Uit de pastorie

logoIdW

 

UIT DE PASTORIE

Middenin de exegese van de eerste brief aan Timoteüs – een ingewikkeld maar lonend werk, ik wist weinig van de zogenaamde pastorale brieven in het Nieuwe Testament af – bereikt mij de discussie of predikanten zich in hun pre-ken moeten keren tegen coalitieonderhandelingen waarbij de PVV betrokken is. Ik aarzel. Hoe jong ik destijds ook was, ik kijk niet met genoegen terug op die jaren waarin ook tijdens de kerkdienst het debat over kernbewapening werd gevoerd. Los daarvan, bekruipt mij bij ferme uitspraken altijd een gezonde portie argwaan. Altijd zingt ergens in mijn achterhoofd dat wezenlijke zinnetje uit de opera Porgy and Bess rond: It ain’t necessarily so…

Moet dan de politiek in de prediking achterwege blijven? Welnee, natuurlijk niet en dat kan ook niet. In de prediking zal het altijd gaan om de mens in relatie met zijn omgeving en daar hoort natuurlijk de politiek bij. Bezig met deze Timoteüsbrief, viel het me echter opnieuw op dat de politieke constellatie van dat moment slechts op de achtergrond van het leven in de gemeente meedoet. De politiek – en dat is iets dat ook aan de prediking van Jezus opvalt – heeft maar een heel marginale betekenis in het Nieuwe Testament. De schrijver van de Timoteüsbrieven heeft bijvoorbeeld een behoorlijk conservatief wereldbeeld: Mannen zijn de baas, vrouwen moeten hun mond houden, zich in hun kle-dingstijl matigen en slaven moeten zich voegen in hun lot. Bij nogal wat praktisch-politieke en ethische voorschriften moest de gemeente de afgelopen diensten hardop gniffelen en gelijk had ze! Het is dan mijn taak het wat voor de Bijbelschrijvers op te nemen en uit te leggen dat het in die tijd voor de gemeente van belang was dat haar heidense omgeving geen aanstoot aan haar nam en dat daarom de auteur de gemeenteleden oproept zich vooral te voegen in de bestaande maatschappelijke verhoudingen. Terecht overigens nemen sommigen met dat argument geen genoe-gen, en los daarvan blijft het voor mij de vraag of met name de positie van vrouwen in de hellenistische tijd niet veel beter en zelfstandiger was dan waar de schrijver van de Timoteusbrief ze in de gemeente wil hebben.

Toch moest ik nog wat langer nadenken over die oproep om je te voegen in de samenleving waarin je je op dat moment bevindt opdat niemand aanstoot aan je kan nemen. Het lijkt wel alsof de schrijver bedoelt dat er nu eenmaal altijd een samenleving is die je niet zal bevallen. Een samenleving waar mannen en vrouwen, slaven en vreemdelingen steeds wisselende posities in zullen nemen. Een samenleving ook waarin er dus steeds wisselende politieke constellaties en dus ook kabinetten zullen zijn. Waar de schrijver op aandringt, is binnen die constellaties, binnen de gegeven omstandigheden, christelijk te zijn en te blijven. Nu is dat een beladen term maar ik bedoel iets als een beetje op Christus blijven lijken. Het moet de gemeente dus aan te zien zijn wie haar Heer is. Binnen de verhoudingen die er zijn en die dus steeds veranderlijk zijn, komt het erop aan betrouwbaar, vriendelijk, liefdevol en geduldig te zijn, om maar een paar termen te gebruiken die in deze brief vallen. Dat intrigeert mij omdat zoiets niet onmiddellijk mijn eerste reflex is als het om een partij als de PVV gaat. Bedoelt de schrijver dat wij op de kansel niet meteen de jacht openen maar vriendelijk en geduldig nagaan waar al die angst en onvrede nu precies vandaan komt? Zou dat mogelijk christelijk zijn?

Vele jaren geleden bezocht een SS commandant in Zandvoort trouw de kerkdiensten van de grote theoloog Kleis Kroon. De gemeente was ertegen terwijl men van Kroon ook wel wist waar hij voor stond. Toch weigerde Kroon struc-tureel deze man de toegang tot de dienst en ook tot het Avondmaal te ontzeggen. Men zegt dat deze commandant daar bekeerd is…

E.J. de Wijer