Rawagede. De moeizame relatie met een gewelddadige geschiedenis

logoIdW

Indonesië en Nederland hebben een complexe band. Met dat de tijd verstrijkt wordt deze er niet eenvoudiger op. Steeds minder jonge Indonesiërs zijn zich bewust van de geschiedenis die de archipel met het kleine landje in West-Europa verbindt. In Nederland wordt de kennis onder jonge mensen vaak overgeleverd via romans of familie. Leerboeken benaderen de gewelddadige periode na het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid door Sukarno en Hatta op 17 augustus 1945 omzichtig. Het lijkt moeilijk om binaire kaders en morele oordelen over de Bersiap-periode of over de politionele acties te vermijden. Het aantal wetenschappelijke publicaties stijgt parallel aan het versterven van de veteranen die het allemaal meemaakten. Zij werden vanuit Nederland naar ‘Indië’ gestuurd om te strijden tegen de ‘Jappen’ en hun invloed op het Indische nationalisme en om (jeugd)bendes aan te pakken die het vooral op Nederlandse burgers en Indo’s hadden voorzien. Zo nu en dan, na vaak lange periodes juridisch getouwtrek, worden Indonesische nabestaanden van standrechtelijk geëxecuteerden gecompenseerd voor geleden schade. Dit gebeurt slechts zelden en genereert vaak aardig wat media-aandacht.

Tegelijk zijn de banden tussen Nederlandse en Indonesische theologen hecht. Mede dankzij de verbeterde digitale infrastructuur zijn contacten snel gelegd. Indonesische theologen bieden interessante perspectieven op ecologie en sociale rechtvaardigheid. Maar voor theologen uit Nederland en Indonesië is tevens de vraag belangrijk hoe om te gaan met een gezamenlijke geschiedenis van geweld en morele verwonding. Immers, in de relatie tussen Indonesiërs en Nederlanders is de geschiedenis steeds een derde gesprekspartner. Terwijl politici zich vooral druk maken om de juridische en economische dimensies van deze relatie, is het voor theologen een uitdaging om de narratieve en sociaal-spirituele dimensie van deze relatie te adresseren en hierop te reflecteren. Dit gebeurt vooral tussen theologen die deze geschiedenis zelf niet hebben meegemaakt maar zich wel hebben verdiept in haar vaak subtiele nasleep.

Bloedbad

Om dit thema aan te scherpen concentreer ik me op de nasleep van een massa-executie van (vooral) Indonesische burgers die plaatsvond in 1947. Deze gruweldaad heeft heel lang onder het stof van de geschiedenis gelegen. Lange tijd leek het erop dat de stemmen van de getuigen van deze gebeurtenis nooit een brede politieke laag zouden bereiken.

Op 9 december 1947 kwam een ​​bataljon dienstplichtige Nederlandse militairen onder leiding van commandant Alphons Wijnen naar Rawagede, een kampong zo’n driehonderd kilometer ten oosten van Jakarta. Ze waren op zoek naar Lukas Kustario, een jonge commandant van het kersverse Indonesische leger TNI. Het bataljon verzamelde de dorpelingen maar kon niet vinden wat ze zochten en de dorpelingen boden geen hulp. Hoe het precies gebeurde blijft onduidelijk. De Nederlandse versie zegt dat er op hen werd geschoten maar dat men later geen wapens heeft gevonden. De dienstplichtige militairen doodden bijna alle mannen en jongens die ze konden vinden. Een VN-rapport, dat een maand na het bloedbad werd gepubliceerd, spreekt over 431 doden. Hoewel het VN-rapport over deze acties spreekt als ‘opzettelijk en genadeloos’ en enkele hoge Nederlandse militairen aandrongen op nader onderzoek werd de Nederlandse commandant Wijnen niet vervolgd. Wat er precies was gebeurd bleef ‘slechts’ onderdeel van verhalen. Nederland hield geen documentatie bij van deze en andere massaexecuties. De militairen verdwenen in de stereotypen van de naamloze geschiedenis van het conflict. De inwoners van Rawagede leefden door. Zonder de mannen.

Nederland probeerde de zaak te laten rusten. Er werden immers over en weer oorlogsmisdaden gepleegd. Rawagede werd een episode. Onder druk van de VN bleef er voor Nederland geen andere mogelijkheid dan ‘Indië’ los te laten. De Nederlandse militairen werden thuis kil ontvangen. De Indonesische en Nederlandse geschiedenis liepen apart verder, als die van een Aziatische reus en een Europese dwerg.

