Bijbelpromotie – 2004
BIJBELPROMOTIE – 2004
Leven doen we alleen nog van hype naar hype. Na elke injectie van de commercie wordt ons de kracht geschonken om nog wat door te hippen. Na Vermeer en Van Gogh, Bach en Mozart, Fortuyn, Hazes en Maxima en een onafzienbare reeks sportieve sensaties is nu zowaar de beurt aan al wat van doen heeft met bijbelvertalen.
Hoe ‘hype’ te vertalen? Het heeft in elk geval het rellerige van een opstootje, maar ook iets vluchtigs; ijdel en leeg, om met Prediker te spreken. Een Amerikaans woordenboek vertelt me nog meer. Een ‘hype’ wordt gekenmerkt door een ‘intensieve’ en ‘overdreven’ (‘exaggerated’) publiciteit en ‘sales promotion’. Overdreven gedoe rond de bijbel dus… nu. Publiek en publiciteit en de media zijn bezig elkaar op te fokken. Dus sloeg ook bij mij opwinding en kooplust toe. Het is al weer weken geleden, maar het lijkt of het een uur geleden is, dat ik het boek der boeken zag liggen. Begeerlijk in de VU-boekhandel in Amsterdam. Ik voelde een onweerstaanbare drang opkomen dit boek aan te schaffen. Ik had het al, maar slechts als Luther-Staten-Brouwer-Leidse vertaling, als Straat- en Anne de Vries-vertaling, als KBS en NBG, maar nu lag het boek daar, de NBV. Wat moest ik nog met al die ouderwetse, in krom-nederlands gestelde vertalingen? De wikkel om het boek nam enige schroom bij mij weg. Daarop stond geschreven: ‘uniek’, ‘magistraal’, ‘grootste vertaalproject ooit in Nederland en Vlaanderen ondernomen’. Ik diepte mijn laatste tientallen euro’s uit mijn zakken, omdat er op de wikkel ‘Nederland en Vlaanderen’ stond, maar vooral vanwege de verzuchting ‘eindelijk een bijbel voor iedereen’.
Enkele dagen later, of de duvel ermee speelde op Hervormingsdag, zondag 31 oktober 2004, bezocht ik de schuilkerk Rode Hoed van Oosterhuis, waar een samenscholing plaats had, georganiseerd door VU-podium (organiseert activiteiten rond wetenschap, samenleving en levensbeschouwing). Allen kwamen daar tesamen rond een thema, ‘De Nieuwe Bijbelvertaling, literair belicht’, taalgeleerden en studenten, dichters en vertellers, literatuur-wetenschappers, predikanten en priesters, theologen en vertalers, een grote menigte van vrouwen en mannen was samengestroomd. Hier volgt wat mij die dag opviel, ik maakte ter plekke enige aantekeningen.
De dag werd, zoals het behoort, besloten met een forumdiscussie. Zes of zeven mannen, die in de loop van de middag bijdragen hadden geleverd, zaten achter de tafel. Journaliste Colet van der Ven leidde de gedachtenwisseling. Van de gestelde vragen betrof een van de eerste het commerciële belang. Wie worden hier beter van? Sijbolt Noorda (voorzitter begeleidingscommissie NBV) legde eenvoudig uit, dat het commerciële secundair moest worden geacht. Bijbelgenootschappen hebben dit alles bekostigd. Zij achtten het noodzakelijk een bijbelvertaling uit te geven voor het hele Nederlandse taalgebied. Geruststellend werkte op mij de mededeling, dat ‘eventuele winsten weer in nieuwe projecten worden geïnvesteerd’.
