Antwoord aan Dick Boer
Antwoord aan Dick Boer
Voordat ik op de vragen van Dick Boer in ga, eerst aandacht voor twee vooronderstellingen, die zijn reactie bepalen. Het zijn vooronderstellingen die in kerkelijke kringen gewild zijn. Tot die kringen behoor ik ook, of moet ik zeggen behoorde ik?
De eerste vooronderstelling is dat de Islam in zich een vredelievende religie is en een dito geschiedenis kent. ‘de geschiedenis van de Islam wordt niet door terrorisme gekenmerkt, eerder door een verdraagzaamheid, …’ zegt Boer.
De tweede vooronderstelling hangt daarmee onmiddellijk samen. Dat er sprake is van islamitisch terrorisme, komt door het veel agressievere (christelijke), kapitalistische, imperialistische Westen. ‘ Dat er zich nu een islamitisch terrorisme breed maakt lijkt mij derhalve vooral vrucht van de asociale en arrogante wijze waarop ‘onze’, Westerse cultuur met de rest van de wereld omgaat.’
De twee vooronderstellingen bepalen ook de oplossing. En inderdaad ook bij Boer komt die te voorschijn. Het middel om het terrorisme in te dammen is een sociaal rechtvaardige wereldorde. Dan wordt het terrorisme de wind uit de zeilen genomen. Zou de kerk juist op dat punt niet moeten spreken?
Er zou zeker veel gewonnen zijn als de sociale wereldpolitiek inderdaad socialer zou worden. Dat is inderdaad een doorlopende zorg voor de kerk. Toch ben ik er niet geheel zeker van of dan ook het Islamitisch terrorisme verdwijnt. De laatste jaren is er nogal wat onderzoek verschenen dat met name achter de beide bovengenoemde vooronderstellingen een vraagteken plaatst.
Recent is dat onderzoek door Paul Scheffer in de Abel Herzberglezing nogmaals samengevat. Hij laat zien dat de geschiedenis van de Islam vanaf het begin gekenmerkt wordt door imperialisme. Verder documenteert hij dat er in de Islam wel degelijk sprake is van een vijandsdenken, dat maar weinig te maken heeft met de sociaal economische Westerse overheersing. Scheffer levert er ook nog een verklaring bij waarom juist nu de agressieve trekken van de Islam zo pregnant zichtbaar worden. Dat heeft te maken dat de Islam na eeuwen isolement, onder andere door de recente migratie, krachtig met een andere cultuur geconfronteerd wordt.
Het is verleidelijk de gedachtegangen van Scheffer weer te geven. Daar gaat het nu niet om. Ik noem zijn rede om daarmee aan te geven dat we binnen de kerk niet al te makkelijk op oude denkvormen moeten terugvallen als het om de verklaring van het hedendaagse terrorisme gaat. Ook hier geldt: Sterft, gij oude vormen en gedachten.
Dan de vragen van Dick Boer aan mijn adres. Serieuze vragen, die naar ik hoop het begin zijn van een grondige discussie in ons blad.
Wellicht ben ik niet duidelijk genoeg geweest, maar laat er geen misverstand over bestaan. Binnen onze rechtstaat dient er een grote mate van vrijheid te zijn van individuen en organisaties om te zeggen wat zij te zeggen hebben, of dat nu religieus of niet gemotiveerd wordt (zie het eerste en tweede punt van Boer). Juist om die verworvenheid van de democratische rechtstaat, schreef ik mijn artikel. In onze huidige samenleving moeten we er maar aan wennen dat er ook in onze oren wellicht vreemde dingen gezegd worden. Voor deze vrijheid dient de overheid en in feite dus wij allen te gaan staan. Het is echt een misvatting dat ik ‘verschoond’ zou willen blijven van mij niet welgevallige uitspraken en meningen. Dat was niet de reden waarom ik mijn artikel schreef.
Waar het probleem zit, geeft Boer feilloos aan. Deze vrijheid heeft ieder, ‘mits je je daarbij aan het geldende recht houdt’. Precies om dat ‘mits’ gaat het. Ik ga met Boer mee, als hij stelt dat dat recht ook nog eens door een meerderheid veranderd kan worden, ook al moeten we daar voorzichtig mee zijn. Ik zou er aan willen toevoegen dat het om recht dient te gaan, dat een democratische samenleving dient en dat door een democratische samenleving ook gehandhaafd wordt. Daarvoor is een neutrale staat/overheid een conditio sine qua non. Een betere samenvatting dan die Boer in zijn punt 2 noemt, kan ik niet geven. Als ik in mijn artikel onduidelijk geweest ben, wordt het hier nog eens verhelderd.
