Het anti-semitisme van Ateek
HET ANTI-SEMITISME VAN ATEEK
Iemand die kritisch is ten opzichte van de Israëlische politiek kan het verwijt krijgen, dat hij of zij anti-semitisch is. Het is een zware beschuldiging, vaak gepaard gaande met een verwijzing naar de WOII. Naim Ateek is kritisch, uiterst kritisch zelf. Daarvan getuigt hij in zijn boeken. Eén daarvan bespreek ik: Roep om verzoening. Een Palestijnse christen over vrede en recht. Hoewel ik het politiek grondig met hem oneens ben, vind ik dat hij in het politieke debat moet kunnen zeggen hoe hij over zaken denkt. In dat debat moet dat dan maar weerlegd worden. Dat mag wat mij betreft een stevig debat zijn, omdat zijn opvattingen nog al twijfelachtig zijn. Zo heb ik hem aangesproken op zijn pretentie geweldloos te zijn. Hoe stevig dat debat ook gevoerd wordt, beschuldigingen van anti-semitisme horen daarin niet thuis. Het is dan ook niet omdat ik zijn kritiek op Israël niet verdraag, dat ik over anti- semitisme bij Ateek spreek.
Ateek spreekt als theoloog, als christelijk theoloog. Dan moet je altijd al op je hoede zijn, zeker als het om Israël gaat. In zijn geval speelt er nog iets mee. Als Palestijns christen moet hij, wil hij de solidariteit met zijn Palestijnse (Islamitische) broeders niet verbreken, zo veel mogelijk afstand nemen van Israël. Dat begrijp ik, maar het rechtvaardigt daarmee nog niet zijn theologische spreken over Israël. Daar gaat het mij in dit artikel om. Deze theologie is in zijn kern anti-semitisch. Het is voor mij dan ook onbegrijpelijk dat westerse en met name in Nederland opgegroeide en opgeleide theologen zo kritiekloos deze theologie steunen. Plaisier noemt in zijn in het boek opgenomen aanbeveling wel de moeite die Nederlandse Christenen met Ateeks opvatting van de theologische betekenis van het levende jodendom (geen betekenis dus) hebben, maar veroordeelt deze opvattingen niet. Dat is mij te verhullend.
Ateek richt zijn peilen op de zionisten en dan met name de Christenen onder hen. De joden heeft hij in feite opgegeven. Christenen moet duidelijk gemaakt worden dat de zionistische benadering van de bijbel in strijd is met de kern van het getuigenis. In dit zionisme gaat het om een letterlijke toepassing van de bijbel. Zijn moeite met dit bijbelgebruik kan ik mee voelen. Ik begrijp het ook, omdat dit fundamentalistische bijbelgeloof politiek tot onbuigzame keuzen leidt. Het nederzettingenbeleid wordt er door gerechtvaardigd en ook de onbespreekbaarheid van de ondeelbaarheid van Jeruzalem. Van dit Groot-Israël denken moet Ateek niets hebben. Dat lijkt mij terecht. Theologisch gesproken – en daar gaat het mij in dit artikel om – moet dit afgewezen worden. Breukelman noemt dat judaïsering van het kerygma. In de praktijk leidt dat bijna onvermijdelijk tot een kritiekloos philo-semitisme.
Daar strijdt Ateek tegen. Hij wil de bijbel ‘dezioniseren’ (29,82) (sic). Door zijn radicale afwijzing van de judaïsering slaat hij evenwel door naar de andere pool van de polariteit. Breukelman noemde die de etnisering van het kerygma. Het NT wordt dan niet in het licht gelezen van het OT, maar geplaatst in een algemeen menselijk kader. Waar dat gebeurt, ligt het gevaar van anti-semitisme op de loer. Aan dat gevaar is Ateek niet ontkomen.
In zijn betoog stelt hij de ‘beperkte en bekrompen, exclusieve’ zionistische lezing van de bijbel aan de kaak. Daartegenover zet hij de ‘universele, humanitaire, inclusieve’ strekking van de bijbel. Deze tegenstelling doet sterk denken aan Marcion; het OT tegen het NT. Het OT is voor Ateek alleen van belang voor zover het NT daarin weerspiegeld wordt. Zonder dat heeft het voor hem ‘behalve als boek over de geschiedenis en het erfgoed van het joodse volk geen persoonlijke betekenis’ (80). Buiten de universele strekking die in het NT in Jezus tot volle wasdom komt, is er weinig goeds te melden over het OT. Het is ‘kleingeestig, bitter, hard, racistisch, op segregatie gericht, wettisch en kleingeestig, enghartig, xenofobisch, gewelddadig’.