Colet vroeg, of de forumleden enkele ‘vondsten’ konden noemen, die hen in de NBV waren opgevallen. Genoemd werden ‘mijn God die mij ziet en redt’ (Ps.42/43). Deurloo noemde Ps.127:2: ‘Hij geeft het zijn lieveling in de slaap’. Noorda dacht vooral aan Spreuken, bij voorbeeld hoofdstuk 26. Het ‘mantra-achtig ritme’ nodigt uit heel Spreuken te lezen, vond hij. Oussoren, predikant te Utrecht en bijbelvertaler noemde Ef. 5:14: ‘Christus zal over u stralen’, vond hij mooi vertaald. Even dacht ik: ‘wat ligt het toch allemaal gevoelig – is dat nu alleen maar omdat oudere vertalingen nog naklinken?’
Aan de heren deskundigen werd ook gevraagd, ik geloof weer door Colet van der Ven, hoe naar hun mening de godsnaam moest worden weergegeven. Het is al weer jaren geleden, dat Willem Barnard daarover deze opmerking maakte op gebiedende wijs: ‘JHWH mag men niet uitspreken’. Men mag er in geen geval ‘ja-wéé’ van maken, het is de Naam die alle geheim bevat, spreek dan maar niks uit, of mompel wat, of zeg: ‘Heere’, of zeg: ‘o gij of ach’. (Verzamelde gedichten, 966).
In het panel oordeelde men anders. Twee leden kozen voor “Heer’, zij het om verschillende redenen. Twee oordeelden, dat de godsnaam beter kon worden weergegeven met ‘Jahwe’. Eén lid wilde de vier letters onvertaald laten staan. Een ander pleitte voor een omschrijving: ‘de Ene’.
De middag was begonnen met enkele dichters en schrijvers die bijbelgedeelten naar hun keuze lazen. Men gaf een mening, niet gehinderd door het feit dat men van de bijbel weinig kennis had. Dat had iets vermoeiends. Maar boeiend was het ook, vanwege de literaire invalshoek, die verweven bleek met het eigen leven. Desanne van Brederode las Joh. 15: 7-9. Haar sprak sterk aan, dat Jezus hier ‘vriend’ heet en geen ‘leermeester’. Ze vond: er is meer kerk waar je onder vrienden bent dan waar je instituties bouwt. Ad Zuiderend las Job 38: 37,38 en meende dat de NBV hier een stap vooruit is, duidelijk en begrijpelijk. Nicolaas Matsier las Predker 12: 1vv. en legde daarbij drie vertalingen naast elkaar, die van de NBV, de Naardense Bijbel en een vertaling van Aart Schippers. Dichters Tom van Deel en Marjoleine de Vos hadden beiden een tekst gekozen met sterker theologische verbindingen, maar trokken zich daar weinig van aan. Statenvertaling en de NBG (1951) gebruiken in de betreffende teksten (Numeri 6: 22-27 en 1 Cor. 13: 12) het centrale bijbelse woord ‘aangezicht’. Dat dit woord op beide plaatsen in de NBV niet meer voorkomt leek hen niet te hinderen. Van Deel oordeelde dat het plechtige er nog was in de NBV, maar het Nederlands was meer helder. Samengevat vond hij de NBV hier ‘plechtig genoeg’ en ‘een opgefriste zegen’. Dat ‘aangezicht’ in de NBV vervangen is door ‘gelaat’ leek voor hem van geen belang. Ook Marjoleine de Vos vond de NBV beter in 1 Cor.13:12, ze gaf de voorkeur aan ‘oog in oog’ boven ‘van aangezicht tot aangezicht’.
Er was ook nog een gedachtenwisseling tussen Noorda en Oussoren o.l.v. Bettine Siertsema (VU). Ze leek me nogal vriendelijk voor beide heren, misschien uit nervositeit. Er kwam minder uit dan ik had verwacht. Noorda formuleeerde nog eens het NBV-uitgangspunt, namelijk de brontekst goed en betrouwbaar weergeven in een Nederlands, ‘dat door ons nu als natuurlijk Nederlands wordt ervaren’. Dit was ook al ongeveer het uitgangspunt voor de Willibrord Vertaling, voegde hij toe. Oussoren wilde vasthouden aan het zuiver weergeven van moeilijke, zelfs onbegrijpelijke teksten. Hij stelde, dat het in zijn grote vertaalwerk niet was gegaan om een voor ieder toegankelijke tekst.
