Safenwil
- Pagina's:
- Safenwil
- 2
- Het sociale vraagstuk
- Heroriëntatie in zijn theologie
- De eerste Römerbrief
- Tambach
- De tweede Römerbrief
Tambach
-
Op een belangrijk congres van de religieus-socialisten (22-25 september 1919) in Duitsland hield hij als invaller (hij was nog een onbekende plattelandsdominee, de Römerbrief werd alleen nog – 1000 ex.! – en zeer sporadisch in Zwitserland gelezen) een lezing over “De christen in de maatschappij”. Zijn woorden in Tambach hadden een buitengewoon grote uitwerking op zijn toehoorders, waardoor enige in de na-oorlogse jaren wakker geworden en zoekende geestverwanten het verslagen Duitsland voor het denken van deze Zwitserse anonymus (!) openmaakten.
-
Als hoofdpunten van deze lezing in Tambach die tot in onze tijd af en toe nog naklinkt, kunnen genoemd worden:
-
de bron van alle belofte en onrust in de menselijke samenleving is natuurlijk niet de een of andere religieus-sociale christen, maar enkel en alleen Christus
-
Barth maakt duidelijk en principieel onderscheid tussen Christus resp. het Rijk Gods enerzijds en onze conservatieve dan wel revolutionaire daden anderzijds: het Rijk Gods begint niet pas bij onze protestbewegingen, maar is een revolutie die vóór al onze revoluties door God is ingezet
-
het Rijk Gods is het radicaal nieuwe dat tegen zowel onze conservatieve als revolutionaire beweging neen zegt: het protest tegen al dit bestaande behoort zeer beslist tot het Rijk Gods (dus niet “Christus voor de zoveelste keer seculariseren” ter wille van onze sociaal-democratie, pacifisme, patriottisme en liberalisme)
-
wel wilde Barth rekening houden met “gelijkenissen” van het koninkrijk Gods en analogieën van het goddelijke in onze aardse werkelijkheid.
-
Na Tambach zette zich zijn begonnen proces van heroriëntatie voort door veel studie van o.a. Calvijn, Kierkegaard en Paulus (Kolossenzen en Corinthiërs II) en ging het na een lezing in Aarau (1920) over “Bijbelse vragen, inzichten en vooruitzichten (o.a.: “God de geheel Andere”, “de openbaring als een ontmoeting met een gekruisigde”, de Godskennis als een kennis aan de grenzen van de humaniteit en als wijsheid van de dood”, “het goddelijke ja als dialectisch verborgen in de gedaante van een neen”, enz.) culmineren in de Tweede geheel herziene Römerbrief!