Miskotte en Barth, waar zit het verschil?

ONS LEVEN ONDER HET OORDEEL VAN CHRISTUS

Een preek van Miskotte en Barth over dezelfde tekst

In een vorig artikel probeerde ik het verschil tussen Miskotte en Barth onder woorden te brengen. Wil dit geen ijdele theorie blijven dan moeten wij de proef op de som nemen en onze vermoedens toetsen. In dit artikel wil ik één steekproef nemen door een preek van Miskotte over de tekst ,,Wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden” (2 Cor. 5:10) te vergelijken met een van Barth over dezelfde tekst. (1) (Klik hier voor de tekst van de preek) Ik doe dit onder drie gezichtspunten: tekstueel, homiletisch en theologisch. Onderzoek van de eerste twee aspekten is hier geen doel in zichzelf. Ik doe geen poging om de „tekst-produktie” na te gaan of om uit te maken welke voorbereiding en opbouw van een preek homiletisch en communicatief de voorkeur verdient. Wel interesseert mij of een tekstuele en homiletische vergelijking aanwijzingen oplevert die bruikbaar zijn voor de theologische vraagstelling „openbaring en ervaring”. Deze indeling correspondeert met die in mijn vorig artikel. Kijk je naar de tekst dan raak je ook aan de specifieke aanleg van de prediker, kijk je naar de struktuur van zijn preek dan stuit je op de wijze waarop hij de prediking voorbereidde, uitvoerde en beleefde.

De tekst

Lees je de preken achter elkaar door, dan valt je op dat zinnen van Barth haast letterlijk bij Miskotte terugkeren. We vinden hier een fenomeen dat A. J. van Dijk ook bij andere teksten van Miskotte heeft aangewezen en in détailvoorbeelden geanalyseerd: Miskotte assembleert en monteert teksten. (2) Miskotte was zo impressionabel dat teksten bij hem bleven hangen en vanzelf weer bovenkwamen als hij zelf sprak en schreef. Of heeft hij ze echt overgeschreven? De overeenkomst is in elk geval treffend. Vergelijking wordt theologisch interessant als wij kunnen vaststellen hoe Miskotte uitspraken van Barth interpreteert, aanvult of een andere funktie geeft in zijn betoog. Ik geef drie voorbeelden.

  1. Miskotte zegt, dat voor de rechterstoel van Christus niemand „privaat-persoon” kan blijven. Niemand kan zich verschuilen achter de bovenpersoonlijke machten van erfelijkheid, opvoeding, maatschappij en lektuur. (3) Het woord „privaat-persoon” in deze context verbaast de onbevangen lezer.

Bij Barth lezen we over de mens die voor Christus staat: „Keiner wird dann eine Privatperson bleiben, sich ausnehmen, sich dem einfallenden Licht und also der Öffenthchkeit entziehen kunnen (. . .)” (4). Barth noemt hier de onmogelijkheid om je uit de openbaarheid van Christus’ oordeel terug te trekken in een privé-domein, Miskotte echter de onmogelijkheid je te verschuilen achter bovenpersoonlijke invloeden. Wijst Barth op het collectivisme, Miskotte keert zich tegen het individualisme.

Maar er is meer aan de hand. Ook de verhouding tussen ons leven nu en ons openbaar worden straks verandert bij Miskotte. Barth zegt: nu kun je je nog wel terugtrekken m een privé leven, maar dat kan straks niet meer, dan is alles heel anders. De nadruk valt op de diskontinuïteit. Miskotte zegt: straks kun je je niet verschuilen achter de massa, en suggereert daarmee in heel zijn preek dat je het nu ook niet hoeft te doen. De nadruk valt op ons leven nu. Miskotte wil niet zeggen dat er kontinuïteit is tussen ons leven nu en straks, maar wel dat het laatste oordeel straks heilzaam inwerkt (terugwerkt, zou je bijna zeggen) op ons leven nu. Het laatste oordeel kan nu al worden beleefd.

