Karl Barth heeft het Christendom in het Westen niets meer te zeggen
- Pagina's:
- Karl Barth heeft het Christendom in het Westen niets meer te zeggen
- Artikel Niebuhr
Als een bekende Europese theoloog zijn anti-Amerikaanse gevoelens en neutralisme rechtvaardigt, gedeeltelijk op grond van argumenten, die zijn ontleend aan de primitieve marxistische tegenstelling tussen kapitalisme en communisme en gedeeltelijk in de overtuiging dat Amerika “agressief” moet zijn, omdat het heeft ontdekt, dat zijn wapens over vijf jaar volkomen verouderd zullen zijn, dan veronderstel ik dat hij helemaal niet weet, dat de kernwapens aan beide zijden veel sneller verouderen.
En ik veronderstel ook dat hij niet weet dat de sociale en politieke geschiedenis de aanklacht van het marxisme tegen het vroegere westerse industrialisme reeds lang heeft achterhaald. Hoe groot ook zijn godsdienstig en theologisch inzicht moge zijn, dit stelt hem niet in staat om werkelijk tot een verantwoorde oplossing te geraken voor onze hedendaagse problemen zonder een diepere kennis van de verschillende factoren die lieden tot oorlog of die de vrede scheppen.
Deze opmerkingen probeerden de anonimiteit van een zeer bekend continentaal theoloog te bewaren. Maar ik doe er beter aan maar eerlijk te zijn en te bekennen, dat zij mijn reactie zijn op Karl Barth, die algemeen erkend ongetwijfeld over een grotere verbeeldingskracht beschikt dan de meeste nog in leven zijnde theologen. Zijn invloedrijk commentaar op de brief aan de Romeinen, dat na de eerste wereldoorlog verscheen, leerde dat hij zijn vrijzinnig moralisme van de bourgeois tijdperk de rug had toegekeerd en had gebroken met het christelijk socialisme van Ragaz, dat het typisch-christelijk antwoord op die tijd was. Van Barth kan worden gezegd dat hij begreep dat het christelijk geloof een veel radicaler stap vereiste. Hij deed die stap door zijn uitleg van het denken van Paulus, waarin het christelijk geloof het cultureel christendom radicaal te boven ging; God werd de “geheel andere” en de openbaring in Christus werd uitgelegd als de uiteindelijke zelfopenbaring van deze “geheel andere” God. Dit was het begin van de “neo-orthodoxie” (een term die wat ruimer van betekenis is dan onze “midden-orthodoxie”); een woord van twijfelachtige kwaliteit dat zeker niet zulke onderling sterk verschillende figuren als Barth, Bultmann en Tillich omvat, hoewel zij allen in verzet leven tegen de oude vrijzinnigheid.
Deed het wel
Oorspronkelijk deed deze term “neo-orthodoxie”(neo-nieuw) het wel, omdat al de leden van deze school de inzichten van de reformatie aanvaarden, terwijl de oude vrijzinnigheid het christelijk geloof had gereduceerd tot een rigoureus en optimistisch idealisme. Deze term sloeg in het bijzonder op Barth; hij was niet orthodox als de orthodoxen die alle wetenschap verwierpen, want hij speculeerde met de gedachte dat de oudtestamentische verhalen mythen, sagen of legenden waren. Maar hij was “orthodox” genoeg om te gaan nadenken over wat God bedoelde in de twee scheppingsverhalen en een christologische conclusie te trekken uit de worden die Christus prak tot Pilatus.
Van veel groter betekenis was de neo-orthodoxie door Barths christologische en eschatologische (leer der laatste dingen) uitleg ten opzichte van de tragische geschiedenis van de laatste decennia. Doordat hij alles probeerde te verklaren in de zin van de radicale vernieuwing door de komst van Christus en de hoop op Zijn wederkomst, verwierp Barth alle mogelijkheden om tot een juiste oordeelvelling te komen die niet gevonden worden in de Schrift. Hij raadde de christenen aan om hun oordeel te bepalen niet in termen van systemen of ideologieën, maar door iedere gebeurtenis te zien in het licht van de openbaring van Christus.
