Moed (meditatie)
En de HEER kwam bij Paulus en zei: ‘Houd moed!’ (Hand 23:11)
Toen sprak Paulus de opvarenden toe en zei: ‘Houd dus moed’ (Hand 27:22,25)
En toen Paulus hen zag, dankte hij God en vatte moed… (Hand 28:15)
Nergens in de bijbel wordt over moed gesproken als goddelijke eigenschap. God hoeft ook niet bemoedigd te worden. God is God. De mens daarentegen verliest de moed nogal eens. Menselijke moed deint op en neer als een schip op de golven.
Het is opvallend hoe in de laatste hoofdstukken van het bijbelboek Handelingen de term opduikt. In wat leest als een logboek van een zeevarende is het elke keer wel anders. Eerst wordt Paulus, wanneer hij dreigt te worden gelyncht door het Sanhedrin, niet alleen ontzet door soldaten, maar ’s nachts ook bemoedigd door de HEER die hem een hart onder de riem steekt: ‘Houd moed! Zoals je in Jeruzalem getuigenis van Mij hebt afgelegd, zo moet je ook in Rome van Mij getuigen’. Het is een bemoediging en een opdracht ineen, als bij Jozua (Joz 1:9).
Vervolgens het uitgebreide reisverhaal van de schipbreuk in Handelingen 27. Iedere keer dat er weer een deel van de voorraad en de scheepslading overboord moet, verdwijnt er vertrouwen. Als zelfs de scheepsuitrusting aan de golven moet worden toevertrouwd, het moreel een dieptepunt bereikt en ze dagenlang zon noch sterren zien (27:20), weet gevangene Paulus de opvarenden te bemoedigen. Hij houdt vast aan wat hij heeft vernomen: hij hoeft niet bang te zijn en in zijn opdracht voor de keizer te verschijnen zijn zelfs alle opvarenden begunstigd. Aan het eind van het boek Handelingen krijgt Paulus bijna messiaanse gestalte. De apostelen volgen in Handelingen de weg na van Hem die zelf zei: ‘Maar houd goede moed: Ik heb de wereld overwonnen’ (Joh 16:33).
Maar in het volgende en laatste hoofdstuk is Paulus die moed weer kwijt. De schipbreuk, het verblijf op Malta, het laatste deel van de reis richting Rome, hij zit er behoorlijk doorheen. Als Paulus echter de leerlingen in het oog krijgt die hem tegemoet komen, lezen we: hij dankte God en vatte moed.
Met andere woorden: God schept in een mens moed, de mens mag in zijn kracht anderen bemoedigen en wordt ook zelf door anderen bemoedigd.
Plato typeert moed als een kardinale deugd. Moed is bij hem dapperheid, met name in de strijd. De deugden zijn ook vandaag weer in.
Ook al zeggen Maltezen van Paulus in Hand 28:6 dat hij een god is, zo, als een dappere, een manmoedige, portretteert Lukas de apostel niet. Het boek Handelingen (van de Geest) eindigt door te melden dat Paulus het Koninkrijk verkondigde en vrij-moedig onderrichtte (28:31).
Peter Verbaan
In de Waagschaal, jaargang 52, nummer 2, 4 februari 2023