De volgende stap is dan snel gezet. De joden hebben hun eigen schrift niet begrepen. Zij hebben de werkelijke bedoelingen van God misverstaan (89). Zij kiezen voor de bekrompen lezing. Het zijn de Christenen die het OT op de juiste wijze verstaan en dan met name Ateek en zijn Sabeel instituut. ‘Nu zijn het de vele Palestijnse christenen die het vaandel van de lijdende dienaar opnemen. Deze christenen zijn de ware (!) erfgenamen van de religieuze traditie van het christelijke geloof, die zowel uit het Oude als het Nieuwe Testament is voortgekomen.’ (135) Het is de klassieke plaatsvervangingstheologie in een nieuw jasje. Uit ervaring met deze theologie weten we wat de laatste stap is. Die stap wordt ook door Ateek gezet.
Als God universeel is, gebonden aan volk noch land van Israël, noch aan de aan dat volk gegeven belofte, als de joodse God een provocatie is van deze universele God, dan wordt Jezus ontdaan van zijn jood-zijn. Hij is Palestijn, geboren onder een bezetting die lijkt op de huidige Israëlische bezetting, de Romeinse (28). De universele God heeft joden als uitverkoren volk of een jood om zich te openbaren niet nodig. De God van Israël is losgemaakt van Israël en tot een algemene God gemaakt. Als dat zo is, bestaan er eigenlijk geen joden. En, als er geen joden bestaan dan is er ook geen jodenstaat, Israël nodig.
Exact dat noemt Abel Herzberg anti-semitisme. De God van de joden wordt ontkend en daarmee ook de joden. Deze ontkenning is overwinning van de heiden die de hinder van zijn eigen geweten door deze God van de bijbel niet kan verdragen. De heiden wil niet door deze God gestoord worden. Omdat hij deze God niet kan treffen, treft hij het volk dat aan Hem herinnert en met Hem verbonden is. Als dat niet kan, dan maar daar waar dat volk te raken is: de strijd tegen de jodenstaat.
De kerk zou de moed moeten hebben om tegen deze etnisering van het kerygma door Ateek, Sabeel en zijn vrienden radicaal nee te zeggen. Datzelfde geldt overigens ook voor de judaïsering van het kerygma. Beide posities zijn in de kerk theologisch niet houdbaar. Tegen de judaïsering dient door de kerk telkens opgekomen te worden voor het ‘toto’. Zeker, ‘de kennis van datgene wat over de mens wordt gezegd, wordt in het geheel van het boek opgedaan in Israël’, zoals Breukelman terecht zegt. Dat is het pars, maar het totum mag niet losgelaten worden: ‘Het verhaal van Israël kleurt geheel en al wat er over de mens in het algemeen wordt gezegd.’ Als dat zo is, geldt ook het omgekeerde. Tegen de etnisering van het kerygma dient opgekomen te worden voor het ‘pars’, het bijzondere. Over de mens kan in de kerk niet gesproken worden buiten Israël om, buiten het OT om. Dat blijft de graat in de keel van christelijke theologen.
In dit artikel vel ik een theologisch oordeel over de positie van Ateek. Tegelijk is duidelijk dat theologie niet vrijblijvend is. Dat wordt op bijna elke pagina van zijn boek beschreven. De theologische keus, die hij maakt heeft direct politieke consequenties. Of gaat de politieke keus voorop? Dat laat ik nu maar in het midden. De keus waar ik voor pleit heeft ook politieke implicaties. Als ik pleit voor een kerkelijk nee tegen zowel judaïsering als etnisering van het kerygma ben ik er dus nog niet vanaf. Want wat betekent dan deze kerkelijke keus in de politieke keuzen die gemaakt moeten worden, onze houding tot het huidige Israël en de door de Israëlische regering gevoerde politiek? Het lijkt mij dat we als kerk bij het beantwoorden van die vragen altijd met twee woorden zullen moeten spreken. Enerzijds dient dan, hoe problematisch ook, vastgehouden te worden aan het bijzondere van Israël. We kunnen en mogen ons niet ontdoen van de joden. Concreet betekent dat opkomen voor het voortbestaan van de joodse staat Israël. Anderzijds, even problematisch, dient er vastgehouden te worden aan de universele inzet van het heil van de God van Israël. Concreet, de toekomst van Palestijnen. Aan die spanning ontkomt de kerk niet. Ook gelovigen mogen zich daaraan niet onttrekken. Er is geen keuze mogelijk voor de één zonder de ander. Dan maken we ons er te gemakkelijk van af. Tussen die twee posities zal er altijd weer, hoe moeizaam en uitzichtsloos dat soms ook lijkt, gezocht moeten worden naar verzoening. Dat is een andere verzoening dan waar Ateek in zijn boek voor pleit.
At Polhuis
(De citaten die naar Frans Breukelman verwijzen komen uit: Rinse Reeling Brouwer, De man en zijn karwei. Over Frans Breukelman (1916-1993), Narratio 2012, 82.)