Maakte moedig
Dit inzicht maakte de mens moedig toen hij kwam te staan tegenover een radicaal kwaad; Barth werd de inspiratie van het protestantse verzet tegen de nazi’s. Maar de inzichten van Barth bleken veel minder belangrijk in de botsing met het communisme, dat zeer zeker niet als volkomen kwaad moet worden gekenschetst, en waarmee wij tot een overleg moeten komen willen wij niet ondergaan. Daarom schreef Barth de Hongaarse Hervormde Kerk, die zeer tegen hem opzag, dat geen enkel regeringssysteem geheel goed of geheel slecht is en hij feliciteerde haar met het feit dat zij zich niet tegenover het communisme had gesteld als systeem. Maar deze woorden van Barth konden niet verhinderen dat vele hervormde (gereformeerde) christenen het communisme als een despotische macht zagen en velen hun levens verloren tijdens de neergeslagen Hongaarse revolutie.
Wat begon als een creatieve godsdienstige beweging – die evangelische en profetische kracht schonk aan de kerk en haar in staat stelde een waarschuwend woord te spreken tegenover de pretenties van volkeren, culturen en beschavingen – eindigde als een ingewikkeld eschatologisch systeem dat een podium bood om vervloekingen te slingeren naar zowel de communistische als westerse democratieën. Daarom kon Barth Amerika en West-Duitsland identificeren met de “vleespotten van Egypte” en medechristenen, die een verantwoorde houding zochten ten opzichte van de rijkdommen van de westerse beschaving en het gevaar van een atoomcatastrofe, ervan beschuldigen vermomde westerse “politici” te zijn.
Eigenwaan
Barth veronderstelde dat de prijs, die hij moest betalen voor een godsdienstige en profetische bevrijding van de illusies van een cultuur, de aanvaarding was van zijn hele eschatologische systeem. Dit kunnen wij zien als de onvermijdelijke eigenwaan van een zeer groot man of als de consequentie van de degeneratie tot een systeem van een religieus creatieve zienswijze. Wat de zeventiende eeuwse lutherse orthodoxie heeft gedaan met Luther, slaagde Barth in enkele jaren tijds te doen met zijn eigen inzichten. En waar hij zelf niet zo verging slaagden zijn eigen volgelingen, die Barths grondslagen hebben opgebouwd, er in dit te doen.
Barth oefent al sinds lang geen invloed meer uit op mijn eigen denken; zijn inzichten doen er zelfs niet meer toe voor de christenen in de westerse wereld die een gezamenlijke verantwoordelijkheid willen aanvaarden zonder illusies en zonder wanhoop. Wij kunnen de waarheid van het evangelie niet beschermen door het te scheiden van alle culturele waarden en de gewone ervaringen van ons ethisch leven.
Was de neo-orthodoxie eens een nieuwe theologische beweging, die profetische en evangelische kritiek durfde uiten op een cultuur en een beschaving, zij is nu vastgelopen in een gesloten systeem van een eschatologische orthodoxie. Door haar volgelingen onverantwoorde vervloekingen te laten slingeren naar beide zijden vanuit haar religieuze zekerheid en een godsdienstig meerderwaardigheidsgevoel, is zij een voorbeeld geworden van een van de twee grote gevaren die het christendom bedreigen in haar verhouding tot een cultuur. Het ene gevaar is dat wij onze zaak fanatiek gaan vereenzelvigen met “Gods wil”; de andere is een transcendent neutralisme dat eigen reinheid en gevoel van zekerheid moet beschermen temidden van de harde werkelijkheid waar de verantwoorde beslissingen moeten vallen. Deze beslissingen moeten kunnen berusten op gezond verstand, inzicht in het evangelie en de ervaring op welker grond ook het niet christelijk denken zijn normen bouwt. We behoeven niet als de rooms-katholiek de natuurlijke wet te verheerlijken om de waarde en de noodzaak van dergelijke normen te erkennen. De twee gevaren die ik noemde zijn de scylla en charybdis van het christelijk leven. Een nette rooms-katholiek kan een voorbeeld zijn van het ene gevaar, het barthianisme is het van het andere. Het is maar gelukkig dat we niet slechts uit deze twee dingen een keuze behoeven te maken.
