Kathleen Ferrier op zolder
Kathleen Ferrier op zolder
Mijn vacantie zit erop. Ik heb gezien wat het psalmvers zegt: vacate et videte quoniam ego sum deus. (Psalm 46:11 Vulgaat)
Ik denk met huiver aan dat leeg worden, zo prettig was het niet. Maar ik schep er mijn vreugde in om te vertellen wat Jacob aanduidde als “op deze plaats is de Heer aanwezig. Dat besefte ik niet. En hij werd vervuld van eerbied.” Dat de leegte werd gevuld, dat de last van het gemis werd afgenomen, waarlijk het zou helemaal niet passend zijn om daarover mijn mond te houden.
Zoals iedere narratio begint mijn verhaal met louter toevalligheden, niet te wegen, niet te duiden. Ik was in Limburg, nou en? Het gaat ook haast niemand aan. Er zijn zoveel mensen vacant in Limburg.
Ik had naar het Heinrich Heine Institut in Duesseldorf gewild, maar het was meest rond de dertig graden en dat maakte de stad niet aantrekkelijk. Ik heb ze achteraf gebeld, of ze mij een paar Andenken konden sturen (ik houd zoveel van Heine dat ik blij ben hem nooit gekend te hebben) en dat deden ze nog ook, op goed vertrouwen. Maar toen die spullen kwamen, was de eigenlijke vacature al vervuld, ik bedoel de ervaring dat ik niet wist, dat de Heer daar was, waar ik was.
Limburg. Lezen in de schaduw was overdag het beste, in de avond wandelen ook. Maar de boeken waren op. Ik moest op een snikhete middag naar de stad om iets te halen en vond een biografie van de hand van Maurice Leonard uit 1988 over Kathleen Ferrier, de Britse alt die in 1953 aan kanker overleed. Mijn boek was een rainbow- paperback uit 2003, Maarten Muntinga gaf deze editie en Nederl. Vertaling uit. Op de buitenkant zag ik Kathleen in de tijd dat geluk nog heel gewoon was. Ik kocht het boek, zonder te weten wat het teweeg zou brengen. Ik dacht alleen maar: dan ben ik een paar dagen onder de pannen.
Het boek leest heel gewoon en blijft gewoon, al is er jaren aan vooraf gegaan van gegevens verzamelen. Kathleen schrijft aan haar zus, geeft concerten en doet inkopen. Zit in trein en vliegtuig.
Wat voor de jaren veertig en vijftig opvallend was: orkestleden tijdens de repetitie tikten niet alleen tegen de lessenaar (instemming) maar hun harten bonsden en ze konden vaak hun tranen niet bedwingen. Ik kom daarop terug, toen ik het las deed ik dat met droge ogen. Dat leest ook beter.
Het was een fijn boek om te lezen. Ik ging ervan dromen en na die dromen kwamen herinneringen terug aan de zolder van ons huis in Doetinchem. Ik sloop daar naar toe op middagen, ik was 7 of 8 of negen en ik was alleen op zolder. Sleepte de oude grammofoon uit de hoek, haalde 78 toeren platen uit een stoffige hoes en hoorde “Art thou troubled?” en voelde me aangesproken. Ik hoorde ook ” What is life?”en het is eigenwijs maar op mijn manier vroeg ik mij dat toen ook net af. Geheel van de wereld raakte ik door de altrapsodie van Brahms. De tekst van Goethe stelt de vraag of God zich iets aantrekt van de eenzame wandelaar.
Ik zat op blokfluitles en smeekte of ik eraf mocht, ik vond het helemaal niks. Maar op zolder hoorde ik: “O rest in the Lord” (Mendelssohn) dat eindigt met een echo door de dwarsfluit van wat de altstem zingt. De fluit tilt de zangstem op. Ik wist het toen niet dat de Heer… maar ik zou weldra zeker weten dat ik zo’n dwarse fluit wilde bespelen tot ik erbij neerviel.
In de stem van Kathleen Ferrier zat de ziel van mijn moeder, die ik lief had maar die mij lastig vond, wat ik vervolgens ook steeds meer werd. En door Kathleen Ferrier heb ik later begrepen dat pijn, strijd, eenzaamheid en geloof van GF Haendel mij bereikten. Nog veel later begreep ik dat en hoe Herbert von Karajan, die aan autisme leed, in snikken uitbarstte toen Kathleen het Agnus Dei uit de Hohe Messe zong.
Ik hoor bij die kreupelen en blinden, van wie de ziel ook bestookt wordt door wat haar verderft, maar op zolder dacht ik ” o, dat daar mijn moeder zong…” Prijs God, zijn Hand zal u bewaren. – In de stem van die engelse vrouw, die stierf in 1953 voelde ik wie mijn overgrootvader was, terwijl ik jaren later ontdekte dat dat een dominee was geweest. In die stem was Indië, waar diens zoon Gerrit Jan Heering werd geboren, die hele wereld van verlangen en zinderende stilte. En ook dingen die nooit voorbij gaan, want ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen.
Voordat ik wist wie en wat en waar en hoe had ik op heilige grond gestaan, was “die Welt abhanden gekommen” was het liefst gelijk ten hemel gevaren, waar ik ook 1 keer van droomde, maar toen kreeg ik hoogtevrees.
Had Kathleen belijdenis gedaan? Ach lieve, alle keren dat zij zong. Zij had een stem die ook “the Lord” ( o rest in the Lord) niet onberoerd liet, een stem die God rommelende ingewanden bezorgde zodat hij besloot om niet te doen wat hij toch echt van plan was geweest. O God, als er 1 zangeres als Kathleen Ferrier wordt gevonden, spaar ons dan…. Daarom huilden die orkestleden ook en H.C.Andersen had Kathleens dank beschreven: ik heb tranen gezien en dat is meer dan recettes, kritieken en mooie jurken.
Ferrier steeg boven zichzelf uit en was het toch zelf. Toen ik thuis in Leeuwarden kwam draaide ik meteen Decca 430 096-2 The world of Kathleen Ferrier. Mijn gemoedstoestand gaat de lezer niet meer aan, ik heb genoeg verteld.
Vacate et videte quoniam ego sum deus. – Als dat gebeurt, waarom leest u dan Vasalis niet?
Mijn hart werd plotsling wit en heet,
’t Was of ik zelf werd omgesmeed
Ik heb het angstig ondergaan
Ik kwam er sterk en nieuw vandaan.
Gelukkig houdt mijn artikeltje hier op. Wat had ik hierna nog te zeggen?
Bernard Prakke