Post-utopische gezel-schappelijk-heid

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)In de laatste weken heb ik Ursula K. Le Guins (1929-2018) utopische roman Always coming home uit het jaar 1985 gelezen, in de onlangs verschenen Duitse vertaling. Maar eigenlijk is het helemaal geen roman, laat staan een utopisch roman, want de 861 pagina’s bieden als een soort mozaïek van alles: verhalen, biografieën, gedichten, toneelstukken, tekeningen, muziek, (religieuze) rituelen, recepten, kaarten, woordenboeken, toelichtingen en nog veel meer. Over een volk dat ooit geleefd zal kunnen hebben, het Kesh-volk in de Na-Valley in Californië. Perfectum en futurum II komen hier bij elkaar. Want het gaat om niets minder dan om een archeologie van de toekomst.

Archeologie van de toekomst

Ook in ander opzicht probeert Le Guin in haar oeuvre het tot nu toe onmogelijke: Want gewone archeologische vondsten zoals botten of munten vallen niet te verwachten als men niet het verleden maar de toekomst onderzoekt. Le Guins onderzoekmethode valt dan ook het beste te beschrijven als een soort luisteren naar de stemmen van een kind en het opzoeken van een concrete plaats, in dit geval het gebied waar de schrijfster zelf is opgegroeid en waarnaartoe ze nu terugkeert: de Nappa-Valley in Californië, die na de ineenstorting van de huidige moderne samenleving is omgevormd tot de Na-Valley, waar het Kesh-volk zich zal hebben gevestigd. Vanuit deze concrete plaats luistert Le Guin via de stemmen van kinderen naar de inheemse bevolking, die door de witte Amerikanen in het verleden werd uitgeroeid en tegelijkertijd naar het volk van de Kesh, dat het dal eerst in de toekomst zal bewonen. En in de toekomst betekent hier: na de grote ecologische catastrofe die het Californië zoals we dat van nu kennen ten onder heeft laten gaan. Deze catastrofe – gesproken wordt onder meer over een vernietigende chemische ramp – zal haar sporen beslist achterlaten. Het gaat in de toekomst om het leven op een beschadigde planeet. Wat ons te wachten staat is geen samenleving waarin uiteindelijk alle tranen zijn afgewist en waar noch de dood, noch rouw, noch geklaag noch moeite meer zijn, in tegendeel: Veel mensen hebben in verband met de chemische ramp genetische defecten, de kindersterfte is enorm hoog en de hersenen zijn aangetast door toxische en langdurige besmettingen: de dystopie is dus volop geïntegreerd in de utopie.

Post-utopisch

Always coming home beschrijft het leven in het dal na de grote toekomstige ramp en de sporen die deze ramp heeft achtergelaten. Het is geen utopie in de klassieke zin, waar een ergens of een nergens beschreven wordt (gr. ou-topos: geen plaats), maar verzint juist de mogelijke toekomst van een hele concrete plaats die zelf op een desastreuze manier verweven is met het utopisch denken: het Californië/het Amerika van de huidige witte Amerikanen staat tenslotte zelf symbool voor de vleesgeworden utopie par excellence (de nieuwe wereld, het beloofde land). En voor de grote verhalen van de moderniteit, die met deze utopie zijn verbonden: het universele geloof in de eindeloze wetenschappelijke, technologische en maatschappelijke vooruitgang, de noodzaak van voortdurende economische groei, het eurocentrisme, het antropocentrisme, het patriarchaat (en noem maar op). Met dit soort utopieën rekent Always coming home af: Altijd naar huis komen beschrijft een rugwaartse beweging naar een concrete plaats op de aarde, een beweging die bovendien continu herhaald wordt: een soort spiraal van buiten naar binnen als alternatief voor een lineaire vooruitschrijdende beweging.

Economie van de gave

De post-utopische samenleving van Always coming home is dan ook geïnspireerd door de cultuur van de oorspronkelijke inheemse en dus niet-Europeaanse bevolking van Californië. Bij voorbeeld door een gezegde van de Crew-Indianen: “Het gaat terug en kijkt naar voren”.

