[1] Karl Barth, Theologische Fragen und Antworten, Gesammelte Vorträge/ 3. Band, Evangelischer Verlag AG.Zollikon 1957, S. 158-184. Zie ook: Theologische Existenz heute, 1934 Heft 9
[2] EB 256
[3] achteraf
[4] De leer van de triniteit of drieëenheid is de leer volgens welke de Vader, de Zoon en de Heilige Geest op gelijke wijze de goddelijke natuur bezitten. De grondslag voor de triniteitsleer werd gelegd door Athanasius op het eerste van de zgn.oecumenische concilies, het concilie van Nicea (325 na Chr). De klassieke triniteitsleer werd ontwikkeld in de tweede helft van de vierde eeuw door de zogenaamde Cappadocische theologen. Zij is vastgelegd op het tweede oecumenische concilie te Constantinopel (381)
[5] Onder subordinatianen verstaan we die stroming in de triniteitsleer, in de vierde eeuw ontstaan, die wel de drie personen aanvaardde, maar aan de tweede en derde persoon niet in volle zin de goddelijke natuur toekende. Volgens deze leer is Christus een ondergeschikt goddelijk wezen. In de derde eeuw treden op:de modalisten of sabellianen die de personen hielden voor drie modi (dwz. drie wijzen van openbaring) van de éne goddelijke natuur en persoon. Volgens de modalisten zijn Vader, Zoon en Heilige Geest slechts verschillende namen voor een en hetzelfde goddelijke wezen. Onder anti-trinitariers wordt verstaan de humanistische geesteshouding, stammend uit de 16-de eeuw die zich kenmerkt door de loochening van de triniteit. Zij worden beschouwd als de voorbereiders van de Verlichting.
[6] René Descartes (1596-1650) fundeert de zekerheid van het bestaan in het menselijk denken.
[7] en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen.