De tovenaar en de dominee

logoIdW

 

DE TOVENAAR EN DE DOMINEE

Henk Vreekamp ken ik vooral als de Israël dominee die in de kerk van mijn jeugd – de Hervormde kerk van Harmelen – geregeld voorging. Ook vanuit mijn huidige woonplaats Woerden heb ik het fietstochtje naar Harmelen er graag voor over om Vreekamp te horen. Zijn kennis van het Jodendom, zijn literaire, aforistische stijl en zijn gevoel voor de geworteldheid van mensen in heidendom en christendom maken hem tot een uniek figuur in het kerkelijk landschap.

Zonder Israel niet volgroeid, is de titel van een eerder boek van Vreekamp. Met de boeken Zwijgen bij volle maan uit 2003 en De tovenaar en de dominee, lijkt Vreekamp ook te willen beweren dat we zonder het heidendom niet volgroeid zijn. Maar hoe wat is dan precies de betekenis van het heidendom voor de kerk van vandaag?

In De tovenaar en de dominee werkt Vreekamp heidendom uit aan de hand van de figuur van de tovenaar. Hiertoe put hij voornamelijk uit verhalen uit het Veluwse volksgeloof en zijn overgrootvader staat model voor de tovenaar. Voor het christendom staan de dominees model die Vreekamp in de loop der jaren heeft gekend, de kerken van zijn geboortedorp Hoevelaken en de verhalen over zijn bevindelijke grootvader.

Het boek is vervolgens ingedeeld in twee delen. Het eerste deel heet de verschijning van God en het tweede deel de verdwijning van God. Juist in het tweede deel – de verdwijning van God – gaat het nadrukkelijk om de christelijke eredienst, het werkterrein van de dominee.

De dominee komt er bij Vreekamp wat bekaaid van af. Hij kan nog wat leren van de tovenaar. ‘Hij wordt “ingehuurd” voor de onmisbare rituelen – dopen, trouwen en begraven – maar de ziel van het volk laat zich niet bekijken … aan zo iemand laat je het achterste van je tong niet zien.’ (99) Voor een volwaardige preek moet je de heiden in jezelf en in de hoorder kennen.

Wij – christenen van het westen – zijn gedoopte heidenen. Zolang we het heidendom niet verstaan, verstaan we onszelf niet. Ik kan het daar wel mee eens zijn. Toch is het heidendom meer dan het donkere verleden waar het Christendom in is komen schijnen. Het is er ook als hetgeen het christendom heeft genegeerd. Het krijgt er nu in het nieuwe heidendom, in mystiek en New Age de rekening voor gepresenteerd. We moeten de heidense verbondenheid met de natuur, de rituelen en magie ook weer oppakken. Hoe kan die dominee anders tot de ziel van zijn kerkganger doordringen? ‘Ook de tovenaar is een weg tot God’ schrijft Vreekamp. De waardering van Vreekamp voor het heidendom is dus een heikel punt. Aan de ene kant spreekt hij van een ‘strijd met het terugkerend heidendom’ (206), aan de andere kant wil hij het heidendom ook revitaliseren.

Deze ambivalente houding ten opzichte van het heidendom komt het meest nadrukkelijk tot uiting in de viering van de sacramenten. De goden worden afgewezen. ‘De beker des Heren en de beker der boze geesten, ze gaan niet in een hand.’ Aan de tafel des Heren is geen plaats voor de goden. Maar het sacrament biedt ook juist wat Vreekamp zo aantrekt in het heidendom: in de sacramenten worden de zintuigen aangesproken op proeven, zien, voelen. Het zintuiglijke is voor Vreekamp enerzijds het meest intieme in de ontmoeting met God, aan de andere kant dienen de zintuigen ook als invalshoek voor het heidendom.