  1. Over het openbaar worden voor Christus zegt Barth: „Was jetzt ist und passiert, damit ist es dann zu Ende. Alles – der Himmel und die Erde in ihrer jetzt sichtbaren Gestalt, die Weltgeschichte, wie wir sie jetzt sehen und beurteilen, wir selbst mit Allem, was wir waren, sind und sein werden — dieses Ganze wird dann vergangen, d.h. vorübergegangen sein”. (5)

Bij Miskotte horen we: „Wat gepasseerd is, is ten einde en zo ook in het groot, als hemel en aarde als een gordijn worden ineen gerold en het is alles verleden. Dan staat alles stil in het eeuwig oordeel, dan is wat wij gedaan hebben en wat wij geleden hebben, in het groot en m het klem, verleden geworden en m dat verleden steekt ons oordeel voor het laatst de kop op, als quintessens van ons bestaan. Ons oordeel over het leven, ons oordeel over de naaste, ons oordeel over God, ons oordeel over het lot, ons oordeel over de wet, ons oordeel over het evangelie. Want, laat ons dat begrijpen, de mens is niet zozeer een denker, dat ook natuurlijk, maar een denker die voortdurend oordeelt, oordeelt over de wereld.” (6)

Het begin van deze passage herinnert duidelijk aan Barth; heel ons leven is dan verleden. Maar dan gaat Miskotte verder met te omschrijven, wat Barth niet doet, wat de inhoud van ons verleden is, als we voor Christus staan. Wezen van ons bestaan is dat wij over alles oordelen. Het woord oordelen, door Barth terloops in een bijzinnetje gebruikt- „die Weltgeschichte, wie wir sie jetzt sehen und beurteilen” -gaat bij Miskotte een eigen leven leiden als zelfstandige thematiek. Het wordt, naast Christus’ oordeel over ons, een hoofdmotief in de preek. Ons oordelen vindt volgens Miskotte zijn hoogte- en dieptepunt m ons oordeel over Jezus, toen hij werd gekruisigd. Uitdrukkelijk zegt Miskotte dat dit oordelen geen geïsoleerde akte is, maar het wezen uitmaakt van ons bestaan en dat dit het is waar Jezus’ oordeel een einde aan maakt.

  1. Een laatste voorbeeld. Wij verschijnen voor de rechterstoel van Christus. Staan wij dan voor een onbekende, vraagt Barth, en hij antwoordt: „Nein, vor eben dem, der uns von Ewigkeit her und dann in seiner Geburt im Stall von Bethlehem und in seinem Kreuzestod auf Golgotha geliebt und zu sich gezogen hat aus lauter Güte! Vor dem in welchem Gott seinen Bund mit uns Menschen geschlossen und treulich gehalten und erfüllt hat! Dieser wird unser Richter sein: sein Licht das Licht des jüngsten Tages, in welchem wir alle offenbar werden mussen – . . .etc.” (7). Nu Miskotte. Is Christus een onbekende Rechter? „Neen, Hij die voor ons geboren, voor ons gestorven, voor ons verheerlijkt is, die ons heeft liefgehad en die ons getrokken heeft met koorden der liefde, voor Hém staan wij, die borg staat voor een eeuwig verbond. Christus’ licht zal het licht zijn van de jongste dag en is het licht van deze, onze dag.” (8) Let op het slot: deze, onze dag. Waar Barth konsekwent in het futurum spreekt, schuift Miskotte Christus’ oordeel straks en nu ineen. Overzien wij deze drie voorbeelden, dan kunnen we vaststellen, dat Miskotte gedachten van Barth overneemt, in sommige wendingen zelfs letterlijk, én dat er verschillen ontstaan. Dat wij ons niet aan Christus’ oordeel kunnen onttrekken, dat

