Schepping, ziekte en genezing

logo-idW-oud

 

Schepping, ziekte en genezing

Wat God doet dat is welgedaan, zegt het geloof. Dus wat God gemaakt heeft is ook goed en op het goede aangelegd. Ondertussen worstelt de schepping met destructieve krachten, we komen ziekte en verval tegen en het kwaad belaagt de ziel. Dus ontvankelijk voor de ziekte kun je al wat gemaakt is toch wel noemen.

In dit artikel wil ik niet nadenken over het kwaad in de goede schepping, waar het vandaan komt. Ik draai het eens om: hoe verloopt het als het vertrekt, als de ziekte geneest?

Veel kan de dokter hierover vertellen en ik begin ook bij hem. In 1865 was Anton Bruckner, oostenrijks onderwijzer en beginnend componist, opgenomen in een sanatorium wegens ernstige overspannenheid. Een poosje werd gevreesd dat zijn verstand het zou begeven. Bruckner was een nerveuze meneer, met rare trekjes. Zijn leven lang wilde hij getuigschriften ontvangen over zijn bekwaamheid, ook had hij teldwang, een neurotische behoefte om aantallen te registreren.

Als hij dacht dat een ander beter was in het vak, voelde hij een mateloze bewondering, ja verering. Zo bijvoorbeeld voor Richard Wagner, een trouw lezer van Schopenhauer, dus je kijkt op van de verering van de kant van Bruckner, vroom katholiek. Maar Wagner had de compositieleer verrijkt met nieuwe ontdekkingen, zoals het zeer lang uitspinnen en herhalen van motieven en het psychologisch laten botsen van tegenstellingen. Het koloriet van het orkest vertoonde bij hem nieuwe kleuren.

Zomer 1866, toen Oostenrijk en Duitsland met een vreselijke militaire krachtmeting bezig waren, heeft Bruckner het herstel van zijn innerlijke orde, zijn genezing, vorm gegeven in zijn derde Mis in f klein, Door deze muziek te schrijven zette hij zijn herstel door. Riccardo Chailly zegt van deze mis: “geen moment is te voorzien wat er in de volgende maat zal gebeuren.”

De onderdelen van de mis berusten niet op magie of toverkunst, zij stellen aan de orde waar het in elke kerkdienst over moet gaan: ontferming, Gods volmaaktheid, ons geloof, Gods heiligheid, zijn komst en Jezus’ offer. Voor Bruckner een onuitputtelijke bron en structuur om zijn muziek te schrijven. Zijn Kyrie is zo ontroerend, omdat hij nog maar net beter is, de schrik voor de afgrond zit er nog in, maar het zal nu beter gaan, God zij geprezen.

Zijn negende symfonie was “dem lieben Gott gewidmet”. Is dat naief en te simpel? Ik denk, als je zijn biografie en zijn hulpeloosheid kent, dan toch niet. Het slot van het boek Job is ook nogal sprookjesachtig en naief, maar wij gunnen dat Job van harte. Het sprookje is de genezing van de nachtmerrie.

Na zijn 40ste werd Bruckner pas zeker van zichzelf. Schreef 9 symfonische meesterwerken. Zijn specialisme was het Adagio, het langzame deel, met de spanningsopbouw naar de koperblazers toe. Onze liefde tot God wordt daar gewekt, onze ziel wordt vertroost. De Schepper gaf het koper, de lucht, de trilling en het oor en dat was het speelgoed waaruit ooit deze prachtige muziek kon ontstaan.

Eduard van Beinum speelde graag Bruckner. Er zijn in die muziek ook vreemde overgangen, je denkt er zijn twee bladzijden kwijt of zo. Maar dat is opzettelijk, sommige sprekers doen dat ook, zij stoppen en geven te denken. Ik heb van Beinum nog gezien met Bruckner 5 in Arnhem in 1959, een maand later was hij dood. Het orkest is toen een paar jaar geleid door twee dirigenten, Jochum en Haitink. Allebei intens op Bruckner betrokken. Jochum nam in 1965 het orkest mee naar Bayern, niet om te voetballen, maar om de 5de te spelen in de barokkerk van Ottobeuren. Daar hoort die muziek thuis.

Nu we het over plaatsen hebben, ik hoorde de Mis in f in Billerbeck, bij Muenster, twee jaar geleden en de kerk was helemaal vol. Ook erg veel jonge mensen, dat mis je bij ons. Omdat de TV verkocht is aan kermisexploitanten (Komrij) krijgen jongeren geen opvoeding in iets goeds.

Bruckner zei een keer: Schubert heeft het pad gebaand. Hij bedoelde een melodievoering, een accoordenvolgorde, die vastloopt in een groot bijna wanhopig accoord, als een ruzie. En Schubert wist hoe je dan door moest gaan, hij is de grootmeester van spanningsopbouw-crisis-nieuw begin en verzoening.

Ik nader mijn conclusie. Berlioz was ongeneeslijk theatraal, Beethoven was heroisch ook als het geheel ongepast was, Bruckner was een hulpeloos mens, Tsjaikovsky was zelden vrij van faalangst en zo kun je doorgaan. Zonder valse heroiek mag je stellen dat deze mensen hun werk voor de poorten van de hel hebben weggesleept.

Dat zou kunnen betekenen dat scheppen eigenlijk betekent: ontrukken aan de chaos.

Bernard Prakke