Miskotte en Barth, waar zit het verschil?

MISKOTTE EN BARTH WAAR ZIT HET VERSCHIL?

Is met hun verschil in aanleg, opdracht en prediking alles gezegd, of zit er tussen Miskotte en Barth nog een dieper, theologisch onderscheid? Rond deze vraag gaat het echt spannen en wordt het pas echt moeilijk. Miskotte zelf heeft zijn verschillen met Barth nooit breed willen uitmeten. Wij raken hier aan een aspekt in de persoon­lijke verhouding tussen de twee grote mannen en aan hun psychologie. Een teer punt, waarvan je je kunt afvragen of het ter sprake moet komen. Maar wie verschil zoekt tussen Miskotte en Barth kan er niet omheen. Gepubliceerde brieven tonen hoe geschokt en verontwaardigd Miskotte was, toen Barth op een feestje ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag vroeg om een opvolger die zijn taak anders en beter ter hand zou kunnen nemen. Zijn reaktie was buiten proportie. Duidelijk blijkt dat Miskotte zich sterk met Barth heeft geïdentificeerd. Barth’s werk was zijn werk, Barth’s theologie zijn theologie, en de verbreiding van dit oeuvre zijn taak. Miskotte heeft voor de erkenning van Barth’s werk harder gevochten dan hij voor zijn eigen werk had durven doen. Zichzelf, geheel bewust van eigen creatieve potentie, zo in dienst te stellen van andermans werk, dat is slechts waarlijk groten gegeven. Al­leen. .. was Miskotte wel in alle opzichten met Barth eensgeestes? Willen wij verder komen in het spoor van Barth en Miskotte dan mogen wij speuren naar theologische verschillen. Wij zagen: er is een verschil van rationaliteit en emotionaliteit, gedachteninhoud en belevingsgehalte; de akte van de prediking wordt anders beleefd, Miskotte deinst er niet voor terug de doorbraak van het Woord aan te duiden; in de preken zelf verschilt de verhouding tussen het subjektieve en het objektieve heil, het voor-laatste en het laatste. Al deze verschillen leiden onontkoombaar tot de theologische vraag naar de verhouding tussen ervaring en openbaring. Moet hier, in het openbaringsbegrip, het hart van hun theologie, het verschil niet worden gezocht? Uiteraard niet in het dilemma openbaring of ervaring. Met Barth wijst Miskotte de weg van ervaring naar openbaring, de theologia naturalis af. Maar wie inzet met openbaring loopt ook tegen ervaring op. Wil openbaring openbaring zijn, wil de mens iets openbaar worden, dan moet hij iets ervaren, hoe je deze ervaring ook nader omschrijft. Daarom neemt ook Barth midden in zijn leer over het Woord Gods een stuk op over de ervaring van het Woord. De vraag wordt dan: hoe wordt de component van de ervaring opgenomen in het openbaringsbe­grip? En van hieruit de andere vragen: hoe wordt ervaring omschreven, en openba­ring en hoe wordt de relatie tussen beide gezien?

Dit te onderzoeken is een veelomvattend en veeleisend projekt. Ik kan hier alleen tastenderwijs enkele overwegingen aanbieden, die mijns inziens het vermoeden bevestigen, dat Miskotte zich op dit punt van Barth onderscheidt. Om te beginnen kun je uitgaan van het verschil in omgang met het Oude Testament.

Miskotte was vooral door twee dingen in het Oude Testament getroffen: het spreken van Gods Woord door de profeten en het leven dat zich onder dit gesternte kan ontplooien. Over de profeten schreef hij reeds in het Gemeenteblaadje te Kortgene. Hij werd diep beïnvloed door Martin Buber, die de godsdienst van Israël typeerde als „het geloof der profeten”. Als Miskotte preekte koos hij het liefst een tekst uit de profeten. Je kunt je niet voorstellen dat Miskotte preekt uit, pak weg, Leviticus. Ook Barth nam, als hij uit het Oude Testament preekte meestal een tekst uit de profeten. De reden lijkt me duidelijk. De woorden van de profeten zijn woorden Gods, laatste woorden. Zij verkondigen Gods gericht en genade.

Naast deze openbaringslijn vinden we Miskotte’s voorliefde voor het tegoed van het Oude Testament. Maar zijn alle fenomenen die hij onder dit hoofd samen brengt niet aspekten van het leven onder koepel van Gods Woord? In het Nieuwe Testament, dat vol is van Gods laatste woord in Christus, lijkt het leven op aarde geheel terug te wijken. Maar hieraan is geen principiële wereldmijding te ontlenen. Het Oude Testament als de vooronderstelling van het Nieuwe behoedt ons ervoor. Juist de randen van het Oude Testament, waar het voorlaatste, het leven op aarde ter sprake komt, worden dan belangrijk. Hier ligt het tegoed ten opzichte van het Nieuwe. Barth die het Oude Testament ziet als de voorgeschiedenis van Jezus Christus en dus vooral let op het openbaringskarakter ziet eerder het tekort van het Oude Testament. Miskotte ziet dit niet minder scherp, maar omdat hij bovendien let op het leven onder het Woord, ziet hij daarnaast het tegoed. In het Oude Testament is met handen te tasten dat met de openbaring van Gods Naam ook ons ware leven op aarde geopen­baard wordt. En de beleving daarvan, deze bijzondere bestaanservaring, mag voluit aan bod komen. Het tegoed aan leven in het Oude Testament ten opzichte van de openbaring bergt in zich een tegoed aan beleving ten opzichte van het geloof.

