Reformatie als beslissing
- Pagina's:
- Reformatie als beslissing
- Tekst lezing
- Noten
REFORMATIE ALS BESLISSING
(voordracht gehouden op 30 oktober 1933 in de ‘Sing-Akademie’ te Berlijn [I]
[Nauwelijks twee weken na het afscheid van ‘Zwischen den Zeiten’ reist Barth naar Berlijn om in de zangacademie aldaar voor een overvolle zaal een voordracht te houden over het onderwerp: ‘Reformatie als beslissing’. Ter gelegenheid van de Luther-herdenking schrijft hij: wie vandaag Luther herdenken wil, moet dat doen met het zwaard in de hand. [II] De Reformatie doet zich vandaag voor in de gestalte van een beslissing. Opnieuw beoordeelt hij de in de kerk aan de macht gekomen beweging van de Duitse christenen als de laatste, vitaalste en rijpste gestalte van het grote neo-protestantse verraad aan de reformatie. De voordracht eindigt met een onvoorwaardelijke oproep tot verzet: sla op hun speren, want zij zijn hol ! Wat de reformatorische kerk eens onbetwistbaar bijzonder maakte, was het profetisch en apostolisch karakter van haar leer. Het gaat in de reformatorische leer van de heilige Schrift om het enige getuigenis van de werkelijke openbaring en om de eenvoudige kennis, dat God alleen daar te vinden is, waar het Hem behaagd heeft ons te zoeken. Om dezelfde enigheid gaat het in de leer van de erfzonde, van de rechtvaardiging en van de predestinatie. Dit was het bijzondere van hun leer: haar profetisch-apostolische eigenaard. De kerk van de reformatie werd geboren uit de beslissing voor het geloof in Christus.]
Voorwoord
De inhoud van dit geschriftje is een voordracht die ik op 30 oktober 1933 in de ‘Sing-Akademie’ te Berlijn gehouden heb. Tezelfdertijd heb ik de mij aangeboden zetel in de nieuw opgerichte kamer voor theologie bij de Rijkskerkregering geweigerd en mijn lopend lidmaatschap als adviseur bij het Rijnlandse consistorie neergelegd. Ik deel dat hier mee om duidelijk te maken hoe ik tegen de huidige situatie in de kerk aankijk. De opvatting van de huidige kerkregeringen over de kerk en over het evangelie die overeenkomt met die van de ‘Duitse christenen’ [III] , en de wijze waarop zij door de verkiezingen van 23 juli [IV] aan de macht zijn gekomen, alsmede de door deze verkiezingen in het leven geroepen synodes, maken dat de situatie van de Duitse evangelische kerk moet worden behandeld en beoordeeld als een noodsituatie. Voor Pruisen komen daar dan nog bij de besluiten van de Generale Synode van 6 september 1933 over de rechtspositie van de geestelijken en van de kerkelijke ambtenaren. [V]
Het synodaal element van het kerkregiment (dat is de kerkregering in engere zin) heeft voorlopig opgehouden een instantie te zijn, die men in geestelijke zaken kan horen en voor welke men geestelijke verantwoordelijkheid kan dragen. Medewerking aan deze kerkregering betekent, zelfs als dit hier en daar praktisch voordelig schijnt, de fundamentele erkenning te zijn van de hier binnengebroken heresie en van het machtsmisbruik dat hier heeft plaats gevonden. Beide mogen onder geen beding gebillijkt of goedgekeurd worden, wil de nu doodzieke kerk ooit weer gezond worden. Daarom moet deze medewerking tenslotte ook als onpraktisch worden beschouwd. Voorlopig kan men in de kerk enkel nog maar meewerken op het gebied van de gemeente, de ambten binnen de gemeente en op het gebied van de leer en het onderzoek in een vrije theologiebeoefening zoals voorheen. Uittreden of het stichten van een vrije kerk houd ik voor onverantwoordelijk zolang ons deze ruimte door hogere macht nog niet ontnomen is. Een ieder zie toe dat hij in deze ruimte zolang hij die nog heeft ‘vrolijk en onverschrokken’ zijn mannetje staat, zoals ik het aan het slot van deze voordracht heb aangeduid. ‘Wie gelooft, vlucht niet’ (Jesaja 28:16). Of volgens de andere vertaling van deze tekstplaats: ‘Wie in hem gelooft, zal niet ten schande worden’ [VI]
Bonn, 2 november 1933