heel ons leven verleden wordt, dat onze Rechter onze Redder is, heeft Miskotte met Barth gemeen. Nieuwe elementen m zijn preek zijn de nadruk op het leven nu, onze vlucht in het collectivisme en ons oordelen als wezen van ons bestaan. Wat Miskotte van Barth overneemt zijn laatste woorden, de tekst verstaan als aanspraak van Godswege, de eigen accenten die hij hier aan toevoegt bieden hem de mogelijkheid uitvoerig in te gaan op ons beleven van de tekstwoorden. De volgende vragen komen dan aan de orde. Hoe zullen wij geoordeeld willen worden, als het oordelen heel ons bestaan beheerst? Zullen wij voor dit oordeel niet vluchten, als zo vaak in het leven, in het collectivisme? Maar aan de andere kant: zal Christus’ oordeel, als dat straks licht is, niet reeds deze dag van ons leven verlichten?

De opbouw van de preek

Toonde A. J. van Dijk de mogelijkheden tot dieper begrip die nauwgezette tekstvergelijking biedt, bij het vergelijken van de struktuur van de preken kunnen wij dankbaar gebruik maken van de verhelderende analyses van M. J. G. van der Velden in zijn onlangs verschenen proefschrift over „K. H. Miskotte als prediker”. Van der Velden laat zien dat Miskotte’s preken bestaan uit vier componenten, die hij ziet als een kern met daaromheen drie concentrische cirkels. (9)

  1. kern: de tekst als goddelijke aanspraak, Woord Gods;
  2. 1e cirkel: bijbels-theologische en dogmatische overwegingen bij de tekst;
  3. 2e cirkel: associaties in wijsbegeerte en literatuur, 3e cirkel: onze ervaring met de wereld.

De 2e en 3e cirkel van Van der Velden neem ik hier voor het gemak samen in één rubriek. Dat kan ook goed omdat Miskotte in het werk van dichters en filosofen ons aller levenservaring ziet uitgedrukt en geordend.

Miskotte’s preken beginnen vaak met beschouwingen uit de laatste rubriek. Of hij in zijn voorbereiding de weg van a naar c volgde, zoals Van der Velden veronderstelt (hoe weet je dat eigenlijk?), en in de preek zelf de omgekeerde volgorde c-b-a, kunnen we laten rusten. De indeling op zich is verhelderend. Laten we eens proberen de inhoud van Miskotte’s preek volgens deze rubrieken in te delen. Dan krijg je, beknopt en schematisch, ongeveer het volgende.

Inhoud

  1. Christus’ oordeel onthult ons werkelijke leven en scheidt hierin goed en kwaad. Dit is pijnlijk én genezend. Het is gericht en genade in enen.
  2. Dat Christus ons oordeelt zegt de apostel nauwelijks twintig jaar nadat mensen als wij Jezus hebben geoordeeld en gedood. De verkondiger uit de evangeliën is de verkondigd uit de epistelen geworden. Wat het evangelie vertelt als Jezus’ levensgeheim, namelijk zijn dood, wordt nu verkondigd als ons levensgeheim. Deze „brutale identifikatie” wil zeggen: ons oordeel over de mensjezus is zijn oordeel over ons. Ons oordeel over Hem wordt door Hem als vals en boos onthuld. De apostel verkondigt Jezus vanuit de Raad Gods. Dit is de enige legitieme manier. Doet men dit met, dan moet men het leven van Jezus of met de Rooms Katholieke Kerk representeren in de gang van het kerkelijke jaar of psychologisch analyseren.
  3. Ons bestaan is wezenlijk gekarakteriseerd als oordelen over het leven, over mens en God. Dat wij geoordeeld worden kunnen we eigenlijk niet vatten. We wijken er voor uit, zoals Vestdijk in zijn roman „De kelner en de levenden” of geven ons over, zoals Achterberg in zijn gedicht ,,Droomgericht”. Tegelijk verlangen we naar een oordeel: dat we onszelf leren kennen en goed en kwaad in ons leven en onze verstrengeling met bovenpersoonlijke machten uit elkaar worden gehaald. Dit heeft ook Vestdijk beseft; als in zijn roman het laatste oordeel zich aankondigt, wekt dit angst en tegelijk hoop. Onze bestaanservaring is ambivalent. Wij verlangen naar een laatste oordeel en wijken er voor uit. Deze ambivalentie kunnen we uit onszelf niet te boven komen.

