God als Heer van de geschiedenis?
God als Heer van de geschiedenis?
Het is intussen een kleine vijftig jaar geleden dat ik in het maandblad Wending artikelen van de heer Patijn las. Ik was erg onder de indruk van zijn zakelijke manier van argumenteren. Hij nam toen op het gebied van buitenlandse politiek en defensie standpunten in die door de meeste politieke partijen wel werden gedeeld, maar die onder leidinggevende theologen uitzonderlijk waren. Daarop nu terugkijkend moet men zeggen dat de geschiedenis Patijn verregaand gelijk heeft gegeven. Dat wil nog niet zeggen dat degenen die het niet met hem eens waren dus ongelijk hadden. Hun visie heeft gewoon niet de kans gekregen in de loop van de geschiedenis. Ik denk hier aan de discussie over de NAVO en de Duitse herbewapening. De tegenstanders daarvan wezen erop dat door de herbwapening de revanchisten in Duitsland weer een kans zouden krijgen, en dat de angst voor ‘de Russen’ een enorme sommen geld verslindende wapenwedloop op gang bracht, terwijl in de derde wereld miljoenen mensen in bittere armoede leefden. Dat dit een valabele argumentatie was kan niemand ontkennen. Achteraf moet inderdaad worden gezegd dat de angst voor ‘de Russen’ overdreven was, niet omdat de communistische machthebbers helemaal niet zo kwaad waren als ze hier werden afgeschilderd, maar omdat ze helemaal niet de mogelijkheden hadden om een wereldoorlog te beginnen en met succes te voeren. De communisten waren – anders dan de nazi’s – realisten en zouden aan een dergelijk avontuur niet zijn begonnen. We weten gewoon niet hoe de geschiedenis zou zijn verlopen als de NAVO de eigen bewapening minder zou hebben opgevoerd, Duitsland niet zou zijn herbewapend en een veel eerder en veel meer aan ontwikkelingssamenwerking zou zijn uitgegeven.
Patijn redeneerde vanuit een ander perspectief. Hij was van mening dat ter voorkoming van herhaling van de gang van zaken na de Eerste Wereldoorlog verdragen nodig waarin Duitsland was ingemetseld, en dat een krachtige NAVO de communistische machthebbers in de Sovjet Unie van pogingen tot expansie van hun machtsgebied zou weerhouden. Daarin heeft hij gelijk gekregen. In Europa is er nu ontspanning. Dat mede daardoor andere gevaren voor de mensheid groter zijn geworden is eveneens een feit.
Zie ik hierin de hand van God aan het werk? Mijn antwoord daarop luidt ontkennend. Het optreden van Gorbatsjov in het midden van de jaren tachtig werd door sommige – gezaghebbende – theologen wel vergeleken met dat van Cyrus waarover Deutero-Jesaja zich verheugde. Ik heb de indruk dat dit optreden eerder een bevestiging was van het feit dat de communisten realisten waren. Hij maakte de inschatting dat hun imperium te groot was en dat handhaving ervan onbetaalbaar was. Vervolgens kreeg hij, naar hij bij de dood van Reagan verklaarde, ernstige twijfels omtrent de juistheid van het communisme als systeem. Dat leek mij een pijnlijke uitspraak voor die theologen die in dat systeem al kleine tekenen van het Rijk van God hadden gezien.
Als ik in dit alles niet de hand van God zie, waarom spreek ik dan over God die in ruimte en tijd handelt en wil ik God ook wel Heer van de geschiedenis noemen? Patijn verwijst naar een formulering van mij in mijn brochure tegen Kuitert. Nu is een theologische brochure iets anders dan een preek. Ik zou mij in een preek niet zo uitdrukken – noch in een remonstrantse noch in een PKN dienst –. Zo’n theologische stelling is wel de vooronderstelling van een preek. Ik heb in dat verband gezegd dat ik geloof in God, zoals Hij zich in Jezus Christus openbaart, God die in ruimte en tijd handelt naar zijn welbehagen. Ik denk bij het handelen van God in ruimte en tijd niet aan een Potentaat die op deze wereld in zijn almacht aan de touwtjes trekt. Bij het handelen van God denk ik niet aan een Voorzienigheid, maar aan het heilshandelen in Jezus Christus. Dat houdt in dat Jezus wonderen heeft verricht – wat nog niet wil zeggen dat men alle in de evangeliën vertelde wonderen voor historische gebeurtenissen zou moeten houden – en dat God Jezus uit de doden heeft opgewekt. Dit betekent niet dat God een paar keer wel eens een wonder heeft willen verrichten maar dat meestal helaas niet doet. Zo moet men het zien als men de wonderen interpreteert als blijken van almacht, en dan kan ik me wel voorstellen dat men onder verwijzing naar Auschwitz, waar hij dat dan toch ook wel had mogen doen, zijn geloof in een wonderbaarlijk handelen van God in ruimte en tijd opzegt.
Jezus’ wonderen en Jezus’ opwekking uit de doden zijn tekenen van het Rijk van God dat zal aanbreken als de geschiedenis haar einde heeft bereikt. In de tussentijd wil God op onze geest inwerken. Als wij ons daarvoor openstellen dan kan dat misschien ertoe leiden dat wij het kwaad een klein beetje kunnen indammen op deze wereld, maar dat zal nooit veel meer zijn dan een druppel op een gloeiende plaat. We komen over het algemeen pas in actie als er al kwaad is geschied. Dat geschiede kwaad kunnen we niet ongedaan maken, dat kan alleen God in zijn eeuwige toekomst. We kunnen alleen proberen de gevolgen ervan, als het nog mogelijk is voor de getroffenen zelf, en anders voor anderen iets te verzachten. Hiervoor hebben we verbeelding nodig, maar ook de gave om nuchter en realistisch na te denken, zoals Patijn dat zijn leven lang heeft gedaan. Als dit tot een handelen leidt dat iets positiefs bereikt op deze wereld, dan wil ik daarin in die zin de hand van God zien dat God, die eenmaal de hele wereld wil herscheppen, ons de mogelijkheid wil geven vanuit ons geloof in Hem iets te doen dat het kwaad nu al een beetje indamt. Dit geloof is alleen dan realistisch als het belijdt dat God het kwaad nu weliswaar alleen maar wil indammen, maar het eenmaal wil overwinnen. Het christelijk geloof is of dit of het is een illusie. Tertium non datur.
E.P. Meijering