Politisering

Nederland probeerde uit de ruïnes van de Tweede Wereldoorlog weer een land op te bouwen. Het zelfbeeld werd dominant van een land dat zwaar onder de Duitse bezetting had geleden. In deze tijd paste het niet goed om ook dader geweest te zijn in een verloren conflict. Herinneringen aan Indië werden geconcentreerd in romans. In 1968 stelde oud-militair Joop Hueting de vraag waarom Nederland nooit onderzoek had laten doen naar misstanden en geweldsexcessen tijdens de politionele acties. Naar aanleiding hiervan werd een regeringsrapport geschreven over het Nederlandse militaire optreden in Indonesië. Het rapport erkende ‘gewelddadige excessen’ (de term ‘oorlogsmisdaden’ werd zorgvuldig vermeden) in Indonesië, maar voerde aan dat Nederlandse troepen een ‘politie-actie’ uitvoerden, vaak aangespoord door guerrillaoorlogvoering en terreuraanslagen van de tegenstander.

Wat gebeurde er ondertussen in Rawagede? In Rawagede werd een monument gemaakt om de slachtoffers te eren: een stenen tablet met scènes van het bloedbad. Het monument toont onder meer Nederlandse commandanten die het bloedbad voorbereiden, schietende soldaten en vastgebonden slachtoffers. Het wordt een monument van onafhankelijkheid genoemd. Zowel in Indonesië als in Nederland werd aan de slachtoffers betekenis gegeven. Ze werden gepolitiseerd. Het waren niet zomaar mannen en jongens die daar woonden, maar ofwel guerrilla’s die een bedreiging vormden ofwel helden die stierven voor de onafhankelijkheid van hun nieuwe natie. In de herinnering van conflicten is niemand geen partij en geen dode zonder politieke betekenis.

Op dit niveau wordt de gruweldaad zelf ‘onwerkelijk’. Hij wordt verborgen achter politieke representaties en geschiedenisinterpretaties. Zodra in een politieke taal wordt herinnerd, worden wreedheden op de een of andere manier gerechtvaardigd binnen het binaire kader van politieke conflicten, zoals de Nederlandse politieacties werden gerechtvaardigd als contraterreur. Individuen imploderen als het ware in de grotere verhalen van de geschiedenis.

Lokale verhalen en nationale excuses

Rawagede overleefde echter niet in de politieke kaders van onafhankelijkheid en contraterreur. Nederland wilde vergeten en Indonesië wilde vooruit. Het verhaal overleefde wel lokaal, in Rawagede zelf. De graven van de doden vertegenwoordigden de tot zwijgen gebrachte stemmen van honderden mensen die buiten Rawagede slechts een getal vormden maar in het dorp echtgenoten, broers, neven, kinderen waren. De verhalen over de moorden van de gekenden werden weggehouden van de grote verhalen over onafhankelijkheid en verzet. Interessant is dat de verhalen in Rawagede gaan over de enorme regenval die nacht en over de enorme hoeveelheid bloed die de rivier en de poelen rood kleurde. Geen grootse verhalen over onafhankelijkheid. Het verhaal van het bloedbad zou lokaal zijn gebleven, maar in 1995 en in 2008 maakten Nederlandse omroepen documentaires over Rawagede, waarin de overlevenden werden geïnterviewd. Als gevolg daarvan kwamen er vragen over het bloedbad in het Nederlandse parlement en zag de regering zich genoodzaakt het VN-rapport vrij te geven.

Op 8 september 2008 stelden tien overlevenden Nederland officieel verantwoordelijk voor het bloedbad. Volgens de staatsadvocaat, die reageerde in een in november 2008 gepubliceerde brief, betreurt Nederland het bloedbad ten zeerste, maar is de termijn voor vervolging verstreken. Dit stond haaks op de politieke lijn van een regering om de mogelijkheid van verstrijken van zogenaamde oorlogsmisdaden niet te erkennen. In december 2009 werd de staat Nederland daarom opnieuw aangeklaagd voor Rawagede en had de rechter geen andere mogelijkheid dan de claim te erkennen. Sinds die tijd lopen er verschillende rechtszaken waarin geen beroep kan worden gedaan op verjaring. De claim van negen Rawagede-overlevenden resulteerde in publieke verontschuldigingen en een schadevergoeding van 20.000 euro voor de overlevenden die de rechtszaak hadden aangespannen. Dit zorgde voor spanning in de lokale gemeenschap. Immers, hoe compenseer je een verloren leven voor nabestaanden? En waren er niet honderden slachtoffers? Eerder al was 850.000 euro namens de Nederlandse overheid in lokale ontwikkelingsprojecten gepompt. De publieke verontschuldiging kwam op 9 december 2011. De Nederlandse ambassadeur Tjeerd de Zwaan ging naar Balongsari, zoals Rawagede nu heet. In een toespraak zei hij: ‘We gedenken de leden van uw families en die van uw dorpsgenoten die 64 jaar geleden stierven door toedoen van het Nederlandse leger. (…) Namens de Nederlandse regering bied ik mijn excuses aan voor de tragedie die heeft plaatsgevonden.’

