Meditatie – De stem
‘Uw naam is over mij uitgeroepen, HEER, God der legerscharen’ (Jeremia 15:16)
Vaak zegt men dat God op aarde aanwezig is als een stem. Een stem die ‘altijd voortspreekt’. Soms is de stem zacht, als het ruisen langs de wolken van ‘een lieflijke naam’ of als ‘de stille stem in het hart’, waarbij je aan het geweten kunt denken, soms is de stem zakelijk en droog, als de stem van de filosoof die sinds de komst van God in de tijd telkens weer het onbegrijpelijke van het evangelie constateert. Soms is zij het verheven geluid van de prediker die Gods naam blijft proclameren.
In de Bijbel is het besef van Gods spreken doorgaans directer en lokaler. ‘Gods naam is over mij uitgeroepen’, zegt Jeremia (15:16). Als iemands naam over iets wordt uitgeroepen (een passieve formulering) dan is van dat iets openbaar dat het toebehoort aan degene die die naam voert (vgl. 2 Sam 12:28). Meestal lees je in het Oude Testament dat Gods naam wordt uitgeroepen over zijn volk, over de ark, de tempel en de stad Jeruzalem. Jeremia is het enige individu dat onder het beslag van Gods naam komt te liggen. In een tijd waarin tempel en stad niet zo jahwistisch meer zijn, is hij voor vriend en vijand de man Gods.
Bekend is hoe Jeremia onder deze doodverving kan zuchten. Dat gebeurt ook in hoofdstuk 15, maar eerst vertelt hij wat Gods stem hem brengt. ‘Zo vaak uw woorden gevonden werden, at ik ze op, uw woord was mij tot vreugde en blijdschap mijns harten’ (16). Die blijdschap verandert Jeremia niet in een vrolijke YouTuber. ‘Ik heb niet in de kring van lachers gezeten en ben evenmin van vreugde opgesprongen. Door uw hand heb ik alleen gezeten, want u hebt mij met toorn vervuld.’ (17) Wat hij met vreugde van God ontvangt, kan hij niet anders dan boos aan zijn omgeving doorgeven. Met alle gevolgen van dien. Jeremia klaagt: ‘Waarom blijft mijn pijn maar duren en is mijn wond ongeneeslijk? Bent U voor mij een bedrieglijke beek, water dat onbetrouwbaar is?’ (18)
Gods woord als voedsel, maar ook als een onzekere waterbron. Zou Gods stem onder ons met zoveel dramatiek aanwezig zijn? Is dat niet voorbehouden aan een enkeling, zoals Jeremia? Aan de andere kant: wordt bij de doop Gods naam niet over ons persoonlijk uitgeroepen? Wat zou met die roep anders bedoeld zijn dan dat Hij ons woorden te eten geeft, maar ook uit de kring van de lachers haalt? Gods stem is gefluister in het hart, maar bereidt ons tussen de mensen een instabiel bestaan.
Udo Doedens
In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 1. 8 januari 2022