Bing en Van Gogh
Bing en Van Gogh
In de wintermaanden zetten de concertzalen en musea hun deuren wijd open en het publiek stroomt binnen, en terecht want binnen is het warm en vertrouwd, je kunt beluisteren wat je al vaker gehoord hebt en zien wat je al eerder bekeken hebt. Maar toch is het telkens anders, daar zorgen de directies wel voor, de ensembles en entourages zijn aangepast aan onze eigen tijd en smaak en wat gebracht wordt is authentieker dan ooit tevoren.
De komende maanden, tot en met 27 februari 2005, heeft het Van Gogh Museum, naast de vaste collectie, een tentoonstelling ingericht met de titel ‘L ‘art nouveau, la maison Bing’. Wat ‘l’art nouveau’ is, dat wist ik, de Duitse naam is ‘Jugendstil’, maar het woord Bing was mij onbekend. Alles wat je ziet op de drie verdiepingen in de nieuwbouw van het museum heeft met Bing te maken. Bing blijkt een Duitse Jood te zijn die in 1895 een galerie in Parijs opent met de naam ‘L’ art nouveau’; deze naam is dus overgegaan van een winkel naar een hele kunststijl. Dat is uitzonderlijk en dat komt voornamelijk door deze Siegfried Bing, een zeer ondernemende man, met veel ideeën over het samenbrengen van beeldende en toegepaste kunst, bovendien zelf een kunstenaar. De naam Bing was in Duitsland al bekend, in 1823 werd een import – exportzaak in Hamburg geopend, een andere tak begon in diezelfde tijd in Frankfurt een winkel in Frans en Engels porselein. Aan het eind van de jaren vijftig wordt in Parijs een keramiekfabriek verworven met de bedoeling eigen porseleingoed te produceren voor de internationale markt.
Siegfried Bing altijd uit op vernieuwing, zag in de introductie van Aziatische en Japanse kunst een mogelijkheid tot vernieuwing van de Franse en Europese stijl; er ontstond een Japonisme. Maar ook China en heel het Verre Oosten kwam in de belangstelling. Een jongere broer, August Bing, verbleef langere periodes in Japan, om vandaar uit de familieonderneming te ondersteunen. Siegfried richtte zijn aandacht ook westwaarts en zijn tijdschrift ‘Le Japon artistique’, dat ook in het Engels verscheen, werd goed verkocht in Engeland tot zelfs in de Verenigde Staten. Hij reisde er ook naar toe en deed er verslag van zijn bevindingen in zijn ‘La Culture artistique en Amérique’. De toegepaste kunst en natuurlijk de productie ervan wilde hij introduceren in Frankrijk.
Vincent van Gogh kocht bij Bing Japanse prenten, we zien er enkele in het prentenkabinet op de derde verdieping. Vincent schildert ze na, ze hangen naast elkaar, prent en schilderij, naschilderen wil hier zeggen veranderen tot een eigen kunstwerk. Dit is natuurlijk het aanknopingspuntje geweest voor het Van Gogh Museum om de ´Bing-tentoonstelling’ op te zetten. Vincent wordt voor Bing een soort vertegenwoordiger; ook andere jonge kunstenaars uit de realistische en impressionistische kringen werden gewonnen voor de Japanse kunst. Op Bing’ s hoogtepunt, de wereldtentoonstelling in Parijs in 1900, was Vincent al gestorven.
Ondertussen breidde het Bing-imperium zich uit. Samengevoegd werden beeldende en toegepaste kunst. Niet alleen schilderijen in huis, maar hele interieurs! Alles nieuw, alles anders! Lichter. Dat zagen we ook in de schilderijen van Van Gogh, de kleuren gaan de boventoon voeren vanwege het zonlicht dat ontdekt werd over mens, natuur en voorwerp.
