Profeet, priester, oorlog: een fragment uit Miskottes Hoofdsom der historie

 

“Misschien vindt u het erg ruw van me, maar ik wil het toch zeggen: wij kunnen eigenlijk als kerk en zending niet zo heel erg verlangen naar het einde van de oorlog als wij profetisch denken, want er gebeurt nu iets. Misschien minder dan wij gehoopt hadden, maar er gebeuren werkelijk grote dingen, ongehoorde zegeningen, ongelooflijke bekeringen. De tijden, die een voorafschaduwing schijnen van het duizendjarig Rijk, die zijn, ofschoon een teken van Gods heerlijkheid, voor het profetisch inzicht niet de tijden die het meest vruchtbaar zijn en het beste toevoeren aan de oogst. Ik weet niet of u het verstaan kunt, maar: géén vervolging wil allerminst zeggen: nieuwe bloei.

Wij kunnen wel naar het einde van de oorlog verlangen priesterlijk, omdat ons arme volk het zwaar te verduren heeft en het onrecht hier en daar werkelijk ten hemel schreit, en ons geweten op ondraaglijke wijze in conflicten wordt gedreven door een vijand zonder ridderlijkheid. Niettemin – God vergeve ons als wij dwalen en bidt u met ons mee om méér licht – wij vermoeden soms dat het heil tegenwoordig het onheil verre overtreft, hoewel wij anderzijds wel weten (in zoverre buigt het profetische zicht zélf om naar de priesterlijke voorzichtigheid), dat dit, als de zware tijden zich rekken, waarschijnlijk niet blijven zal. Ja, wat de tijd een geheim is! dat hij ook de kwaliteit van de dingen veranderen kan en wat eerst goed was kan laten bederven!” (Miskotte, Hoofdsom der historie en andere teksten uit de oorlogsjaren, Verzameld Werk 15, 567)

Bovenstaande tekst werd door Miskotte uitgesproken op 15 maart 1944, in Amsterdam, tijdens een Bijbellezing over Openbaring 12:7-17, waar in een visioen gezien wordt dat de Satan op de aarde geworpen wordt. De tekst maakt onderdeel uit van het boek ‘Hoofdsom der historie’ dat in 1945 verscheen en nu opnieuw is opgenomen in het hierboven genoemde nieuwe deel van het Verzameld Werk. Dit deel bevat zo’n 400 pagina’s niet eerder uitgegeven materiaal; dat is de stof die voor de kenner het meest interessant is. ‘Hoofdsom der historie’ werd echter door Miskotte al zo belangrijk gevonden, dat hij het wilde uitgeven; en bovendien is het in onze tijd, die we op een andere manier dan de oorlogstijd ook wel apocalyptisch mogen noemen, een uiterst interessante tekst. Het boek bevat alle Bijbellezingen over Openbaring. De woorden hierboven worden aarzelend uitgesproken, maar dat niet omdat Miskotte niet zeker is van zijn zaak; wel omdat hij vreest dat de gemeente hem hier niet zo of zomaar kan volgen in wat hij hier zegt. Dat zal ook wel gelden voor de lezende gemeente van vandaag. Wat hij zegt is echter typerend voor hoe Miskotte gelovig en theologisch in de oorlog stond, en het heeft ons iets te zeggen in onze tijden.

Miskotte past hier op een bijzondere manier het onderscheid tussen het profetische en priesterlijke toe. De priester heeft in het Oude Testament te taak om te offeren, te zegenen en voorbede te doen. Hij hoort ook bij het religieus establishment, en het priesterschap wordt dan ook van vader op zoon overgedragen. Je hoeft er niet voor geroepen te worden. De priester is een en al stabiliteit en rust en stelt de mensen goddelijk gerust. De profeet daarentegen wordt van terzijde geroepen, en kan zijn ambt onmogelijk van zijn vader ontvangen of overdragen op zijn zoon. Hij is niet geroepen om te troosten, te bemoedigen, te verbinden, maar om het oordeel aan te zeggen, te onderscheiden waar het op aan komt en zonder schaamte of terughoudendheid uit te roepen: ‘Zo zegt de HERE’. De profeet is niet bang voor de ondergang en het oordeel, want hij staat er zelf midden in en roept hem uit. Zijn aankondiging is meestal niet eens conditioneel, zoals in onze vrome fantasie nog wel eens gedacht wordt; de meeste oud-testamentische profeten verkondigen het oordeel op een niet-conditionele manier. Het komt er gewoon aan, onontkoombaar. De psycholoog zou zeggen dat dat ‘beroep’ van profeet wel bepaalde karaktereigenschappen vereist. Overbodig om te zeggen dat wij tegenwoordig in een extreem priesterlijke kerk leven. Dat kan iedereen elke (zon)dag zelf constateren.