De enkeling in de wereld

Je stuit op dezelfde dingen als je dieper ingaat op Miskotte’s gedachte dat de enkele mens pars pro toto is voor de mensheid, alle mensen vertegenwoordigt.1) Dit is duidelijk als het gaat om de geloofskennis. Wat ik in het geloof ervaar als de zin van mijn leven, namelijk de vergeving der zonden, is de zin van het leven. Deze zin komt immers van buitenaf, van Christus en geldt alle mensen. Maar nu gaat Miskotte een stap verder. De verbondenheid tussen enkeling en mensheid ligt niet alleen in de zin die van buiten komt, op het vlak van het geloof, maar ook in het leven zelf, op het vlak van het beleven. Wat ik in in de diepte beleef, beleven ergens alle mensen, en wat anderen beleven, dat kan ook ik beleven en van binnenuit verstaan. Let je op de funktie van deze gedachte in Miskotte’s preken, dan wordt duidelijk dat hij er twee dingen mee wil afwijzen. Aan de ene kant het collectivisme, waar de enkele mens ondergaat in de anonimiteit. Daartegenover geldt: het gaat om jouw persoonlijk beleven. Aan de andere kant wordt afgewezen het individualisme, waarin de mens zich los snijdt van elke gemeenschap. Hier moet gezegd worden: jouw beleven is altijd delen in het leven van alle mensen, je bent deelgenoot. Miskotte zoekt persoon en gemeenschap in plaats van individualisme en collectivisme. Het gaat hem om de ware solidariteit.

De vraag is of je deze solidariteit alleen kunt funderen door de eenheid van persoon­lijk en algemeen menselijk beleven te stellen. Barth bijvoorbeeld gaat geheel christologisch te werk. Christus is mijn broeder, dat is het persoonlijke. Christus is mede-mens van alle mensen en daarin zijn alle mensen mede-mensen van elkaar, dat is het gemeenschappelijke. Waarom gaat Miskotte een stap verder door ook in het leven en op het vlak van het beleven de eenheid van de mens te poneren? Eén motief is dunkt me, dat ik alleen in het eigen (be)leven echt kontakt krijg met de wereld om mij heen. Een uitspraak als „de televisie is de verleugening van onze wereldervaring” (2) ligt op deze lijn.

Er is nog een ander, dieper motief. Het is het Oude Testament dat ons onontkoom­baar op het leven drukt. Het Oude Testament leert dat het leven als zodanig heilloos en zinloos is, maar dat het in relatie tot de Naam heil bevat en zin heeft. Eerst moet daarom het leven onder de Naam komen te staan, waarbij „alle besef van ‘leven'”, levenskracht, levensvatbaarheid, levensblijheid, ingedragen wordt in de omgang met het Woord”. (3) Alleen wie op God vertrouwt leeft wérkelijk. Maar dan wordt dit heil van Godswege vervolgens niet alleen geloofd, maar ook beleefd. De zin die de openbaring aan ons leven geeft blijft er niet boven hangen, maar gaat in ons leven in. „Er is geen zin in het leven dan het leven zelf, het leven voor en tot en met Hém.” (4) En nu meent Miskotte dat onder de dominant van de openbaring mijn persoonlijk (be)leven pas goed verbonden wordt met het leven van alle mensen om mij heen. „Juist de persoonlijke curve van het leven is de analogie van het wereldhistorische; zoals Jahwe zelf als „een” god onder de vele, het heelal draagt in Zijn hand, zo heeft de zoon van Jahwe in het leven de wereld.” (cursivering van mij, JM) (5) De eenheid met de wereld, die reeds in het algemeen beleven wordt bereikt, vind je ten diepste in het bijzonder beleven onder de Naam, waarvan het Oude Testament spreekt. Het is typisch israelitisch om in je eigen lot het lot van de wereld te ervaren. In Israël kan worden gezegd: „Door ieder wordt zijn einde ervaren als de ondergang van de wereld, zoals zijn geboorte het opengaan, de openbaring van de wereld was”. (6)

De beleving van eenheid met alle mensen heeft onder de openbaring slechts een relatieve geldigheid. Het is geen openbaring van de Naam, maar als levensbesef wel een indirekte verwijzing naar die Naam, want zonder die Naam was dit beleven niet goed mogelijk. Daarom is het legitiem ook dit belevingsgehalte van de bijbel te onderzoeken, in wat Miskotte noemt het „zien”, de „fenomenologische exegese”. Ik zoek het „Existenzverstandnis” van de tekst en herken daarin mijzelf. (7) Hier bouwt Miskotte in zijn hermeneutiek het Anliegen van Bultmann in, met dien verstande dat dit „zien” ondergeschikt blijft aan het „horen”.