De genoemde vrijheid houdt evenwel op als de neutraliteit van de staat in het geding gebracht wordt. Precies dat hoor en zie ik in Islamitische reacties gebeuren. De staat is daarbij niet neutraal maar een spreekbuis van de religie. De staat heeft God te dienen en ayatollahs leggen uit wat Hij bedoelt. Is dat nu niet precies een vorm van wat de staat niet behoort te doen: uitspreken wat de waarheid is?
Zo’n vaart loopt het toch in Nederland niet, zal men tegenwerpen. Misschien niet, maar het is ook niet alleen een Nederlands probleem. Ik ga toch iets te haastig aan Nederland voorbij. In zijn boven genoemde Herzbergrede gaat Scheffer uitvoerig in op de integratie problemen van Moslims in Nederland. Tot mijn vreugde noemt hij ook de verhouding tussen kerk en staat. Een belangrijke hindernis om te integreren is juist dit ontbreken van een scheiding tussen kerk en staat in het islamitische denken. De neutrale staat wordt als een tegenstander gezien. Zolang die gedachte blijft, legitimeert die het niet willen integreren.
Welnu het Christendom kan laten zien dat men heel goed én gelovige kan zijn én staatsburger en dat dat helemaal geen scheiding in de persoon hoeft te betekenen. Ook als gelovige kan je in politicis mee spreken. In dat verband vind ik Barth nog altijd een uitermate belangrijke gids.
Ik dwaal een beetje af. Ik schreef mijn artikel niet om Moslims te helpen een probleem op te lossen, hoewel dat nooit kwaad kan. Ik schreef mijn artikel om te waarschuwen tegen een tendens in de samenleving geringschattend over de staat te spreken. De kerk dient alert te zijn als aan de grondslagen van de neutrale rechtstaat gemorreld wordt, ook al is het nog zo gering. Cliteur waarschuwt ons daarvoor in zijn inaugurele rede. De kerk hoort hem daarin bij te vallen, ook als dat opnieuw een lastig debat over christelijke scholen en christelijke politieke partijen oplevert. Immers, alleen een neutrale, democratische staat waarborgt het recht van spreken van ieder in die samenleving. Daarin zijn Boer en ik het dus hartgrondig eens (zie zijn derde punt). Het bijzondere van Barth vind ik dat hij deze positie nu met bij uitstek theologische argumenten onderbouwt. Op zo veel theologische bijval had Cliteur vast niet gerekend.
Dan tot slot het vierde punt van Boer. In de aanhef van deze reactie schreef ik reeds daarover. Uiteraard ben ik het met Boer eens, dat de kerk ook alert dient te zijn als de staat speelbal dreigt te worden of is van de private belangen van de grote spelers op het wereldtoneel. Dat is de kerk gelukkig ook. Ik verwijs daarvoor naar het recent verschenen rapport van de WARC, met een niet mis te verstane veroordeling van het sociaal-economische denken van onze tijd.
Ook is het waar dat het verminderen van de sociale tegenstellingen spanning in de wereld zal doen verminderen, maar of dat ook het einde betekent van het islamitisch terrorisme is de vraag. Daarvoor leveren Scheffers en de zijnen toch iets te veel materiaal dat van het tegendeel getuigt.
Welk ‘front’ op dit moment voor de kerk het belangrijkst is, durf ik niet te zeggen. In ieder geval maak ik mij zorgen over het verschrompelen van de staatsmacht, inclusief het geweldsmonopolie, op vele plaatsen van de wereld. Wat er dan gebeurt, doet mij huiveren en beseffen hoe waardevol de democratische, neutrale rechtstaat is. Boer vraagt op welke analisten ik mij baseer. John Gray weidt in zijn onconventionele analyse van Al Kaida een hoofdstuk aan de Metamorfose van de staat. Daarin herhaalt hij wat vele anderen voor hem reeds gezegd hebben. De oorlog is niet langer een oorlog tussen staten maar van irreguliere legers en politieke organisaties, die niet meer gecontroleerd worden door staten. Hij komt dan tot de conclusie: ‘Terrorisme gedijt op de zwakte van staten’. Deze ‘nieuwe’ oorlog wordt wereldwijd gevoerd. Daar ontkomen we niet aan, ook al hervormen we in sociaal-economisch opzicht. Dat is nodig, maar minstens zo nodig is een sterke democratische staat, die voor alles neutraal is.
At Polhuis