Toch is het onderscheid tussen profeet en priester in de kerk nooit verdwenen, en in de ambtstheologie is vaak gezegd dat de goede dominee iets van allebei heeft. Zelfs de liturgie heeft allebei. Er zit het heilig Avondmaal in, en de voorbede en de zegen op het einde – de priester heeft het laatste woord – , maar als de preek wordt uitgesproken is de toga vooral die van de profeet. En hier leert Miskotte dan de mensen om ook zo onderscheidend, priesterlijk én profetisch, naar de oorlog te kijken. Dat hij dat ook profetisch durft, terwijl de oorlog nog niet ten einde is, zou ons (die aan de randen van Europa met een oorlog te maken hebben en er misschien ook wel eens, biddend en prekend, iets over zeggen) zomaar kunnen verbazen. Maar dat komt dan omdat ook wij nog slechts priesterlijk in de kerk staan, en nog wel iets kunnen met Gods liefde en lijden, maar niet meer uit de voeten kunnen met zijn hoogst reële albestuur en overmacht. De profeet kan de oorlog in die zin verwelkomen dat hij zegt: ‘er gebeurt nu iets’ – zo Miskotte. Waar iets gebéurt, daar kan ook iets goeds tot stand komen, maar waar ‘vrede’ betekent dat er eigenlijk níets meer echt gebeurt, in ieder geval niets meer tussen God en mens, daar is zulke vrede de dood en het lukt de profeet desnoods wel om zich te verheugen in de strijd, maar niet in de dood. In Psalm 46, een apocalyptische psalm waarin de stad Gods bedreigd wordt door een vernietigend leger, gesymboliseerd in de zee, staat toch: “Laat het water maar bruisen, laat het schuimen, laat de bergen beven door onstuimigheid.” Met andere woorden: kom maar op met dat einde. En bij alle schrik die er in de Openbaring te vinden is, is er ook de vreugde, want: het einde komt, eindelijk, het lang verwachte einde van alles! Toen op 11 september 2001 de Twin Towers instortten, zei de theoloog Bram van de Beek: ‘Er gebeurt tenminste wat’. Vrijwel een citaat van wat Miskotte hier zegt. Het is hem niet in dank afgenomen, en het is inderdaad zeer de vraag of je WOII gelijk mag stellen aan de gebeurtenis waarvan toen sommigen dachten dat die het begin van WOIII zou zijn. Bovendien ziet Miskotte pósitieve dingen gebeuren, juist in de oorlog, ‘bekeringen’ ook, en hij zal daarbij ook gedacht hebben aan de toestroom bij zijn Bijbellezingen. Gods oordeel is genade. Komen wij buiten zijn oordeel, dan komen we ook buiten zijn genade. De Apocalyps heeft óók iets positiefs – kan een christen het ooit anders zeggen? Voor Miskotte is WOII anders dan alle andere oorlogen, direct apocalyptisch, omdat het volk van God er zo direct in betrokken is, omdat de Nazi’s de moord op Gods volk willen voltrekken. Maar gek genoeg levert die kennis van het ergste ook deze profetische zekerheid op: er gebeurt nu écht iets. En dat betekent dat dit misschien wel écht iets apocalyptisch heeft. Dat schept ook verwáchting van een goede heerlijke uitkomst. En dan is er écht iets gebeurd, in deze wereld die vaak zo’n vervelende herhaling van hetzelfde is – een wereld waarin het “nieuws” ons elke dag overstroomt, maar waarin bitter, bitter weinig gebeurt. Inderdaad: “geen vervolging wil allerminst zeggen: nieuwe bloei”. Dat weten wij in Nederland, met de periode 1945-2022 achter de rug, maar al te goed. Déze vrede was voor het Evangelie één en al afbraak – in grote tegenstelling met wat Miskotte aan het einde van de oorlog hoopte, want hij verwacht dan zelfs iets te zullen gaan zien van het duizendjarig rijk.

Als Miskotte vervolgens zegt dat we priesterlijk natuurlijk wél het einde van de oorlog willen, dan houdt hij het nauwelijks vol om dat te zeggen, want hij zegt er meteen weer bij dat hij tóch denkt dat zich nu (maart 1944!) meer heil dan onheil voltrekt. Juist dit boek van Miskotte verdient het om in onze apocalyptische tijd opnieuw gelezen te worden, zodat wij, anders dan hij maar in dezelfde verantwoordelijkheid en ernst, er op een zinvolle manier uit zullen preken op de zondagen, uit dat laatste bijbelboek dat al te vaak dicht blijft.

Willem Maarten Dekker

In de Waagschaal, 52e jaargang, nummer 1, 7 januari 2023