Kort samengevat lijkt mij dit Miskotte’s visie te zijn. Alle beleving moet onder het Woord komen. Daar wordt onze beleving gesnoeid, maar niet verbrand. Onder het snoeien gaat het leven bloeien. Op twee punten wil ik dit nog illustreren.

Jezus, ons lot

Miskotte zegt graag: Jezus is ons lot. Dit heeft mij altijd bevreemd. Jezus en het lot zijn toch zulke verschillende grootheden, dat zij niet in één verband genoemd kunnen worden? Zie je nu nauwkeurig toe, hoe Miskotte deze uitspraak hanteert, dan ontdek je, dat hij er twee dingen mee wil zeggen. Allereerst, kritisch: niet wat je als lot ervaart, alles wat je overkomt, toevallig of noodzakelijk, openbaart je de bestemming van je leven. De bestemming van je leven is Jezus. Dit is gezegd vanuit de openbaring en het is antiheidens.

Maar waarom zou je dan Jezus toch nog „lot” noemen, zoals Miskotte doet? Heeft het woord „lot” en de beleving die daar achter zit, nog enige betekenis in relatie tot Jezus? Ik meen dat Miskotte deze vraag bevestigend beantwoordt. Als Jezus de bestemming is van je leven, dan mag je Hem ook werkelijk als je lot ervaren, dat wil zeggen: Hij valt je toe (dat is nog eens „toeval”), je móet Hem tegenkomen en kunt niet om Hem heen (dat is nog eens „noodzaak”), Hij overkomt je. Je mag nu Christus beleven, zoals je eerst het stomme lot beleefde en nu wordt het een volle, heilzame beleving. De uitspraak „Jezus is mijn lot” is bij Miskotte een kritisch oordeel over onze lotsbeleving én een positieve omschrijving van onze beleving van Jezus.

Dat het leven onder Gods oordeel werkelijk opbloeit, vind je ook in Miskotte’s spreken over het verzoende leven. Na al het voorgaande kan ik met een wat langer citaat volstaan dat nu voor zichzelf spreekt. „Mensen worden verzoend – in de vrijspraak! Is het dan beter te spreken van leven uit de verzoening? Of: bij het licht der verzoening ? Ik zou me hechten aan het woord verzoend leven. Het leven zelf is in de sfeer der verzoening ingegaan; niet alleen ik ben verzoend, maar mijn leven, ja het leven, d.w.z. dat de tegendelen, de tegendelige gestalten daar geen laatste ernst zijn -de heilige en de vitalist zijn nergens door ons te synthetiseren – ze blijken verenigd in de Liefde.” (9)

Het begrip „leven” speelde bij Barth niet zo’n grote rol. Openbaring was voor hem Gods overkoepeling over dit leven, de laatste vooronderstelling van ons heil die geldt. Bij de jonge Barth zijn het Gods oordelen en gedachten, bij de latere Barth de alles omvattende werkelijkheid van Christus. Maar deze ontwikkeling in Barth’s spreken is geen beslissende wending. Het openbarings- en oordeelskarakter blijft voorop staan. Oordelen vragen om rationele bemoeienis. Gods openbaring schenkt ons primair nieuwe kennis. Dat Barth’s werkwijze eerder een na-denken is dan beleven is niet toevallig, maar volgt direkt uit zijn openbaringsbegrip.

 ——–

‘) M. J. G. van der Velden, K. H. Miskotte als prediker, ’s Gravenhage, 1984, p. 83, 112, 114, 118, 194, 202, 214.

2)   a.w. p. 157. Deze inzet bij het eigen beleven roept direkt de vraag op of ik mij daarmee niet isoleer van de andere mensen. Miskotte beweert, zoals we zagen, het tegendeel: het stelt juist in staat anderen na te beleven. Hij heeft dit geleerd in de school van Dilthey en nooit herroepen. De vraag of en hoe je deze verstrekkende these kunt waarmaken heeft hij bij mijn weten nergens expliciet besproken.

3)   K. H. Miskotte, Als de goden zwijgen, Haarlem, 19662, p. 257.

4)   K. H. Miskotte, Kennis en Bevinding, Haarlem, 1969, p. 183.

5)   a.w. p. 205

6)   a.w. p. 203

7)   Om het levende Woord, p 56

8) K. H. Miskotte, In de Waagschaal, Verzameld Werk I, Kampen, 1982, p. 360.

 

Pagina's: 1 2 3