De moderniteit herschrijven: Lyotards nieuwe aanduiding van de postmoderniteit

logo-idW-oud

DE MODERNITEIT HERSCHRIJVEN: LYOTARDS NIEUWE AANDUIDING VAN DE POSTMODERNITEIT

In april 1987 houdt Lyotard in de V.S. de lezing ‘De moderniteit herschrijven’ (Ré-écrire la modernité; maar daar in het Engels) (1). Het gebeurde aan de Universiteit van Wisconsin (de staat ten noorden van Chicago), in Milwaukee. Dit was een wat bijzondere plek voor de spreker, want 10 jaar tevoren had hij er een van de eerste conferenties over postmodernisme meegemaakt; toen waren vermoedelijk zijn ogen opengegaan voor de betekenis van dit begrip. (2) Twee jaar later was hij het in zijn eigen publicaties gaan gebruiken. (3) Maar nu, in 1987, introduceerde hij een nieuwe aanduiding voor waar hij nog steeds mee bezig was: ‘Herschrijven van de moderniteit’. Hij begint zijn lezing met de dankbare vermelding van de twee voorbereidsters van zijn optreden,die hem deze titel hebben gesuggereerd. Deze is veel beter dan ‘postmoderniteit’ of ‘postmodernisme’, want ‘ post’ (na) is ‘her’ geworden, en verbonden met een werkwoord (‘schrijven’), niet met een substantief (‘moderniteit’).

Voordat ik iets zeg over de inhoud van Lyotards lezing, maak ik een opmerking over ‘schrijven’, dat voor een Franse filosoof een breed en geladen begrip is. ‘Ecriture’ omvat literatuur, alle kunsten en filosofie. Het is voor Lyotard ‘laten komen wat gegeven wordt’, in onze ontlediging. Schrijvend ontdekt men ook, dat er dingen zijn die zich niet laten beschrijven. (4) Ik voeg toe: Tot zulk schrijven komt een theoloog soms die in alle rust en ruimte een preek schrijft, luisterend naar de vreemde boodschap, de eigen gevoelens, de hoorders van aanstaande zondag; wachtend, nadenkend en proberend. Ik probeer nu in drie stappen de inhoud van Lyotards betoog weer te geven.

Eerste Stap:

Waar moeten wij aan denken bij de moderniteit? Het woord ‘Cartesianisme’ in de tekst verwijst naar Descartes, die in de 17e eeuw aan het begin stond van het moderne wetenschappelijke denken. 0ok de term ‘Jacobinisme’ valt. De Jacobijnen horen bij de Franse Revolutie, die een moment is in de Verlichting, de gestalte van het moderne in de 18e eeuw. Tegelijk met deze twee wordt het christendom genoemd; ik verbind het met de gedachte van Lyotard dat er al moderniteit begon bij Augustinus en Paulus. Aan het slot van zijn lezing noemt hij de nieuwe technologieën. Het allesbeheersende technisch-economische systeem ziet hij als de geradicaliseerde en vervlakte gestalte van het moderne in de huidige tijd (5).

Als kenmerk van de moderniteit wordt genoemd het grote verhaal van de emancipatie van de hele mensheid door wetenschap en techniek. De namen van Nietzsche, Marx en Freud vallen. Een ander kenmerk is: de obsessie om de geschiedenis in perioden in te delen. Bij een nieuwe periode horen dan: hernieuwing, revolutie, bevrijding. Lyotard gelooft niet in dat universele emancipatieproces en accentueert hier vooral dat de postmoderniteit geen duidelijk afgebakende nieuwe periode is: “Het postmoderne ligt al in het moderne besloten”; de moderniteit bergt ‘een impuls in zich om zichzelf naar een andere toestand te overschrijden…ze gaat voortdurend zwanger van haar postmoderniteit. De postmoderniteit is geen nieuw tijdperk, maar het herschrijven van enkele kenmerken waar de moderniteit aanspraak op maakte…maar dit herschrijven is al sinds lang in de moderniteit zelf werkzaam’. Dit is geen geheel nieuw standpunt van hem. Toen hij over het postmoderne ging schrijven, zei hij al: ‘niet in de zin van periodisering’. Maar in dezelfde tijd sprak hij tevens over het postmoderne tijdvak, zelfs met dateringen. Nu laat hij dit tweede aspect weg. – Mijn standpunt luidt zo: Postmoderniteit was er inderdaad als kritische tegenstem in de moderniteit, maar is er nu veel duidelijker en meer uitgesproken (6). –