Bekijken we nu de opbouw van Miskotte’s preek en brengen we die in verband met deze rubricering van de inhoud, dan zien we, wat Van der Velden de dialektiek in Miskotte’s preken heeft genoemd, het heen en weer gaan tussen goddelijke aanspraak en de stem van onze ervaring. De menselijke tegenstem wordt nergens voortijdig en autoritair het zwijgen opgelegd. Schematisch weergegeven verloopt Miskotte’s preek als volgt (achter elk onderdeel geef ik aan tot welke van de drie rubrieken het mijns inziens behoort):

Opbouw Miskotte

  1. Wij moeten in deze lijdenstijd Jezus’ leven niet opvatten als representatie in het kerkelijk jaar of als psychologisch karakter, maar vanuit de Raad Gods. (b)
  2. De verkondiger is verkondigde geworden; zijn levensgeheim, namelijk zijn dood, is identiek aan het (b)
  3. Ons oordeel over hem (het kruis) is tegelijk zijn oordeel over ons en onthult ons oordeel en daarin ons oordelen als wezen van ons bestaan, als vals en boos. (a)
  4. Je kunt voor dit oordeel uitwijken (Vestdijk) of het beamen (Achterberg), (c)
  5. Beaam je het, dan heeft ons oordelen, als wezen van ons bestaan afgedaan, (c)
  6. Zoals Jezus’ dood de onzin van ons bestaan onthult, zo openbaart zijn opstanding de zin van ons Dit gaat mij persoonlijk aan „in het leven, of wat hetzelfde is voor de rechterstoel van Christus”. Jezus haalt goed en kwaad in mijn leven uit elkaar. Dit oordeel is niet vernietigend, het gaat Jezus om het recht en niet om mensen te veroordelen of vrij te spreken, (a)
  7. Eigenlijk verlangen wij naar dit oordeel, (c)
  8. Jezus’ oordeel is niet alleen maar goddelijk, zoals afgebeeld in de Sixtijnse Kapel, „waar de lijven in de afgrond vallen als in een waterval van vlees”. Het is het oordeel dat de Vader aan de Zoon, de mens Jezus heeft overgegeven (gedachte uit het Johannesevangelie). (b)
  9. Het is het oordeel van Christus die ons lief heeft en borg staat voor een eeuwig verbond, (a)
  10. Als Joden en heidenen willen we er niet aan; tegelijk verlangen we ernaar, zoals ook Vestdijk heeft beseft: het wekt angst en hoop. (c)
  11. Dit oordeel geneest ons. Als we met Psalm 51 (berijmd) zeggen „als Gij u in uw wijsheid tot mij wendt, zijn mijn geheimen in uw hand gegeven”, dan zijn we geopenbaard voor de rechterstoel van Christus en is het duidelijk dat wij er niet vergeefs naar verlangen en het niet ten onrechte vrezen, (a)

Het heen en weer gaan in deze preek is duidelijk. Dit resultaat spreekt nu des te meer als we het vergelijken met de preek van Barth. De opbouw daarvan ziet er schematisch zo uit:

