Miskotte en Barth, waar zit het verschil?
Heeft het zin te vragen naar het verschil tussen Miskotte en Barth? Leidt dit niet tot theologische spitsvondigheden en haarkloverijen, waarmee niemand is gebaat? Drie dingen zijn hier op te antwoorden. Allereerst heb ik er behoefte aan het verschil, dat je zo duidelijk ervaart bij de lektuur van hun geschriften te verhelderen. Vervolgens is hun preekwijze een konkrete vraag aan elke predikant: hoe meen jij het evangelie het best te verkondigen ? Het is toch werkelijk niet onverschillig of je hierin meer Miskotte probeert te volgen of Barth. En tenslotte: als er een echt verschil zou zijn in hun preken, zou dat dan ook kunnen wijzen op een verschil in theologie? Dat is geen theoretische kwestie. De vraag naar de verhouding tussen openbaring en ervaring is weer akuut geworden. Zou het kunnen zijn dat Miskotte hierin verder helpt dan Barth? Maar dan moet het toch mogelijk zijn een theologisch verschil te formuleren?
Deze overwegingen brengen mij er toe een poging te wagen om het verschil tussen Barth en Miskotte te treffen. Het risiko dat ik daarmee neem ben ik mij bewust. Elke vergelijking loopt gevaar scheef te trekken en in een schema te persen. Verschillen op formule brengen ontaardt maar al te gauw in verschillen konstrueren. Maar als het enige zin heeft naar een verschil tussen Barth en Miskotte te vragen moeten we dat risiko op de koop toenemen. Wie waagt kan verliezen of winst boeken. Wie niet waagt kan alleen verliezen.
Ondertussen is dit artikel niet meer dan een aanloop en het begin van een sprong. Ik vraag eerst naar het verschil in aanleg en dan naar het verschil in prediking. Hier bevinden wij ons nog mm of meer op de begane grond, Maar deze aanloop nodigt ons uit om in een tweede artikel de sprong te wagen in de theologie. Springen is een hachelijker onderneming dan lopen, dat zal ook hier blijken. Ik hoop dat u de aanloop de moeite waard vindt en mee wilt springen.
Aanleg
Je verkeert bij de lektuur van Miskotte, bij alle theologische verwantschap, in een andere sfeer dan bij Barth. Vraag je waar dit verschil zit, dan ben je eerst geneigd te wijzen op de aanleg van beiden. Het zal niet toevallig zijn, dat Barth buiten de theologie vooral filosofen las, Miskotte het liefst dichters. Velen hebben Miskotte’s vermogen tot „Einfühlung” genoemd en geroemd. Je zou Einfühlung een combinatie kunnen noemen van identifikatie en projektie. Aan de ene kant maak je het beleven van de ander tot je eigen beleven, je beleeft het mee, je verplaatst jezelf in hem. Maar als je dit doet kun je jezelf niet geheel uitwissen, je neemt je zelf mee en vindt dan ook eigen ervaringen in de bewoordingen van de ander terug. De identifikatie kun je het passieve, receptieve noemen, de projektie het aktieve, spontane moment van de invoeling.
Bij Miskotte, die een krachtige beleving kende, een onstuimig innerlijk, zie je de tendens dat de projektie overheerst. Te gemakkelijk vindt hij bij anderen zichzelf terug en verliest de distantie uit betoog. Dat anderen echt iets anders zouden beleven, voor hem ontoegankelijk, daar wil hij eigenlijk niet aan.
Ligt hier een verschil met Barth? We moeten oppassen. Opmerkelijk is dat Barth overal het aktieve, spontane naar voren haalt tegenover de eenzijdige verheerlijking van het passieve en receptieve van de romantiek. Toch zul je Barth niet zo gauw op projektie betrappen, eerder op te grote distantie. Maar de oorzaak van dit verschil ligt ergens anders. Barth concentreert zich op de gedachteninhoud, Miskotte op het belevingsgehalte. Deze tegenstelling is natuurlijk niet absoluut, geen gedachten zonder ervaring, en geen beleving die zich niet in gedachten uitdrukt. Maar het accentverschil is in de praktijk toch opvallend. Barth houdt zich consciëntieus aan de tekst van een auteur. Ik denk aan zijn behandeling van Rousseau en Fichte, die hij zeer uitvoerig citeert. Barth volgt hun hele betoog op de voet tot het einde toe. Miskotte zou eerder één sprekend citaat geven (zo citeert hij Barth meestal ook) met een hoog belevingsgehalte. Sprekend over de belijdenisgeschriften heeft Barth zich over deze omgang met de traditie rekenschap gegeven. Natuurlijk, zegt hij, gaat het om de geest van de traditie, maar die leren wij slechts kennen in omgang met de teksten. Zonder de teksten te lezen en herlezen zouden wij die „geest” naar eigen believen interpreteren. Meedenken met de tekst moet dus het overheersen van projektie verhinderen.
Nu zijn deze voorbeelden ontleend aan Barth’s dogmatische arbeid. Miskotte’s geestdrift lag meer bij de hermeneutiek, de praktijk van de vertolking. Ook dit verschil in theologische opdracht moet je niet overtrekken. Barth’s dogmatiek heeft een grote praktische bruikbaarheid en bevat vele praktische overwegingen en Miskotte’s hermeneutiek en homiletiek hebben een niet te onderschatten theoretisch gehalte. Toch is het verschil in benadering dat zich hier aan je voordoet verhelderend. Ik denk dat je dit het scherpst ziet als je hun preken naast elkaar legt.