Lyotard stelt dat de door hem bedoelde postmoderniteit (her-schreven moderniteit) iets anders is dan wat men soms onder postmodern verstaat. – Auteurs over postmodernisme honoreren deze gedachte door te onderscheiden tussen twee vormen, serieus en oppervlakkig postmodernisme (7). –

Tweede stap:

Wat is nu de essentie van dat ‘herschrijven’ waar Lyotard over spreekt? Hij zegt: het is een arbeid gewijd aan het denken van wat ons, in de gebeurtenis en de betekenis van de gebeurtenis, wezenlijk verborgen is’. Gewoner gezegd: Er is iets gebeurd, vroeger of nu, met onszelf of in de wereld, in de geschiedenis of in het denken van een filosoof. Er is een ‘gebeurtenis’, en wat deze ons eigenlijk te zeggen had, bleef onduidelijk. Wij proberen nu toch iets van de betekenis op te sporen, al is de verborgenheid nooit geheel op te heffen. Dit is ongeveer wat Lyotard onder herschrijven verstaat. Wij stoten hier op een brede thematiek, die Lyotard jaren lang bezig houdt. Ik stap dus even uit zijn lezing,om deze thematiek aan te duiden:

Het is hem te doen om ‘het andere’, het ons vreemde, dat oneindig waardevol is, dat soms binnenbreekt in ons bestaan, ontregelend, verbijsterend, verwondering wekkend, roepend. Hij heeft er vele namen voor, o.a.: ‘de gebeurtenis’; ‘het sublieme’; ‘het kinderlijke’ (d.w.z. wat zich niet laat africhten, de bron van verzet en gevoeligheid; iets dat bewaard kan blijven in het latere leven). Ook is het wat er met Israël gebeurde bij de Sinai, in het aangeraakt worden door zijn God, bij de wetgeving. Wat Lyotard bedoelt, vindt hij ook terug bij Freud, in diens psychoanalytische methode en theorie. Daarover heeft hij het in zijn lezing en daarheen keer ik dus terug.

Lyotard beroept zich er op enkele artikelen van Freud, die hij een tikje vrij interpreteert. Uit het artikel ‘Herinneren, herhalen en doorwerken’ haalt hij, dat het niet goed is om een verdrongen traumatisch gebeuren steeds te herhalen, ook niet om het eens gebeurde precies te reconstrueren; de sporen ervan in het gedrag nu van de patiënt moeten ontdekt en doorgewerkt worden. De ‘aanraking’ door het andere is vergeten, weggezonken, maar komt in flarden terug – in fraaie beelden van Lyotard: ‘als een aura, een zacht briesje, een zinspeling’. (Aura betekent wind, koelte, bries. De theoloog denkt hierbij aan Elia bij de Horeb. De Septuaginta heeft er het woord aurè). ‘Doorwerken’ betekent: er iets mee doen, in een pijnlijke, nooit voltooide arbeid, je verzet ertegen erkennen. Lyotard vindt in andere artikelen van Freud de term ‘het onbewuste affect’, een gevoel in ons onbewuste, dat nooit echt bewust kan worden. Hij vermeldt het in zijn lezing: ‘het onbewuste affect dat zich nooit laat representeren’ (d.w.z. het komt nooit echt tot een uiting). Misschien is dit wel Lyotards eerste vermelding van dit begrip. Of zijn hoorders er iets van begrepen hebben? Later zegt hij er in een interview over: “‘Het effect van de aanraking blijft in de vorm van een affect, dat noch bewust noch onbewust is. Het effect is als een kleine wolk die ons van tijd tot tijd wakker maakt” (8).

Het uitgangspunt van het herschrijven ligt dus volgens Lyotard in dat ‘andere’ (benoemd met zoveel namen), in het daarnaar luisteren en ermee bezig zijn. Belangrijk is, dat dit niet alleen geldt voor de enkele mens (zoals bij Freud wel het geval is, de enkele patiënt); ‘doelwit’ zijn ook: ‘de taal, de traditie, het materiaal waarmee, waartegen en waarin men schrijft’.Ze worden door dat andere ‘bestookt’ (hanter ; je kunt ook vertalen ‘bespookt’). Ik ga op enkele woorden in: De ‘taal’, dat is in dit filosofisch denken de hele cultuur, de leef- en denkwereld waarin we geboren zijn en waardoor we in veel opzichten zijn bepaald. De traditie, dat is het vele dat er voor ons was, waardoor we mede gevormd (en soms: vervormd) zijn en dat meespeelt in ons denken, beleven en geloven. En dan, min of meer samenvattend: ons ‘materiaal, waarmee, waartegen en waarin men schrijft’. ‘Waarmee’: wat we geleerd, gelezen, meegemaakt hebben, heel het moderne bestaan. ‘Waartegen’: soms moeten we ons ertegen verzetten, misschien geïnspireerd door het ‘andere’. ‘Waarin’: we horen ook bij die wereld van nu, wij zijn het zelf, en er zijn ook openingen in. (9)