Opbouw Barth

  1. U en ik kennen de ervaring van voor een menselijke rechter te staan. (Barth spreekt tot gevangenen; hij stond zelf terecht in 1934 in Keulen)
  2. Dit is niets vergeleken bij Gods oordeel dat definitief is.
  3. In Christus’ oordeel wordt heel ons leven openbaar en kunnen wi| ons niet verschuilen.
  4. Als ons leven openbaar wordt, worden wij geoordeeld, het is krisis, scheiding; staan wij links of rechts? Is er in deze positie enige troost voor ons?
  5. Ja, want Christus oordeelt ons, die ons liefheeft.
  6. Ja, want onze schuld is schuld tegenover Hem, zij zijn zijn
  7. Ja, want hij is in onze plaats onder Gods oordeel gaan staan. Deze drievoudige troost is sterk; niet goedkoop, want je hebt hem alleen als je erkent dat Christus het laatste woord heeft, dat wij zijn vijanden zijn en veroordeeld verdienden te worden.
  8. Er is reden tot angst, maar vanuit Christus nog meer tot vreugde. Wij moeten niet, wij mogen voor Christus’ stoel openbaar worden.

Het verschil met Miskotte is duidelijk. De ervaring van voor een rechter te staan is een opstapje, het helpt de hoorders „erin” te komen, maar wordt verder in de preek niet meer genoemd. Barth poneert onze positie tegenover Christus vanuit de tekst en gaat niet in op de moeite die wij hebben met de gedachte definitief geoordeeld te worden. Het oordeel van Christus blijft toekomstig; straks zal blijken wie wij waren. Onze zonde wordt door Barth niet ingevuld als het oordelen, dat het wezen is van ons bestaan. De hele preek door verwijst Barth naar Gods oordeel als een laatste woord en alleen aan het slot wordt expliciet maar kort de deemoediging en troost hiervan genoemd.

Miskotte verwoordt in zijn preek doorlopend de moeite die wij hebben met het oordeel én ons verlangen daarnaar. Daartegenover stelt hij de genezing die wij nu mogen beleven als wij Christus oordeel aannemen. Er loopt geen direkte lijn van de ene beleving naar de andere. Het kruis is de grens. Maar waar de opstanding wordt geloofd, wordt ook een nieuw (be)leven gewekt. Homiletisch ligt de kracht van Barth in een glasheldere opbouw, die voor ieder op de voet is te volgen, tegenover het gecompliceerde betoog van Miskotte dat de hoorder in verwarring zou kunnen brengen. Het sterke punt van Miskotte is, dat onze bestaanservaring tot het laatst toe blijft meeklinken. Miskotte gaf zijn preek de dubbelzinnige titel „Ons oordeel”, Barth, eenduidig, „Voor de rechterstoel van Christus”.

Theologisch verschil?

We hebben de preken van Miskotte en Barth naar hun tekst en struktuur met elkaar vergeleken. De verschillen zijn,  kort samengevat, dat Miskotte  de bijbeltekst voortdurend in kontakt brengt met onze bestaanservaring en veel aandacht geeft aan het (be)leven dat deze tekst in het heden wekt. Wijzen deze verschillen op een andere visie op de verhouding tussen openbaring en ervaring bij Miskotte? Ik wil tot slot proberen op deze vraag, aan de hand van het gevonden resultaat, een (voorlopig) antwoord te geven.

Onze ervaring en het Woord

Van der Velden heeft in zijn proefschrift uitvoerig stilgestaan bij de verhouding tussen onze ervaring van het bestaan en de bevinding van het Woord. (10) Hij noemt deze verhouding dialektisch. Kort gezegd komt het hier op neer:

  • Bevinding van het bestaan leidt niet tot bevinding van het Woord.
  • Bevinding van het Woord laat de bevinding van het bestaan nooit als een gepasseerd station achter zich, want wij horen het Woord in deze wereld, zoals wij die beleven.
  • In de bevinding van het Woord wordt de bevinding van het bestaan ten diepste gepeild; in die zin meende Miskotte de dichters en filosofen soms beter te kunnen verstaan dat zij zichzelf verstonden.
  • In de bevinding van het Woord vinden onze diepste vragen en verlangens een

