De (on)redelijkheid van het geloof
DE (ON)REDELIJKHEID VAN HET GELOOF
Het boek, In alle redelijkheid van Tim Keller, was al enige tijd in huis. Het lag in de kast en lachte mij toe van ‘lees mij toch’. Lange tijd heb ik zijn lokroep weten te weerstaan. Een boek dat breed aandacht heeft gekregen in de media – van CV•Koers tot HP/De Tijd – hoeft toch niet meer door mij gelezen te worden. Dat is al voor mij gedaan. Toch, een predikant die ’s zondags vijfduizend mensen onder zijn gehoor heeft – van wie het merendeel jong, hoogopgeleid en single is – heeft waarschijnlijk wel iets te vertellen. De opmerking van iemand die zo bij Keller ter kerke zou kunnen gaan, trok mij over de streep. Het was een extreem goed boek volgens haar.
In alle redelijkheid is een poging van Tim Keller om welwillende sceptici te bereiken. Keller is predikant van de Redeemer Presbyterian Church in de wijk Manhattan in New York. Eind jaren tachtig heeft hij deze gemeente zelf gesticht en zij heeft door de tijd heen een stormachtige groei doorgemaakt. Sceptici zijn het dagelijkse werkterrein van deze predikant. Met dit boek probeert hij een bredere groep twijfelaars te bereiken. Hij doet dit door in te gaan op argumenten die vaak worden gebruikt om het geloof links te laten liggen. Het kan toch niet waar zijn dat er maar een ware godsdienst is? Hoe kan een goede God lijden toestaan? Hoe kan een God van liefde mensen naar de hel sturen? Naast deze tegenargumenten komt Keller met redenen om te geloven. Bijvoorbeeld: iedereen heeft weet van God en zonde is geen raar idee.
Wie verwacht dat de argumenten tegen het geloof ontkracht worden in een fraai vormgegeven betoog, komt bedrogen uit. De schrijver gaat weinig ascetisch te werk. Citaten tuimelen over elkaar heen en in een hoofdstuk worden zoveel mogelijk vragen beantwoord. Dit zorgt voor overvolle hoofdstukken en dat komt het betoog niet ten goede. Op sommige plaatsen heb ik het gevoel dat Keller, door steeds weer op nieuwe vragen te reageren, de antwoorden op eerdere vragen ontkracht. Wat het leesgemak ook niet ten goede komt, is de neiging van de predikant om filosofisch jargon te gebruiken. Hij spreekt bijvoorbeeld over ‘de denkfout in het hart van dit argument’. Ik denk dan: Laat die fout zien, je hoeft het niet al te vertellen. Een punt dat de auteur niet aan te rekenen is, is de matige vertaling: te vaak schemert het Engels door.
Misschien doe ik het boek onrecht om het te leggen naast de meetlat van een fraai vormgegeven betoog en is het boek beter te karakteriseren als een gesprek. Een gesprek is vrijer, kan plotseling van onderwerp wisselen en is nooit helemaal consistent. We zijn dan getuige van een boeiende conversatie tussen de predikant en de mensen die hij ontmoet. Een soort verbatim kun je zeggen. Hoe voert Keller dit gesprek? Hij opent elk hoofdstuk met een of twee verhaaltjes over personen die een reden tegen het geloof ter sprake brengen. ‘”Hoe kan er maar een waar geloof zijn?” vroeg Blair, een vierentwintigjarige vrouw uit Manhattan. “Het is arrogant om te zeggen dat jouw godsdienst superieur is en om vervolgens te proberen anderen tot die godsdienst te bekeren (25).”’ Vervolgens zet de dominee, zoals hij het zelf zegt, zijn ‘filosofieprofessorpet’ op. Met tegenargumenten probeert hij het ongelijk van de ander aan het licht te brengen. Daarbij schuwt hij retoriek niet. Zijn tegenstanders vertegenwoordigen vaak een ‘isme’: het zijn secularisten, relativisten of fundamentalisten. Je bent snel redelijk als je het met hen oneens bent. Keller verhoudt zich mijns inziens te vaak tot extremen en het is veel moeilijker om te debatteren met een genuanceerd persoon. Aan de andere kant, de onbeschaamdheid waarmee de pastor zijn stellingen poneert, is aantrekkelijk. Ik merkte het zelf bij het hoofdstuk over het lijden. Volgens hem is het lijden geen argument tegen een goede God. Ik denk dat ook, maar op de manier waarop hij het zegt, zou ik niet durven. Deze stelligheid is waarschijnlijk een van de aantrekkingskrachten van de Redeemer Church.