Derde stap:

Lyotard geeft ook aan hoe de houding van de ‘herschrijver’ dient te zijn. Ik geef een schets: De herschrijvende moet niet te veel willen. Het gaat verkeerd als hij zich meester wil maken van het verleden, dus het materiaal wil beheersen. Het gaat om een arbeid zonder wil en zonder al duidelijk begrepen einddoel. Men moet voorzichtig zijn met programma’s en projecten.

Voorbeeld is wat Freud zegt over de attitude van zowel de analyticus als de patiënt; het vormt samen de goede houding van de herschrijvende. Genoemd worden: geduld, aandacht voor alles wat zich voordoet, niet voorbarig oordelen, ontvankelijkheid (passibilité), openheid voor gebeurtenissen die tot ons komen vanuit een iets dat wij niet kennen – ontvankelijk ‘voor een zacht briesje of een kleine wolk’. Men moet de vrije loop laten aan associatie, opkomende namen, ideeën, beelden, zonder direct te letten op het logische, ethische of esthetische. Bij de attitude hoort ook de bereidheid tot ‘doorwerken’ (durcharbeiten): bewustwording van het eigen verzet tegen bepaalde ontdekkingen die men doet en de poging zulke weerstanden te overwinnen. Lyotard noemt bij de houding speciaal nog het gevoel (sentiment), het luisteren naar het gevoel. Hij zal ermee bedoelen: intuïtie, invoelen, geraakt worden, herkennen wat ‘bijzonder’ is; het is het tegengestelde van werken met een rationele redenering.

Bij een juiste attitude behoort ook: bereidheid om te herschrijven in de vorm van micrologieën. Lyotard ontleent dit aan de filosoof Adorno. In zijn boek ‘Le differend’ citeerde hij Adorno al: ‘ Metafysica emigreert naar de micrologie. Dit is de plaats voor de metafysica om te ontkomen aan het totale’. Een micrologische benadering richt zich op het bijzondere en de microscopisch kleine details van de alledaagse ervaringen. Bij herschrijven gaat het dus niet om nieuwe grote theorieën, maar om fragmenten en momenten. De herschrijver is een bescheiden mens. (10)

Lyotard besteedt in zijn lezing veel aandacht aan verkeerde wijzen van herschrijven. Daar zeg ik kort nog iets over:

Bij bijv. een revolutie begint men met een klap opnieuw, met een schone lei. Men gaat een nieuwe geschiedenis schrijven! Alles wordt nu beter. Maar er komt niet veel van terecht.

Men spoort als een detective alle fouten van de moderniteit op. Als men verder niets doet zal men het kwaad voortzetten. Zo onthulde Marx de fouten van het moderne kapitalisme en dacht vergeefs dat zo verbetering zou intreden.

Als de nieuwe technologieën de cultuur in een industrie transformeren, is dit ook een herschrijving. Er is journalistieke ‘rewriting’ die alles populariseert en simplificeert. De computerinformatie leidt tot versmalling van de taal. Waar is nog plaats voor sensibiliteit en verbeelding?

– De Bruikbaarheid van ‘Lyotards herschrijven’. (voor hemzelf, andere auteurs en ons).

– Hoe is Lyotard zelf ermee omgegaan? Hij heeft het er na 1987 nooit meer over, althans voor zover bekend aan mij en aan de door mij geraadpleegde Lyotard-deskundige (Frans van Peperstraten). Het woord ‘herschrijven’ kwam ik nog één keer tegen bij Lyotard: ‘Ik wil niet het onbewuste ‘herschrijven”’. (11) Het is niet meer dan een losse opmerking.