Met deze bepalingen is het probleem openbaring en ervaring bij Miskotte nog niet beschreven. Bevinding van het Woord is niet hetzelfde als openbaring. De bevinding wordt volgens Miskotte gewekt door de kennis en deze door het geloof en dit door de Geest, als het God belieft ons aan te spreken. Deze aanspraak verdient het pas echt openbaring te heten. God heeft het eerste Woord, dat wij altijd weer nieuw moeten horen en aannemen. Daarin is Miskotte volstrekt met Barth eensgeestes. Is hiermee niet in strijd, dat wij uit ons zelf verlangen naar een oordeel (al wijken wij er ook voor uit) en dat dit verlangen door de verkondiging van Christus’ oordeel wordt gestild, zoals wij Miskotte in zijn preek hoorden zeggen? Ik denk het niet, want dit blijkt pas, nadat God heeft gesproken en wij zijn Woord hebben geloofd. Geloven is wel vragen en openbaring is wel antwoord, maar het vraagkarakter maakt ons luisteren niet tot geloof en het antwoord-karakter maakt de tekst van de Schrift niet tot Woord Gods. Dan zouden ons vragen en onze ervaring van antwoord en zin leiden tot de ervaring van het Woord. Niet als ant-woord is het Woord konstitutief voor ons geloof en onze ervaring, maar als Woord Gods. Geloof is niet geloof omdat het vragen is, maar omdat het aannemen is van het Woord Gods. Achteraf blijkt het Woord dan ook antwoord te zijn op onze vragen. In de Kirchliche Dogmatik wil Barth zijn gedachtengang laten leiden door de vragen, die het Antwoord, de openbaring oproept. Miskotte ziet in zijn preken het Woord als antwoord op onze meest eigen vragen, zoals die door het Woord zijn gepeild en verdiept tot laatste vragen. Het Woord Gods maakt onze voorlaatste vragen tot laatste vragen met dat ze worden beantwoord. Daarom blijft het eerste Woord van God voor ons ook het laatste woord, dat wij laten gelden als antwoord op onze vragen.

Hier ligt voor mijn besef een verschil tussen Miskotte en Barth, dat je ook terugvindt in de preken die we hebben bekeken. Beiden zien in het oordeel van Christus dat de tekst verkondigt een reden tot vreugde. Barth vindt deze vreugde uitsluitend hierin, dat het oordeel van Christus komt. Miskotte vindt dit ook de hoofdzaak, maar wijst daarnaast op de blijdschap dat ons eigen verlangen naar ontwarring van goed en kwaad wordt gestild.

Het heden

Naast het relateren van het kerugma aan onze ervaring valt in Miskotte’s preek de sterke aktualisering van de tekst op. Ons leven nu staat op het spel. Ook elders spreekt Miskotte veel en graag over „deze dag”, „deze stonde”. Wat zit daar achter? Je kunt denken aan invloeden van de mystiek of aan de oudtestamentische tijdsbeleving. Ik denk dat de nadruk op het moment in elk geval direkt samenhangt met Miskotte’s aandacht voor beleving. Volle, diepe beleving is altijd beleving van dit moment. Alleen in het moment krijgen wij echt kontakt met het leven van onszelf en om ons heen. Het is een kerngedachte bij Dilthey, dat alleen in het heden het leven werkelijk is voor ons: „Die Gegenwart ist immer da, und nichts ist da, als was in ihr aufgeht”. (11) Zo zegt ook de jonge Miskotte: „Niets is immers werkelijk dan alleen in het ogenblik”. (12) Miskotte heeft hier, dunkt me, altijd aan vastgehouden. Een uitvoeriger vergelijking met Barth op dit punt zou lonend zijn. Barth plaatst het geloof immers tussen de tijden, wij „hebben” het alleen in herinnering en verwachting. Geloven is anders, meer dan beleven (niet minder!). Miskotte zal dit beamen, maar daar aan toevoegen dat geloof en kennis ook worden beleefd. Op geloof en kennis volgt bevinding. Wij geloven niet alleen Gods heilsdaden vroeger, wij hopen niet alleen op zijn komend Rijk, wij beleven nu reeds zijn presentie. „U verloochent en vertrapt een werkelijkheid, een psychische en historische werkelijk­heid, als u niet ziet dat Hij nu spreekt”, zegt hij in een preek. (13) De tegenwoordigheid van Christus vraagt er om beleefd te worden. God wil dat wij nu leven. Zijn reddende presentie stelt ons in het heden, deze dag, deze stonde.