Het ging de hele dag vriendelijk toe, iets te. Misschien was enige verdeeldheid tussen vertalers, tussen theologen, tussen literatoren hier debet aan. Een enkele maal werd het spannend en stil. Dat was toen Noorda poogde te verklaren waarom Deurloo voor het NBV-project niet was gevraagd. Na een paar schijnbewegingen kwam er iets duidelijks uit: ‘het is moeilijk voetballen met korfballers’. Hij wilde uitdrukken, hoe ver de uitgangspunten uiteen lagen. Verder bleek op een gegeven moment, dat Deurloo temidden van veel positief geluid over de NBV duidelijk en kortaf uit de hoek kwam. Het is wel een mooie vertaling, dat wilde hij niet zomaar ontkennen, maar ‘onbruikbaar voor leerhuis, catechese en prediking’.
Voor de naaste toekomst lijkt van belang dat voetballers en korfballers voor ogen houden, dat hun spel beperkingen heeft, dat ze beiden een balspel beoefenen, waarbij de bal groot en rond is en dat ze niet op die bal moeten gaan zitten. Misschien betekent ‘hype’ alleen, dat in talloze huizen nog meer ongelezen, ongebruikte, onbegrepen bijbels komen te staan, ondanks alle goede bedoeling en zeer te waarderen inspanning. Maar wie zal zeggen, hoeveel vrucht zelfs een ‘cultuurbijbel’ kan hebben, ook wanneer deze niet geschikt zou zijn als standaardbijbel of kanselbijbel? Is de bijbel er voor iedereen? Jawel, maar mèt al zijn cultuurkritische en taalvormende kracht.
Luther en zijn vertaling werden deze Hervormingsdag niet genoemd. Hij paste niet zo erg in deze kring, leek het. Het was hem te doen om een vertaling voor iedereen, maar dat bracht hem tegenover iedereen, die iets voorstelde, vorsten en geleerden, de Paus en de papisten, wederdopers en scheurmakers. Om een cultuurbijbel ging het hem niet. Zeker lag dat aan Luther, maar vooral aan zijn eerbied en liefde voor de bijbel. Daarom doet het goed dat Luther in de inleiding op de Naardens Bijbel genoemd wordt. Benno Barnard en Geert Istendael schrijven daar, dat deze bijbel gemaakt is door ‘een gedrevene’: ‘hoe anders moet je iemand noemen die daar dertig jaar van zijn leven aan heeft gewijd, alsof Maarten Luther hoogspersoonlijk in zijn oor had geblazen’ (p.10) Deze woorden zullen ds. Oussoren goed doen.
De bijbel uit te laten spreken is vreselijk moeilijk, omdat de kritische kracht op cultuur, samenleving, christendom en religie groot kan worden – maar ook de vreugde, het is soms niet uit te houden. Er is luisterende eerbied nodig de bijbel een beetje tot zijn recht te laten komen. Voor Luther was daarbij de geest van Christus de norm, een soort wichelroede. In zijn geschrift over het vertalen van de bijbel, uit 1530 (‘Sendbrief vom Dolmetschen’), schreef hij: ‘Niet ieder verstaat de kunst van het vertalen…daarbij hoort een oprecht, bekwaam, trouw, vlijtig, vrezend, Christelijk, geleerd, ervaren en geoefend hart’. Uit het verband blijkt, dat hij daar en toen niet alleen papisten, maar ook rabbijnen, wederdopers minder geschikt achtte om de bijbel te vertalen.
Hoe anders is dat nu? We lijken in elk geval in al die eeuwen in zoverre vooruitgegaan dat twee bijbelvertalingen, die er wezen mogen, op de markt liggen, ontstaan door literaire en oecumenische samenwerking. Anno Domini 2004.
Mans Miskotte