Van de redactie
Van de redactie
We prijzen ons gelukkig de woorden van Niehaus over Beyers Naudé te kunnen publiceren. Niehaus was medestander van Beyers Naudé, lid van het ANC toen dat nog illegaal in Zuid-Afrika moest opereren, en nadat Mandela president was geworden ambassadeur van zijn land in Nederland. Hij tekent het beeld van Beyers Naudé heel scherp.
De tsunami! Wouter Klouwen spreekt erover in zijn meditatie en Wessel ten Boom laat ons delen in een overpeinzing in de nacht. Ook het gesprek over de ontreddering in ons land na de moord op Theo van Gogh gaat door: At Polhuis geeft antwoord aan Gerrit de Kruijf en Rens Kopmels maakt eigenlijk de balans op van wat er tot dusverre gezegd is, maar het blijft niet bij een balans: hij zet ook een paar richtingaanwijzers neer.
Op 19 februari a.s. wordt er in Kampen een dag gehouden die aan Gunning gewijd is. Gunning in Kampen? Ja zeker, M.G.L. den Boer doet daar een boekje over open.
Dan komen er boeken aan de orde: I.C. Visser-Schroot kreeg een boek in handen van Eric-Emmanuel Schmitt, wiens reputatie tot ons land begint door te dringen, en uit wat zij schrijft kun je opmaken dat dat te begrijpen is. Machteld de Mik brengt verslag uit van het boek dat Sebastian Haffner over zijn tijd in Duitsland van 1914-1933 heeft geschreven, de tijd waarin communisten en nationaal-socialisten eendrachtig de republiek om zeep hielpen. Zelf schreef ik over een boek dat Meijering aan de geschiedenis van het Christendom van de eerste drie eeuwen wijdde: een schatkamer aan kennis met hier en daar ingehouden, maar toch niet onduidelijke polemiek. Michael Bource schrijft een In Memoriam voor de zoon van een Anglicaanse bisschop, die schrijver werd, en Wessel ten Boom doet hetzelfde voor de onlangs oveleden schrijver Theun de Vries. Tenslotte noem ik enkele grappen van Rens Kopmels in Zomaar wat, een paar strofen uit een gedicht van Brederode en het commentaar van AP over het LDC.
Ik zie dat ik nog wat ruimte overhoud en die gebruik ik voor het volgende: Van Unnik vertelde ons op college dat men in de zestiende eeuw dacht dat het Koinè Grieks speciaal door de Heilige Geest geschapen was voor het NT, maar dat men in de negentiende eeuw ontdekte dat het de gewone omgangstaal van de eeste eeuw was. Het Grieks van het NT was dus brontaal en doeltaal tegelijk! Nu begrijp ik sommige bezwaren tegen de NBV wel, maar ik vind het Nederalnds van de NBV zo direct en zo raak. Neem nu bijveelbeeld Galaten 3:1: 1639: “O gij uitzinnige Galatiërs” (hoe dat in de zeventiende eeuw klonk weet ik niet), 1951: “O, onverstandige Galaten” (dat klinkt wel erg braaf) maar 2004: “Galaten, u hebt uw verstand verloren” – dat is raak!
Ik heb nu bijna de hele Jesaja in de NBV doorgelezen: de vertaling is soms heel riskant, maar altijd duidelijk en ze komt rechttoe rechtaan op je af.
Dus veel leesplezier toegewenst!
A.A. Spijkerboer