Karl Barth, O zo bescheiden, en toch zinvol
- Pagina's:
- Karl Barth, O zo bescheiden, en toch zinvol
- De wording van het spreken in drie 'gezichtspunten'
- Die Kirche und die Kultur
- De weg naar de 'Kirchliche Dogmatik'
- de leer van het Woord van God
- 'Die Kirchliche Dogmatik' als loci-dogmatik
- KD II: Die Lehre von Gott
- KD III: Die Lehre von der Schöpfung
- KD IV: Die Lehre von der Versöhnung
- KD V: Die Lehre von der Erlösung
- De wording van het spreken in drie 'gezichtspunten'
- Die Kirche und die Kultur
- De weg naar de 'Kirchliche Dogmatik'
- de leer van het Woord van God
- 'Die Kirchliche Dogmatik' als loci-dogmatik
- KD II: Die Lehre von Gott
- KD III: Die Lehre von der Schöpfung
- KD IV: Die Lehre von der Versöhnung
- KD V: Die Lehre von der Erlösung
KD V: Die Lehre von der Erlösung
[a.w. 987-988 punt 4, t/m “entgegengehen”]. Aan de uitwerking van de leer van de “verlossing” of “voleinding” is Barth niet toegekomen. Dit verbindt hem met Thomas en zijn Summa Theologiae (zie boven, Hoofdstuk I van deze module). We rekenen er maar mee, dat zij beiden inmiddels meer weten.
We komen dus niet verder dan de korte aanduidingen op deze bladzijden, verbonden met wat we weten van Barths teksten uit vooral de jaren twintig, toen hij bij de eschatologie een zwaartepunt wilde leggen. Voorts beschikken we over de colleges, die Barth in 1925, reeds in Münster, ter afsluiting van zijn Göttinger dogmatiek heeft gegeven (a.w., 7. Kapitel: “Die Lehre von der Erlösung”). In grote lijnen stemmen zij met het hier gegeven beeld overeen, al voorzag Barth in 1926 nog niet, dat hij elke locus van zijn dogmatiek met een ethische passage zou afsluiten.
Wij horen, dat Barth vooralsnog de volgende inhoud voorzag:
“Erster Kreis”: “Das Leben des Menschen in der Hoffnung, in der ihm der objektive Inhalt des Glaubens, Jesus Christus, gegenwärtig ist”. De inzet bij de hoop was er ook al in 1925, de aansluitende beschouwing over de “Gegenwart” (= parousia) van Christus eveneens. Toch lijkt de nadruk op de hoop als hoop op Christus in 1937 een nieuw accent te leggen (samenhangend met de toenemende “christologische concentratie” – een term die Barth in 1938 voor het eerst gebruikt). Zulk een beschouwing zou (als Barth er in de jaren zestig de tijd voor had gevonden) fraai hebben aangesloten bij de afsluiting van de verzoeningsleer in de banden IV/3 (de spe) en IV/4 (avondmaal als daad van verwachting).
“Zweiter Kreis”: “Der Inhalt des Glaubens als der Inhalt der Verheißung und also als seine künftige Wirklichkeit”: gezien de voorgaande zinnen en gezien de colleges van 1925/26 heeft Barth hier in het bijzonder aan de kernthema’s van de “opstanding der doden” en het “eeuwig leven” gedacht (het “laatste oordeel” noemt hij in opsomming vrijwel nooit als zelfstandig thema).
“Dritter Kreis”: “Das Gebot Gottes des Erlösers” is een “Gebot der Verheißung”. Zo was het in de Ethik van 1928/29, zo is het in de voorlopige werkplanning van 1937 nog steeds. Wij mogen in geloof weten, dat wij een werkelijke, een kwalitatief betere, en wel oneindig veel betere toekomst tegemoet gaan!