In 2020 betuigde koning Willem-Alexander namens de overheid spijt voor al het geweld dat door het Nederlandse leger was gepleegd gedurende de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Dit gebeurde nadat reeds in 2005 minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot, toen hij de viering van de Indonesische onafhankelijkheid in Jakarta bijwoonde, had betoogd dat Nederland aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond. Bots uitspraak, die in Nederland omstreden was, opende een manier om niet alleen jezelf te herinneren als slachtoffer, maar ook als agressor. De reacties op sociale media op de excuses van de koning waren niet mals en toonden wat een gebrekkige middelen excuses aanbieden en compensatie verlenen zijn als men de herinnering aan een conflict recht wil doen. Wat te zeggen van mijn KNIL-opa, wat van mijn getraumatiseerde vader, van de militairen die bepaald geen warm welkom kregen eenmaal terug in Nederland? En hadden Indonesische jeugdmilities niet duizenden Nederlanders gedood: mannen, vrouwen, kinderen? Waar geweld is gepleegd, kleurt de wereld zwart en wit. Wie is het ware slachtoffer? Het adagium van de wetenschapper dat iedere conflictsituatie ‘complex’ is, lijkt vaak mijlenver verwijderd van de manier waarop mensen willen herinneren. In Indonesië vroegen mensenrechtenactivisten zich af wat het eigenlijk betekent wanneer er excuses worden aangeboden na zo veel decennia.

Gedenken en de taak van de theologie

Kunnen ‘we’ Rawagede gedenken? We herinneren ons in Nederland hoogstens de documentaires, verhalen en enkele gemaakte foto’s; we herinneren ons misschien getuigen die hun verdriet uitten. Maar ‘wij’ zullen ons de slachtoffers van Rawagede nooit echt herinneren. De slachtoffers die nog in de kleur rood werden herdacht, gedood in de regen, werden nu ook op politiek niveau herdacht. Op dit niveau is er geen verdriet, woede of bitterheid omdat er geen echte relatie is. Deze non-relatie tussen het ‘wij’ van de ambassadeur en de overlevenden van Rawagede was zo intens, dat een overlevende om vergeving vroeg terwijl een Nederlandse camera in haar gezicht werd gezet.

Voor de staat, die altijd erfgenaam van geweld is, draait herinnering om de juridische consequenties van erkenning. Het gaat hierbij vooral ook om geld als genoegdoening, maar zelden om verzoening omdat dit een erkenning vraagt van jezelf en je gesprekspartner als zowel dader als slachtoffer. De discussies in 2010 en 2011 in de (sociale) media over hoeveel slachtoffers er eigenlijk ‘echt’ vielen, of 431 niet wat veel was, en of de weduwen niet op geld uit waren of geld de lokale gemeenschap zou destabiliseren zijn interessant maar leiden ook af van waar het om gaat: de mogelijkheid om je te verhouden tot een gewelddadig verleden en deze agressie te erkennen als onderdeel van de eigen nationale geschiedenis, zowel de Nederlandse als de Indonesische.

Het is veelzeggend dat genoegdoening vaak alleen een officieel excuus van een ambtsdrager en een financiële compensatie kent. Geen dialoog, geen verzoening, alleen genoegdoening. Staten zijn amper in staat tot verzoening en tot het gebruiken van rituelen hiervoor. Wat een groots historisch moment was, werd door de Nederlandse vorst hakkelend en slordig uitgesproken. Hier ligt een zware en belangrijke taak voor de theologie. Immers, verzoening is niet binair, maar vraagt allereerst het lef om je biografische, politieke, en religieuze geschiedenis met de ander te verbinden en het heden te beleven vanuit een wispelturig verleden.

Lucien van Liere

Dr. L.M. van Liere is hoofddocent religiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht (l.m.vanliere@uu.nl).

In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 9. 18 september 2021