Prediking
Letten we eerst op het gebeuren, daarna op de inhoud van de preek. Wat gebeurt er, wat doe je, als je een preek voorbereidt en houdt? Volgens Miskotte is dat bewustwording. Je van iets bewust worden is veel meer dan er over nadenken. Men kan mij zeggen dat ik impulsief ben en ongedisciplineerd, of afstandelijk en beheerst, ik kan daarover nadenken en dat met mijn verstand beamen. Maar het is heel wat anders wanneer ik mij dat bewust wordt. Dan beleef en voel ik het zelf van binnenuit. Bewustwording is hier: vertrouwd raken, voor het eerst of opnieuw, met jezelf. Nu hopen wij in de omgang met de bijbeltekst op iets anders; dat Góds Woord tot ons doordringt, niet alleen als gedachte die ons verstand opneemt en verwerkt, maar als een werkelijkheid waarmee wij van binnenuit vertrouwd raken, met heel ons voelen en beleven. Je zou dit bewustmaking kunnen noemen. Er wordt je iets bewust gemaakt en het subjekt van deze handeling is uiteindelijk de Geest. Een dergelijke bewustmaking is een doorbraak, een krachtige, geconcentreerde beleving, inspiratie en illuminatie: er gaat je een licht op.
Zo’n ervaring heeft Miskotte op het oog, wanneer hij zegt: het verstaan van de tekst maakt de Schrift geheel en al nieuw voor mij, als het oude, oorspronkelijke, eeuwige Woord Gods. Het is de ervaring dat de tekst zichzelf van binnenuit aan mij opent. „Waar en hoe dat begint, ik kan het u niet zeggen; ’t ontspringt ergens en neemt onmiddellijk vorm aan van vertaling.” (1) Als de betekenis mij is opgegaan kan ik deze direkt in eigen woorden zeggen. Deze vertaling bewijst dat ik de tekst hoor als nooit tevoren. Tegelijk besef ik de tekst als oorspronkelijk, Gods Woord als eeuwige oorsprong. De tegenstelling oud — nieuw wordt in deze bewustmaking opgeheven en daarmee wordt ook de historische kloof tussen de tekst toen en mijn situatie nu overbrugd. „De uitgelegde tekst is een nieuw, wederom zeg ik: een oud gegeven, dat wij van den beginne gehad hebben.” (2)
Ik denk dat het voor Miskotte op die bewustmaking en bewustwording aankwam. Het waren voor hem momenten van extase. Zo roept hij ergens uit: „Stel u voor, zo maak ik het me duidelijk, stel u voor, dat het me helemaal bewust zou worden tot in het topje van mijn bewustzijn, dat mijn schuld vergeven is voor eeuwig”. Daarom zegt hij in hetzelfde verband, dat de preek de „afgekoelde extase” is. (3) Hier begrijpen wij waarom Miskotte zijn preken niet uitschreef. Tot het laatste toe moest de ruimte worden opengelaten voor nieuwe momenten van bewustwording. Barth had deze zorg, zo blijkt uit de wijze waarop hij zijn preken voorbereidde, veel minder. Ook hij sprak wel van punten, maar eerder om vrij te zijn in het kontakt met de hoorders, dan in de hoop op nieuwe doorbraken van de Geest. Miskotte hoopte daar wel op en wist zich in dit opzicht verwant met bevindelijke predikers. Als het goed is beleven die wat en hun gehoor met hen. De vrede Gods regeert… in hun hart (Col. 20:16). In Barth’s preken is de sfeer er een van blijde wetenschap. Het na- en meedenken met de tekst, en daarin het ontvangen van de boodschap, overheerst. Dit wordt diep beleefd, maar het blijft meer denkervaring dan bewustmaking. Dit relatieve verschil blijkt ook uit de inhoud van de preken. Barth’s kracht ligt in het verwijzen naar de openbaring buiten ons, het objektieve, het laatste woord over je leven dat je mag laten gelden. Voor zover onze gemeenschappelijke ervaring wordt verwoord is deze daaraan ondergeschikt. Miskotte ruimt veel meer plaats in voor gemeenschappelijke bewustwording van ons beleven voordat de bewustmaking door Gods Woord wordt aangewezen. Onze relatie tot het laatste, de openbaring, wordt zodoende veel meer gethematiseerd. Niet dat de openbaring pas in deze relaties relevant wordt. De openbaring is van heel de preek de vooronderstelling. Maar juist onder deze hemel die ons overkoepelt kunnen en moeten alle ervaringen breeduit aan bod komen. Het voorlaatste, in persoonlijk en historisch lot, de vragen van welzijn en geluk, heel het leven in zijn rijke en verwarde verscheidenheid moet worden uitgesproken.
Als Miskotte dit doet beschrijft en reflekteert hij niet, maar spreekt hij zijn eigen ervaring uit in de veronderstelling dat dit ook ervaring is bij zijn hoorders. Ook hier verliest hij de distantie met de risiko’s vandien. „Ik heb ook ervaren wat u nu beleeft” suggereert hij zijn hoorders, en: „zoals ik het ervaar beleeft u het toch eigenlijk ook, niet waar?” De vraag of dit echt zo is, laat zich dan niet altijd onderdrukken. Ik zou geen van beide soorten preken willen missen. Soms moet ik het hebben van laatste woorden en kan een preek van Barth me geweldig helpen. Soms wil ik me begrepen en herkend weten, beter misschien dan je jezelf begrijpt, in het licht van de openbaring en dan lees ik Miskotte. Het zakelijke, profetische van Barth en het doorleefde, priesterlijke van Miskotte zijn beide nodig.
——–
1) K. H. Miskotte, Om het levende Woord, ’s Gravenhage, 1948, p. 136.
2) a. w. p. 151.
3) M. J. G. van der Velden, K. H. Miskotte als prediker, ’s Gravcnhage, 1984, p. 123, 124.