Lange tijd kon ik het gesprek volgen dat Keller met de welwillende sceptici voert, maar bij het hoofdstuk ‘Het (ware) verhaal van het kruis’ liep het spaak. De vraag die Keller daarin beantwoordt, is: Waarom moest Jezus sterven? Waarom kan God ons niet gewoon vergeven? Het was niet zo dat ik oneens was met wat Keller schreef, maar ik begreep het gewoon niet. De predikant geeft redenen voor de dood van Jezus. Ik ben bekend met veel traditionele redenen voor het sterven van Jezus. Daar zat het niet. Het kwam mij echter over of hij het over iemand anders had, dan de Jezus die ik uit de evangeliën ken. Alsof Keller schreef over een andere persoon dan de gekruisigde. Het liet mij verward achter. Hoe kan dat? Wat gebeurt hier?
Ik las verder in het boek. Bij de volgende zin ging mij een licht op: “De Bijbel is vaak samengevat als een drama in vier aktes: schepping, val, verlossing en herstel.” Keller brengt de Bijbel terug tot stellingen. Dat is op zich niet vreemd, want belijdenissen hebben dezelfde vorm. Maar wat gebeurt er als je een leerstelling gaat omkleden met redenen om deze aannemelijk te maken voor een welwillende scepticus? Laten we eens beter kijken naar het hoofdstuk. Waarom kan God ons niet gewoon vergeven? De predikant noemt enkele redenen. Echte vergeving is duur lijden: vergeven doet pijn, dat voel je. Een andere reden is dat ware liefde een persoonlijke uitwisseling is. Er kan volgens Keller geen God van liefde bestaan als hij niet persoonlijk betrokken raakt in het lijden aan het geweld, de onderdrukking, het verdriet en de pijn die we ervaren (205). Als je deze twee redenen neemt, zie je dan het verhaal voor ogen zoals wij dat kennen in het evangelie? Ik niet.
Het is als bij een schilderij. We kunnen de vraag stellen: waarom heeft Rembrandt De Nachtwacht geschilderd? De schutterscompagnie van Frans Banning Cocq wilde zich vereeuwigen. Zien we als we deze reden kennen ook De Nachtwacht voor ons? Nee, we weten niet hoe het schilderij er uitziet; dat kan alleen door het te zien. Keller bespreekt de betekenis van het kruis los van het verhaal. Is dat wel mogelijk? Zelf kwam ik tot de ontdekking dat dat niet gaat. De redenen leiden niet naar dit unieke gebeuren. We zien niet het tafereel zoals het gebeurd is en we komen, in het ergste geval, bij een andere Jezus terecht. Dit wil niet zeggen dat er geen redenen zijn waarom Jezus leed, maar daar kunnen we alleen over praten met het verhaal in de hand. Bij een schilderij is dat ook het geval. We kunnen de thema’s aangeven die we zien, zeggen wat ze betekenen en vertellen waarom de schilder ze gebruikt. Van de thema’s leidt er echter geen weg terug naar het schilderij. Bij het evangelie werkt voor mijn gevoel ook zo. Toen Keller zijn hoofdstuk begon, dacht ik bij mijzelf: “Hoe zal hij het doen? Hij zal wel het evangelie na gaan vertellen.” Hij deed het niet. Een ongelukkige keus, in mijn ogen.
In alle redelijkheid is de poging van Tim Keller om de welwillende sceptici te bereiken. Hoewel ik niet sceptisch ben over het christelijk geloof, werd ik dat wel over zijn poging. Kunnen we twijfelaars met alleen redenen over de streep heen trekken? Of moeten we gewoon het verhaal vertellen? Redenen kunnen sceptici ver voeren, maar of zij ook naar het doel leiden is voor mij een vraag. Het enige middel dat daar voor kan zorgen, is het lezen van het Evangelie. Maar ja, of we welwillende sceptici daartoe kunnen verleiden, weet ik niet: misschien willen ze eerst redenen horen waarom ze het Evangelie moeten lezen.
Michiel Pronk
Tim Keller, In alle redelijkheid. Van Wijnen 2008