Van de redactie
Van de redactie
De zomer is tot dusver bijzonder zonnig en mooi en ‘In de Waagschaal’ is misschien niet het eerste waar het verlangen naar uitgaat. Maar we verschijnen met de regelmaat van de klok om de drie weken en hopen en menen zo geen zonnig dan toch een mooi en goed nummer de lezers hierbij aan te bieden. Gevarieerd en belangwekkend in veel opzichten.
De artikelen van en rond Patijn over ‘God in de geschiedenis’ uit nr. 8 vinden weerklank en respons in verscheidene bijdragen in dit nummer. Wessel ten Boom reageert er direct op en brengt vele verlegenheden onder woorden. De locus ‘De providentia’ verdient nieuwe aandacht in de theologie. We kunnen achter Kant niet terug, maar het ‘naïeve’ geloof in Gods regerende hand bij Augustinus, bij Calvijn (én in de bijbel!) moeten we niet zonder meer loslaten. Het bestaan, het existentiële, kunnen we er in ieder geval niet buiten laten. Het ‘wenen en weeklagen’. Ik noem dat in mijn bijdrage (een wat uit de hand gelopen ‘Zo maar’-tje) het daadwerkelijk getuigenis.
Ook Otto Kroesen, eveneens inhakend op het artikel van Patijn, stelt ‘het christelijke is…niet een kwestie van beschouwing, maar van bestáan’. Dan komen deze dingen in een ander licht te staan. Dat de Geest (van Christus) en de vruchten of verworvenheden van het werk van de Geest niet speurbaar zouden zijn in de geschiedenis van onze cultuur is overigens aan alles wat Kroesen schrijft en ons aanwijst vréemd. Heel zijn volhardende inspanning en inzet is er (m.i.) op gericht de wegen van de Geest in de tijd op het spoor te komen en te volgen. Dan moeten we evenwel –missionair- de al te gesloten wereld ‘van de preek, van de dominee, van de christelijke levensbeschouwing’ openbreken naar de seculiere wereld. De economie (Kroesen durft van ‘heilseconomie’ te spreken) niet buiten de heilsgeschiedenis houden. Dat we daarin, ook als mensen van de kerk, zoals die ons lief is, ‘een kleine dood’ moeten kunnen sterven, is daarbij niet uitgesloten.
Een tweede artikel volgt in een later nummer, waarschijnlijk niet het volgende.
Goed vertegenwoordigd is ook de literatuur in dit nummer. Bernard Prakke over de betekenis van de onlangs overleden schrijver Gerard Reve. Laura Reedijk over ‘Dit donkere boek’ van Frans Berkelmans over ‘Het levend monogram’ van Ida Gerhardt. Bas de Mik over het Judas-evangelie, ook literatuur.
Dan nog enige reacties op voorgaande artikelen: van Leo Mietus op ‘Gunnng en de theosofie’; van W.L. Dekker op ‘Barth en de NBV’ en enkele kleine bijdragen van Spijkerboer en Prakke. Samen met de (min of meer) vaste rubrieken (Meditatie, Tussen, Commentaar en Sprokkelingen) is dit nummer dan weer rijk gevuld met pennevruchten velerlei. Men doe er zich te goed aan –in zon en zomer.
Rens Kopmels