Liefde in tijden van onderdrukking

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Over Laksmi Pamuntjak, Amba of de kleur van rood

De Soeharto-clan opnieuw aan de macht
De verkiezingen van februari dit jaar in Indonesië zijn gewonnen door Prabowo Subianto. Daarmee krijgt Indonesië opnieuw een oud-generaal als president. Een omstreden oud-generaal bovendien. Prabowo is medeverantwoordelijk voor gruwelijke gewelddadigheden door het leger in Oost-Timor en Papua (ontvoering, marteling, executies en verdwijningen). Ook zijn rol bij het neerslaan van de studentendemonstraties tegen het regime van Soeharto in 1998 is dubieus. Met Prabowo bekleedt in Indonesië opnieuw een telg uit de Soeharto-familie de hoogste macht (hij was de zwager van voormalig president Soeharto). Prabowo’s verkiezingsoverwinning is een stap terug voor de democratie in Indonesië. Mensenrechtenschendingen, beperking van de vrijheid van meningsuiting, corruptie en zelfverrijking lijken nu opnieuw ruimte te krijgen.

De roman Amba of de kleur van rood (2012, Nederlandse vertaling 2015) van de Javaanse schrijfster Laksmi Pamuntjak voert ons terug naar de beginjaren van Soeharto. Zijn machtsgreep dateert van 1965. Wie in Indonesië dit jaartal noemt, raakt aan een groot taboe. Wat er 1965 precies gebeurde is nooit opgehelderd. De officiële lezing van het Soeharto-regime is dat communisten een coup pleegden (zes generaals werden in de nacht van 30 september op 1 oktober 1965 vermoord). Door krachtdadig optreden van Soeharto zou de coup uiteindelijk mislukt zijn en het land voor een catastrofe behoed. President Soekarno (met communistische sympathieën) werd daarbij op een zijspoor gezet (hij kreeg huisarrest). Soeharto zelf werd president. In de jaren van zijn regering werden honderdduizenden (vermeende) communisten vervolgd, gevangengezet, vermoord en verbannen. Deze gebeurtenissen zijn in Indonesië een nationaal trauma. In de jaren na de val van Soeharto (1998) kon daar wel meer over gesproken worden, maar feitenonderzoek en waarheidsvinding, recht en genoegdoening aan slachtoffers en vervolging van daders werden van hogerhand gedwarsboomd. Wie 1965 aan de orde stelt, moet nog altijd vrezen voor zijn of haar veiligheid.

Een liefdesverhaal 

De roman Amba heeft niet de bedoeling te reconstrueren wat er in 1965 precies gebeurd is. Wel laat die zien hoe deze geschiedenis ingrijpt in het persoonlijk leven van mensen. In de roman zijn dat Amba en Bhisma. De in DDR opgeleide Bhisma werkt als arts in het ziekenhuis waar de studente Engels Amba als vrijwilliger bijsluiters vertaalt. In het ziekenhuis worden communistische gewonden van gewelddadige clashes met nationalisten en moslims binnengebracht en door Bhisma behandeld en geopereerd. Het ziekenhuis wordt voortdurend door militairen bezocht en bedreigd. Bij hun eerste ontmoeting vallen Amba en Bhisma voor elkaar. Tegelijkertijd twijfelt Amba ook aan Bhisma’s liefde. Is zij niet gewoon een van zijn vlammen? En is zijn roeping om als arts mensen te helpen niet sterker dan zijn liefde voor haar? Toch hebben ze elkaar hartstochtelijk lief. Amba raakt daarbij zwanger. Samen maken ze plannen voor de toekomst. Maar dan slaat het noodlot toe. Wanneer ze een begrafenis van een vooraanstaand communist bijwonen, wordt die door het leger en sympathiserende milities gewelddadig verstoord. Amba en Bhisma rennen voor hun leven en raken elkaar kwijt. Amba zal Bhisma nooit meer zien. Jaren later komt ze erachter dat hij is opgepakt en zoals zoveel van communistische sympathieën verdachte Indonesiërs, is verbannen naar het eiland Buru.

Zelf vlucht Amba naar Jakarta. In Yogyakarta blijven is te gevaarlijk en terug naar haar ouders kan ze niet. Die hebben haar uitgehuwelijkt aan Salwa, die uit een islamitische familie komt. Zijn ouders zijn actief in een van invloedrijke moslimorganisaties in Indonesië (Nadhlatul Ulama). Amba heeft veel respect en waardering voor Salwa, maar voelt geen liefde voor hem.