De volgende citaten tonen hoe Miskotte tussen herinnering en verwachting plaatst het (be)leven van de verzoening. „Het woord en gebod van de Verzoener wijst ons vooruit naar de dag der verlossing, wijst ons terug naar de oorspronkelijke schepping, geeft ons tussen die beide oorlof om te leven in vrede.” (14) „Maar in Jezus Christus weten wij het zeer bepaald, dat God noch de bevestiging noch de ontkenning van het leven is, maar zowel het één als het ander, d.i. de redder van het leven, beter: noch het één noch het ander, maar de vervuiler van het leven. Het Woord en het gebod van de Verzoener stelt ons daarom in het heden; en er is geen grotere miskenning van Gods Liefde dan dat wij meer in het verleden dan in het heden of meer in de toekomst dan in het heden leven. Strikt genomen is ons niets anders gegeven. En dit is de gave Gods, de gave die het heimwee der herinnering en de Sehnsucht van het verlangen overtreft en verslindt.” (14)

Besluit

Miskotte’s visie lijkt me, in één zin samengevat deze: het leven op zichzelf geeft geen openbaring, geen Woord Gods; het Woord Gods is, en geeft middels geloof en kennis, het ware leven, waarin onze diepste verlangens worden gestild.

Of, met een gelukkige formulering van Miskotte zelf (15): Christus relativeert en fundeert ons leven, in deze volgorde. De relativering van onze ervaring door Christus is de fundering van onze ervaring.

Christus is ons leven. Dat is een kritisch oordeel over ons leven zonder Hem én een positieve omschrijving van ons leven in Hem en zijn leven in ons. Is dit niet het „tegoed van Gunning”? (16)

J. Muis

———————-

1) K. H. Miskotte, Miskende Majesteit, Nijkerk, 1969, p. 52-60. Karl Barth, Predigten 1954-1967, Zürich, 1979 (Gesamtausgave I 12), S. 223-233.

2)   A. J. van Dijk, De deconstructie van een Kafka – exegese, IdWnw. jrg. 12 (1983), no. 9, p. 281-288; A. J. van Dijk, Over Miskotte’s stijl, IdW nw. jrg. 12 (1983), no. 16, p. 492-495.

3)   Miskotte, a.w. p. 56

4)   Barth, a.w. S 229

5)   Barth, a.w. S. 228

6)   Miskotte, a.w. p. 56

7)   Barth, a.w. S. 231

8)   Miskotte, a.w. p. 57, 58

9)    M. J. G. van der Velden, K. H. Miskotte als prediker, ’s Gravenhage, 1984, p. 123, 124.

10) Van der Velden, a.w. p. 193-211

11) Wilhelm Dilthey, Der Aufbau der geschicbtlichen Welt in den Geisteswissenschaften, Frankfurt am Main, 1981 (Suhrkamp Taschenbuch Wissenschaft 354), S. 237, 238.

12)    K. H. Miskotte, Als een die dient, Baarn, 1976, p. 90; vgl. Van der Velden, a.w. p. 61.

13)    Van der Velden, a.w. p. 36

14)    K. H. Miskotte, In de Waagschaal, Verzameld Werk I, Kampen, 1982, p. 364.

15)    Van der Velden, a.w. p. 141

6) G. G. de Kruijf, Heiden jood en Christen, Baarn, 1981, p. 183-188.

 

In de Waagschaal, nieuwe jaargang 13, nrs 13,14,15.  15 september 1984, 6 oktober 1984, 27 oktober 1984

Pagina's: 1 2 3