Mogelijkheden
Als ik de mogelijkheden overzie van een scheppend christelijk getuigenis in een verwereldlijkte cultuur, een technische beschaving, een atoomeeuw, dan geloof ik dat de opkomende filosofische analyse in de filosofische scholen onze apologetische taak hebben vereenvoudigd door er de nadruk op te leggen dat wij in het christelijk “drama” te maken hebben met een systeem van denken waarvoor geen onweersprekelijk bewijs kan worden geleverd, maar waarvan wij door onze levenshouding moeten getuigen. In zijn oorspronkelijke vorm van logische positivisme ontkende de analytische school de waarde van alle uitspraken die niet logisch “vanzelfsprekend” of wetenschappelijk bewijsbaar werden geacht. In die vorm was het een uiting van wetenschappelijk rationalisme en naturalisme en ontkende het de waarde van niet slechts de theologische maar ook de metaphysische en historische uitspraken. In zijn meer volgroeide vorm verhinderde de filosofische analyse de metaphysische poging een ontologie (leer van het zijn) op te stellen uit de logica, en heeft zij het vroegere accent, dat alle esthetische en godsdienstige uitspraken als nonsens ter zijde schoof, afgekeurd. In haar latere ontwikkeling heeft de analyse de pregnante symbolen van het christelijk geloof, die wel niet wetenschappelijk bewijsbaar, maar niettegenstaande dat toch zo rijk aan inhoud zijn dat ons leven er getuigenis van af kan leggen, leren waarderen. De taalkundige analyse heeft de argumenten door het “bestaan” van God overbodig gemaakt, wat zij eigenlijk al waren sinds Kant de waarde van de ontologische, kosmische en teleologische bewijzen in twijfel trok. Analytische filosofie heeft ons bevrijd van verstandelijke, maar geestelijk volkomen onbelangrijke “bewijzen”, opdat wij van de waarheid kunnen getuigen door de wijze waarop onze levens geloof, hoop en liefde openbaren, wat de kroon is van onze overgave aan Christus als Heer.
Conclusies
TEN OPZICHTE VAN ONS GEZIN:
Niebuhr trekt uit zijn artikel zelf een aantal conclusies, die wij nog in sterk verkorte vorm willen weergeven:
We moeten niet wanhopig proberen te bewijzen hoe onzelfzuchtig we zijn, maar proberen om wederzijds elkaar te verdragen in het besef dat de pijn die anderen ons aandoen, door ons anderen wordt aangedaan.
TEN OPZICHTE VAN DE GEMEENTE:
We moeten waken voor onbenulligheden, maar haar omvormen tot een gemeenschap van genade waar ieder inpidueel volkomen bekend is en volkomen vergeving heeft ontvangen.
TEN OPZICHTE VAN DE MENSELIJKE SAMENLEVING:
De liefde voor de naaste moet worden omgezet in gerechtigheid, wat wil zeggen dat wij verstandelijk nagaan waarin onze interesses tegenover elkaar staan. Doen wij dat niet dan wordt het evangelie van de liefde alleen maar een sentimentele gevoelsuiting.
TEN OPZICHTE VAN HET MACHTSEVENWICHT IN DE WERELD:
Wij mogen ons niet ontdoen van onze verantwoordelijkheid ten opzichte van onze eigen beschaving, maar we kunnen wel de ijdele illusie afwijzen dat het een christelijke beschaving zou zijn en we kunnen werken aan overeenkomsten die een concurrerende coëxistentie meer en meer dragelijk maken.