De weg terug leidt echter geenszins naar een samenleving die zich zal afkeren van de moderne techniek. Men houdt gewoon niet meer zo van een denken in binaire tegenstellingen: een eenvoudige en ecologisch verantwoorde stijl van leven in samenklank met de natuur kan moeiteloos gecombineerd worden met technische veroveringen zoals stroom, internet, modern vervoer en effectieve wapens ter verdediging. Ook de tegenstelling tussen mens, dier en planten en het daarmee verbonden antropocentrisme is verdwenen. Aan de post-utopische samenleving nemen allerlei actoren deel, verschillende soorten van “lui”, die op een niet -hiërarchische manier voortdurend met elkaar “in gesprek” zijn: mensen-lui, dieren-lui, planten-lui. Alle soorten lui zijn metafysisch met elkaar verbonden. Dit houdt een niet-kapitalistische manier van produceren in, waarin het erop aankomt de ander iets te geven. Eigendom is niet afgeschaft, maar heeft een andere betekenis gekregen. Rijkdom bestaat erin, de ander iets te geven. Arm wordt een persoon genoemd, als ze gierig is en niets van haar bezit weggeeft. Indrukwekkend vind ik zelf de manier waarop in een lied van een jager zelfs de jacht op wilde dieren als een wederzijds geven wordt beschreven:

“Ik geef je mijn pijl, mijn blad, mijn geest, mijn handen.

Jij geeft me je vlees, je bloed, je huid, je voeten.

Jij bent mijn leven. Ik ben jouw dood.

We drinken samen uit deze bron.” (528; vert. SH).

En als een boerderijdier wordt gedood, krijgt het behalve een dankzegging voor zijn gave (vlees, huid) ook iets terug in de vorm van rituele woorden bij zijn sterven.

“Je leven eindigt nu,

je dood begint.

Moois,

geef ons, wat we nodig hebben.

Wij geven je onze woorden.” (123, vert. SH)

Non-binaire levensstijl

De post-utopische samenleving in Always coming home is vanzelfsprekend matrilineair georganiseerd: de man gaat bij de vrouw (en eventuele kinderen en andere mensen) wonen als er aanleiding voor is en gaat weer terug naar het huis van zijn moeder als de verbinding stuk loopt. De hele samenleving is op een positieve manier rondom het biologische en culturele sekseverschil georganiseerd, maar behalve mannen en vrouwen zijn er vanzelfsprekend ook mannen die als vrouwen leven en omgekeerd. Een duidelijk verschil tussen de seksen en aandacht voor lichamelijkheid met name van vrouwen wordt gecombineerd met een hoogst mogelijke vanzelfsprekendheid van queer personen. Een non-binaire levensstijl betekent dus in het Kesh-volk niet dat er geen verschil gemaakt wordt tussen mannen en vrouwen – in tegendeel – maar dat dit verschil niet in het nadeel van m.n. vrouwen wordt georganiseerd. Op die manier ontsnapt de post-utopische samenleving aan het moderne feministische dilemma tussen een denken in termen van of gelijkheid of (on-hiërarchisch) verschil en biedt bovendien tegelijkertijd een alternatief voor het postmoderne deconstructie-denken met zijn gevaar van de negatie van het concrete lichaam en zijn behoefden.

Een ander voorbeeld voor deze niet relativistische non-binaire levensstijl komt ook tot uitdrukking in de literatuur van het Kesh-volk. In deze literatuur wordt namelijk geen onderscheid gemaakt tussen feit en fictie (non-binair), maar anders dan in onze samenleving wordt wel glashelder onderscheid gemaakt tussen waarheid en leugen (niet relativistisch): terwijl bij ons propaganda of als journalistiek of als fictie kan worden beschouwd, beschouwt het Kesh-volk propaganda, geroddel, opscheppen en lange verhalen helemaal niet als literatuur. Bovendien is deze literatuur van de toekomst per definitie multi-perspectivisch. Het beste verhaal is een verhaal dat in de loop van het verhaal haast onopvallend herhaaldelijk van perspectief veranderd.

Ten slotte

Voor wie Always coming home daadwerkelijk wil lezen, raad ik aan dat niet zoals ik dat heb gedaan van kaft tot kaft te doen. Zo – zeg maar lineair – is het boek ook niet bedoeld. Het is eerder een verzameling van stukken die men helemaal niet op volgorde hoeft te lezen. De eigen voorkeur mag het zeggen. Zelf was ik het meest gefascineerd door de vele rituelen die het Kesh-volk heeft ontwikkeld rondom thema’s als dood, lijden, verlies en verdriet. Ik sluit daarom af met een lied van een oude vrouw.

Lied van een oude vrouw

“Ik was een pruim.

Dan werd ik,

met de pit gedroogd,

tot gedroogd fruit.

Eet mij, eet mij!

De pit, spuug uit!

Er zal uit groeien

een boom, een boom,

bloeiend, pruim.” (154, vert. SH)

Susanne Hennecke

 

Ursula K. Le Guin, Immer nach Hause. Roman (vertaald uit het Engels door Matthias Fersterer, Karen Nölle & Helmut W. Pesch), Wittenberge 2023 (oorspr. Always coming home, New York 1985).

 

In de Waagschaal, nr. 8, 17 augustus 2024