelijkheid laat zien als schepping. Zo geloofde ik het.

Maar nu… Moet je niet eerder zeggen dat dat Woord vooral verwoestend was? Het Woord geweld was. Dat wij ons eraan vergrepen hebben. Het fataal koloniaal hebben misverstaan. De mens als beeld Gods, als God zelf heersend, ingrijpend, cultiverend, exploiterend – als die wereld toch niet heilig was, als die tot puur materie onttoverd was. En al onze kennis en kunde, dat moest toch, door God gegeven… Hoe succesvol was dat niet! De kolonie, de missie, dat leek toch gezegend – hoe konden we dat anders zien? Al die gekleurde, primitieve volken met hun culturen en vele goden, dat was de bijbelse strijd tegen heidendom en afgoderij opnieuw! Verering van het bestaande, van schepselen in plaats van de Schepper! Hen moesten we kerstenen en ontwikkelen.

Nu wakker te worden uit die droom, wreed gewekt en wakker geschreeuwd. Te zien wat het in werkelijkheid geweest is, wat het heeft bewerkt. Te weten wat we eerder niet wisten, wat we niet wilden zien. Te weten nu dat het anders moet, maar niet of dat nog kan en hoe dat moet. Maar weet ik het werkelijk niet, of wil ik het ook nu niet weten? Er zijn de warriors voor social justice, de rebellen tegen de uitsterving. Zij kennen de feiten en de trends en weten dat wachten niet meer kan. Maar ik wacht. Zij zijn onweerstaanbaar wakker. Ze hebben ontegenzeggelijk gelijk. Toch wacht ik nog – wat zij zeggen dat niet meer kan. Is het traagheid, is het zonde? Is het mijn afwachtende aard? Wacht ik vergeefs? Of wacht ik op iets wezenlijks? Wacht ik in wezen niet op God, op U, o Vader – wat ook al zo scherp wordt bevraagd…? Moet ik zelfs dat intieme loslaten? Dacht ik daarbij ooit aan geslacht of gender? Ik dacht van niet, maar dat het niet evengoed een moeder kan zijn, zegt dat niet genoeg… en ‘hen’ en ‘hun’… ik wil niet anti of foob zijn, maar ik vind het lelijk en het is toch ook mijn taal en inclusie betekent toch dat we allemaal mee mogen praten en we moeten toch iets beters kunnen bedenken…

O God, ik wacht nu allereerst op slaap. Niet dit malen, maar gewoon slapen. Geef me die vijf, zes uur van onderduiken, van weg zijn – want meer zijn het er niet, het is al ongezond weinig. Die paar uren weg-zijn uit die voortrazende werkelijkheid, uit al het ingewikkelde, het zo grote en zo grillige, wat voortdurend mijn kop inkomt en wat met mijn hart en mijn ziel aan de haal gaat en alles wat ik wil doen of schrijven of interveniëren – is dat niet eigenlijk evengoed aansluiten bij wat er is, is dat niet altijd er maar in meegaan, halsoverkop over kop… Maar zwijgen is medeplichtigheid en er is geen neutraliteit en dus ook geen rust, geen bed waarin je mag liggen, geen deken om onder weg te kruipen, want dat is vluchten, dat is wegkijken, je ogen sluiten, het leed niet zien, dat is laf je verantwoordelijkheid ontlopen… En nee, ik wil niet wegkijken, ik zou het scherp willen zien, de dingen eerlijk zoals ze zijn, maar ik wil nu vooral mijn ogen sluiten – dat moet toch ook, er even uit, het licht uit, ik ga slapen, het is uw kerk en het is uw wereld. Ik wil bewusteloos, ik wil verdoving. Niet meer malen en willen begrijpen en denken te schrijven… Laat me slapen, laat me laten, laat me liggen en dromen.

Misschien moet ik dat schrijven – al weet iedereen dat wel, maar toch, misschien hebben we dat allemaal meer dan wat ook nodig… een goede nacht slaap… eens even goed uitrusten. Slapen. En dromen. Niet malen en denken en proberen te begrijpen, maar dat wonderlijke, ongrijpbare, onbegrijpelijke. Waarna je wakker wordt, hersteld, met misschien, opeens een inzicht… Vaak komt die slaap ook wel, valt die zomaar op je. En ben je weg. Misschien brengt het volgende ontwaken…

Coen Constandse

In de Waagschaal, nr. 8, 17 augustus 2024