Verder is het wel zo, dat hij de met herschrijven verbonden begrippen regelmatig gebruikt en ook zaken beschrijft die hij best ‘herschrijven’ had kunnen noemen. Harry Kunneman ging zelfs zo ver dat hij het hele werk van Lyotard vanaf begin jaren zeventig een ononderbroken poging tot het herschrijven en opnieuw denken van de moderniteit noemde. (l2) Ik geef enkele voorbeelden, waar Lyotard, zonder het woord te noemen, met iets als herschrijven bezig is:

In de schilderkunst ziet hij een reeks moderne schilders, die elkaar achtereenvolgend ‘op de korrel nemen’, ‘doorwerken’, ± corrigeren, van Cézanne tot Duchamp. (l3)

Van 1954-1966 was Lyotard actief lid van kleine marxistische groepen, die kritisch tegenover de grote communistische partij stonden. Ruim 20 jaar later beschrijft hij hoe ze te werk gingen en gebruikt allerlei termen, die thuishoren in de sfeer van het herschrijven: vrije associatie, open vrij vloeiende aandacht, ‘werk’ (doorwerken), anamnese, ‘het onhandelbare’ (opnieuw een aanduiding van ‘het andere’; wat ‘de gebeurtenis’ doet komen); ook het her-lezen van teksten en acties. En dit alles in het kader van de strijd tegen het bij de moderniteit horende marxisme. (14)

Ook is er de bundel Lectures d’enfance (Nederlands ± Leesstof over het kinderlijke. Enfance is een aanduiding van ‘het andere’). Lyotard schrijft hierin opstellen over zes personen en vindt bij allen iets van ‘het andere’. Het zijn James Joyce (met zijn Ulysses), Kafka (met het verhaal De strafkolonie), Hannah Ahrendt (o.a. over haar boeken over het Totalitarisme en over de moderne mens), Sartre (o.a. over Les mots), Paul Valéry (zijn uitspraak: ‘Dit is kunst’) en Freud ( De casus van de Rattenman). Soms wordt het boek een illustratie bij ‘herschrijven van de moderniteit’. Maar het zou te ver voeren dit te laten zien. (15)

– Hebben andere auteurs iets gedaan met Lyotards ‘herschrijven’?

‘Ik ken geen andere auteurs die uitdrukkelijk met dit thema van Lyotard aan de gang zijn gegaan’, zegt de door mij geraadpleegde Van Peperstraten. Ik vond zelf één voorbeeld: H.-D.van Hoogstraten in een artikel over Bonhoeffer. Ik geef het op mijn manier weer: Bonhoeffer pleit in de gevangenisbrieven voor het aanvaarden van ‘de autonomie – het vrije menselijke subject.’

Van Hoogstraten noemt Lyotards ‘herschrijven’ en probeert Bonhoeffers gedachten over autonomie te herschrijven, luisterend naar Bonhoeffer zelf. Deze ontdekte dat een wereld vol technische organisatie geen ruimte laat voor het vri je subject. En in zijn gedicht ‘ Wie ben ik?’ beleed hij zijn eigen zwakheid. 0ok is er het accent op Jezus als ‘de mens voor anderen’, die wij moeten volgen in een ‘er zijn voor anderen’. (16)

– Bruikbaarheid voor ons.

Ik spits toe op de theologie. Daar is eeuwenlang veel moderniteit ingeslopen. Duidelijk is dit bij vrijzinnige stromingen, met hun rationalisme, relativisme, nadruk op het eigen subjectieve denken, vooruitgangsgeloof. Maar ook bij andere geloofsrichtingen is het moderne aanwezig. Maria Wiedl: ‘De r.-k. kerk is modern wat betreft haar wettische, centralistische en bureaucratische structuren en beslissingen.’ (17) Bij pogingen om het geloof te ordenen en te systematiseren en om ketterij te weren, kan rationalisme de toon gaan aangeven. En fundamentalisme, dat precies vastlegt wat geloofd moet worden heeft, ondanks zijn antimodernisme, iets moderns. Theo Witvliet heeft een mooi stuk geschreven over ‘de moderniteit van het christendom’, in de ‘verstrengeling en lotsverbondenheid’ van beiden. Hij noemt drie aspecten: de verwachting dat de geschiedenis op weg is naar universele vrijheid, gelijkheid en solidariteit; de historisch-kritische benadering van de bijbel, met zinvolle kanten, maar ook vol overmoed en gevaar van relativisme; de oecumene met zijn westers-moderne drang naar eenheid. Hij noemt ook tegenstemmen en wijst op o.-a. negeren van andere culturen. (18) Hoe kan ons herschrijven van de theologische en kerkelijke moderniteit nu gestalte krijgen? Ik noem een en ander: ‘Doorwerken’ van eigen ‘vaste principes’. Gespitst zijn op tegenstemmen die onderdrukt zijn, ook door en in onszelf. Openheid voor ‘gebeurtenissen’ die iets tonen van het vreemde en andere en die iets van ons vragen. Ook letten op wat vaag en bijna onhoorbaar is. Ontvankelijk lezen, in Schrift en traditie, literatuur en dagbladen. Niet te veel willen organiseren en programmeren. Gerichtheid op kleine werkvelden en kleine resultaten.