Inderdaad, het hing in de lucht, Siegfried Bing organiseerde het en de uitgenodigde kunstenaars gingen er gretig op in: we zien op de tentoonstelling glaswerk van Tiffany, schilderijen en beelden van Toulouse-Lautrec, Rodin. Claudel, Vuillard, meubels, keramiek, sieraden van Van de Velde, Colonna, De Feure, Gaillard, voor het grootste deel vervaardigd door talloze en naamloze handwerkers in de art-nouveau ateliers van Bing. Alles wat ons getoond wordt in het Van Gogh Museum komt uit de winkel van Bing! Het verhaal gaat dat een dame zelfs uit haar bed gepraat is om het uit te lenen aan deze tentoonstelling.
Natuurlijk kwam er kritiek op de ‘l’art nouveau’, want het voortbouwen op stijlen uit het verleden werd een einde toegeroepen. Weg o.a. met de stijl van zwaar en overdadig versierd meubilair, donker behang en donkere schilderijen. Op de internationale kunsttentoonstelling in Dresden in 1897, voor Bing een soort generale repetitie, waren vijf ‘kamers’ van Bing te zien. Een Duitse criticus schreef: ‘Er is dikwijls gespot met de naam “art nouveau” die kunstenaar Bing heeft gegeven aan zijn voor tentoonstellingen ingericht huis, maar wie onbevooroordeeld is, zal toch moeten toegeven dat er inderdaad aanzetten zijn voor een “nieuwe kunst in huis”. Aan elk stuk is te zien dat het voor een practisch doel is ontworpen, maar tegelijk is ook merkbaar dat artistiek bekwame handen bij de creatie ervan betrokken waren. De klant hoeft niet te wonen te midden van moderne banaliteiten maar wel in een eerste klas interieur.’
Dan volgt de Wereldtentoonstelling op de drempel van de nieuwe eeuw, Parijs l900. Daar is het nog een heen en weer tussen de nieuwe stijl en de oude ornamentiek, bovendien wemelde het van haastig opgetrokken ‘tentoonstellingsarchitectuur’. Een grote foto laat de voorgevel van Bing’s paviljoen zien onder het bladerdak op de 22 Rue de Provence: twee dames in sierlijke, zeer strakke japonnen met slepen, lange shawls en prachtige haardos wijzen ons naar een buitenhuis waar binnen natuurlijk alles nouveau is. De foto nauwkeurig bekijkend zie je bij de ingang een versierde vloer en wand en in het schemerdonker een stoel en een muurbank met hoge opbouw. Jammer dat ik daar niet even kan binnenlopen. Er komen achtenveertig miljoen mensen kijken op de Wereldtentoonstelling in Parijs in een half jaar tijd. De buitenlandse pers reageert zeer enthousiast op het ‘Pavillon de l‘ art nouveau’. Een door De Feure ontworpen boudoir, te zien in het paviljoen, wordt beoordeeld als ‘een van de verfijndste en volmaaktste decoratieve ensembles die in onze tijd zijn verwezenlijkt.’ Volgens sommigen is De Feure de triomfator van de Wereldtentoonstelling.
Je kunt nu nog binnenlopen bij Bing en wel op de drie verdiepingen in het Van Gogh Museum. Wat een rijkdom, wat een weelde. Maar door de materialen, waaruit ze zijn gemaakt, zijn de meubels en vazen en beelden onbetaalbaar gebleven voor de gewone man en vrouw. Hoewel, er is altijd wel iets dat naar beneden doordruppelt, vanuit de hoge standen naar de lage standen: soms kom je bij mensen tegen een servies met art nouveau kenmerken, een lamp, een klok. Het was indertijd een explosie van elegantie en verfijning, kort en krachtig. We zouden het nooit meer zo doen, smaken verschillen ook door de tijd. In een museum leer je kijken, naar de bus lopend zag ik bij Coster Diamonds het koperen beslag op de deur, je zuiverste art nouveau, en dat kostte helemaal niets!
S.L.Schoch