De lezer wordt op deze manier voortdurend heen en weer geslingerd. Aan de ene kant spreekt Vreekamp van de belijdenis van de eenheid van God (het shema) als datgene wat ons voor het heidendom behoedt en spreekt hij van een verbond dat het oude en het nieuwe heidendom smeden tegen het christendom. Aan de andere kant spreekt hij wat omineus over het nieuwe heidendom in heilshistorisch perspectief: ‘Het oude heidendom is Kerst, het Christendom is Pasen en het nieuwe heidendom is Pinksteren.’ De dominee heeft dus tegelijk de eenheid van God verwaarloosd en de goden van het heidendom geen recht gedaan.

De christen staat niet alleen in relatie tot het heidendom, maar ook tot het Jodendom. In het laatste hoofdstuk van het eerste deel – Dominee op de Eshof – zie ik iets van wat Vreekamp voor ogen staat. Het evangelie wordt daar als het ware uitgelegd met symbolen uit het Germaanse heidendom en het Jodendom. Zeer rijk aan exegetische, filologische en godsdiensthistorische inzichten. Daar doorheen de persoonlijke herinneringen van Vreekamp aan zijn vriend Dirk Monshouwer en de histoire locale van het dorp Hoevelaken. Hoe je dit theologisch ook beoordeelt, het is een genot om te lezen.

Overigens speelt ook in de ontmoeting met het Jodendom het heidendom een rol. Namelijk in de vorm van abstraherend denken. Een vorm van denken die er ervoor gezorgd heeft dat de kerk het verschil tussen God en Jezus heeft uitgewist. Hier moeten we dus weer weg van het heidense, abstraherende denken en terug naar het Jodendom. Concreet pleit Vreekamp voor een adoptianistische christologie. Hier betreedt Vreekamp het uitgesleten pad van de kritiek op de klassieke theologie. Alsof het er in de triniteitsleer niet juist om ging om het onderscheid tussen de personen te waarborgen. En gaat het in de leer van de twee naturen niet juist om de neerdalende beweging van de ene God die waarlijk mens wordt? De kritiek op de vergoddelijking van een mens doet mijns inziens geen recht aan de intenties van het dogma.

De aforistische stijl die ik in de preken van Vreekamp zo bewonder, leiden er in het boek toe dat gedachten niet systematisch worden uitgewerkt. In sommige paragrafen spreekt Vreekamp geëxalteerd over de Reformatie, over de gereformeerde bevindelijkheid en over de theologie van Kohlbrugge. Systematisch heeft hij echter veel kritiek op de reformatorische christologie en de oppositie van christendom en heidendom. Om de positie van Vreekamp scherper te krijgen zou het verhelderend kunnen zijn om zijn positie te vergelijken met de theologie van Miskotte. Ik denk dat Miskotte moeite zou hebben met Vreekamp’s afwijzing van de triniteitsleer en met de wijze van omgaan met het heidendom.

Ik sluit af met enkele vragen die na het lezen van De tovenaar en de dominee bij me opkwamen.

Vreekamp heeft een goede neus voor wat er op religieus gebied speelt in de cultuur. Nieuwe religiositeit en neo-paganisme horen daar zeker bij. Maar is het vanuit apologetisch oogpunt wel zo verstandig om aansluiting te zoeken bij het nieuwe heidendom? De reputatie van christendom als een vorm van irrationeel bijgeloof wordt op die manier maar weer eens bevestigd.

Wat is precies het onderscheid tussen het oude en het nieuwe heidendom? Er is een nieuw heidendom dat het christendom eigenlijk al verwerkt heeft en in zekere zin immuun is voor het unieke en confronterende van het Christendom. Loopt Vreekamp niet het risico dat gelovigen een meer polytheïstisch koers gaan varen waarin de God van Israel slechts één God in het pantheon van de postmoderne zinzoeker is?

Henk-Jan Prosman

Henk Vreekamp, De tovenaar en de dominee. Over de verschijning van God, Zoetermeer: Boekencentrum 2010

Auteur is theoloog en promoveerde afgelopen juli op een proefschrift over postmodernisme en secularisatie bij Rorty, Milbank en Vattimo