Er zijn ook andere terreinen waar we de moderniteit zouden kunnen herschrijven. Te denken is aan het persoonlijk leven. Is wat wij aan moderniteit hebben meegekregen nog allemaal zinvol? Moeten wij uit ons denken en oordelen niet enige moderniteit elimineren? Ik denk ook aan onze politiek. Zouden sommige partijen hun moderne programma’s en modern politiek handelen niet eens moeten herschrijven? En zouden ons land en onze westerse cultuur niet eens kritisch moeten kijken naar de verheerlijking van economische groei en technische kennis?

Een laatste punt: Bestaat dit herschrijven ook buiten alle moderniteit om? Misschien wel. Het christelijk geloof ‘herschreef’ toch ook, toen er nog geen sprake was van echte moderniteit. Herschreven Matteüs, Lucas en Johannes niet ook, en ketters en reformatoren? Herschrijven is altijd nodig waar dingen vergeten worden en waar men ontdekt dat “het andere” toch ook nog weer ánders is.

Epiloog

Aan het begin gebruikte ik het beeld van de theoloog, die aan zijn preek werkt – die echt aan het ‘schrijven’ is. Ik eindig ook met die theoloog. Hij of zij is eigenlijk ook bezig met ‘herschrijven’, dat nooit ophoudt.

Coert Lindijer

LITERATUUR

1. J .-F. Lyotard, Het onmenselijke, Kampen 1992, p. 38-52 ( Frans : Parijs 1988) .

2. Hans Bertens, The idea of the postmodern, Londen 1995,p.112.

3. J.-F. Lyotard, Het postmoderne weten, Kampen 1994, p.25v., 30 en 108 ; Lyotard en Thébaud, Au juste, Parijs 1979, p .33v.

4. Interview met Lyotard door W . v. Reijen en D . Veerman, in: v . Reijen, De onvoltooide rede , Kampen 1987, p.107. Interview met Lyotard door R.Beardsworth, Journal of Nietzsche Studies, nr. 7(1994), p.106. Lyotard, Het onmenselijke, p.30. Lyotard, Lectures d’enfance, Parijs 1991, Voorwoord.

5. Vgl. o.a. Lyotard, Postmoderne fabels, Kampen 1996 (Frans : 1993) ; Inleiding van Peperstraten en nr. 1 en p. 125.

6. Vgl. Lindijer, Op verkenning in het postmoderne landschap, Zoetermeer 2003, p. 17v.

7. Vgl. Lindijer (zie noot 6), p. 27-30.

8. Interview door Beardsworth (zie noot 4), p. 90v.

9. Vgl. Lyotard, Postmoderne fabels (zie noot 5), Inleiding van Peperstraten, p. 11 e.v. en p. 28.

10. Lyotard, Le différend, Parijs 1983, nr.152.

Th.W.Adorno, Negative Dialektik, Frankfort 1966/1970, p.397.

S.Best en D.Kellner, Postmodern Theory, Londen 1991, p.223 en 226.

11. Lyotard, Misère de la philosophie, Parijs 2000, p. 76 (artikel van 1989).

12. H. Kunneman, Het postmoderne denken van Jean François Lyotard, Trouw 20-11-1993.

13. Lyotard , Het postmoderne uitgelegd aan onze kinderen, Kampen 1987 ( Frans : 1986 ), p. 20v . (1981) en 91 (1985).

14. Lyotard, La guerre des Algériens, Parijs 1989, Het inleidende hoofdstuk. Ik gebruikte de Engelse vertaling in Lyotard, Political writings 1993, p.165-170.

15. Lyotard, Lectures d’ enfance (zie noot 4 ).

16. Hans-Dirk van Hoogstraten, Ethics and the problem of metaphysics, in W.W. Floyd en C.March, red. Theology and the practice of responsibility, Essays on Dietrich Bonhoeffer, 1994.

17. M.Wiedl, Postmodernity and the theologies of liberation from the perspective of a first world pastoral theology, in G. de Schrijver, red. Liberation Theologies on shifting grounds, Leuven, 1998 p. 320.

18. Th. Witvliet, Gebroken traditie, Baarn 1999, p.28-61.