Mahabharata
Voor Indonesische oren klinkt in de namen van Amba, Bhisma en Salwa het oeroude hindoeïstische epos Mahabharata door. Daarin is Amba verloofd met koning Salwa, maar wordt ze ontvoerd door de krijger Bhisma, op wie ze verliefd wordt. Ze wordt zelf zo angstig door die gevoelens dat ze Bhisma vraagt haar naar de koning terug te sturen. Bhisma doet dat maar koning Salwa weigert Amba terug te nemen. Terug bij Bhisma blijkt die een celibaatsgelofte te hebben afgelegd waardoor hij de relatie onmogelijk voort kan zetten. Laksmi Pamuntjak gebruikt dit gegeven uit de Mahabharata, maar bewerkt het ook. De liefde tussen Amba en Bhisma is in haar roman wederzijds. Amba maakt zich bewust los van de conventies en kiest tegen het gearrangeerde huwelijk met Salwa en voor de ware liefde voor Bhisma. Daarin is ze onafhankelijk en geëmancipeerd. Tegelijkertijd maakt de liefde voor Bhisma haar afhankelijk van een man en onzeker over zijn gevoelens voor haar.
In een interview gaf Laksmi Pamuntjak aan voor haar roman bewust op de pre-islamitische Javaanse tradities te hebben teruggegrepen. Deze tradities hebben de identiteit van Indonesië en Java gevormd en kleuren ook de gematigde Indonesische islam. Die staat echter onder druk door een radicale interpretatie van de islam vanuit met name het Arabische Wahabisme. In de roman Het getal Fu van Ayu Utami, die in In de Waagschaal 11, nw. jrg. 52 besproken werd, zagen we dat ook deze schrijfster in haar boek teruggrijpt op pre-monotheïstische Indonesische religieuze tradities als kritiek op de absolute waarheidsclaim en onverdraagzaamheid van de radicale islam en evangelicale groeperingen in Indonesië.

Heilzame en helende gematigdheid  

Bhisma belichaamt als verhaalpersonage een gematigde, verdraagzame houding en is de  tegenpool van radicalisme en geweld. Het is geen toeval dat Bhisma arts is. Zijn activiteiten zijn helend. Hij stelt zijn leven in dienst van de slachtoffers van geweld. In discussies met communistische vrienden laat hij merken dat hij de strijd van de onderdrukte boeren en arbeiders steunt, maar niet meegaat in dogmatische communistische opvattingen.

Opvallend detail is ook dat Bhisma kleurenblind is. Hij kan rood en groen niet van elkaar onderscheiden. Groen is in Indonesië de kleur van de islam, rood van het communisme. Met het nationalisme zijn dat de drie politieke hoofdstromingen voor en na de stichting van de republiek Indonesië. Hun onderlinge verhouding was vaak gespannen. Het is veelzeggend dat Bhisma groen en rood niet uit elkaar kan houden. Hij staat voor een hoger ideaal van humaniteit en medemenselijkheid. Zijn kleurenblindheid wordt hem en Amba uiteindelijk fataal. In de chaos na het militaire ingrijpen bij de begrafenisplechtigheid denkt Bhisma Amba in haar rode blouse te volgen, maar loopt achter een andere, in een groene blouse gestoken vrouw aan.
Pas na de val van Soeharto komt Amba te weten dat Bhisma naar Buru is verbannen is. In 2006 reist ze daarnaar af om erachter te komen wat er met Bhisma is gebeurd. Hij blijkt gestorven. Ze vindt zijn graf en krijgt brieven in handen die hij in het geheim aan haar geschreven en bewaard heeft. Daaruit blijkt dat Bhisma altijd van haar is blijven houden. Na meer dan dertig jaar ballingschap besloot hij na de val van Soeharto op Buru te blijven. Uit liefde voor Amba zag hij af van een terugkeer naar Java. Een ontmoeting met haar zou het leven dat zij ongetwijfeld inmiddels met een ander had opgebouwd, omvergooien. Dat wilde hij haar niet aandoen.

Het geweld dat in het post-Soeharto tijdperk Indonesië teisterde, blijkt ook naar Buru te zijn overgewaaid. Laksmi Pamuntjak verbindt in haar roman zo het geweld van het Soehartotijdperk met het recente etnisch en religieus geweld in Indonesië. Geruchten gaan dat de militairen bij die conflicten opnieuw een belangrijke en dubieuze rol speelden. Bhisma blijkt slachtoffer van dit geweld te zijn geworden. Als hij als arts hulp wil bieden bij een bloedbad onder christenen komt hij oog in oog te staan met een bewapende christelijke student. Die houdt de in het wit geklede Bhisma voor een imam. Aan de politie biecht hij later op hoe de moord is gegaan:

“‘Wat zou je doen als ik je nu doodschoot?’, vroeg ik. ‘Zou je je God om hulp vragen?’ (…) ‘Ik ben klaar’, zei hij, ‘je kunt nu mijn leven nemen. Ik heb geboet voor mijn zonden. Het is tijd om andere mensen te laten leven.’ Dus liep ik om hem heen, bleef achter hem staan en joeg de laatste kogel van dichtbij door zijn hoofd.”

Bhisma sterft dus als een soort messias met laatste woorden die doen denken aan Christus’ ‘het is volbracht.’ Het bloed kleurt zijn witte kleding rood: de twee kleuren van de Indonesische vlag. De gematigde arts Bhisma lijkt daarmee de belichaming van Indonesië zelf. Zijn gewelddadige dood biedt weinig hoop voor de toekomst van dit land. De laatste brief van Bhisma aan Amba bevestigt dit:

“Zelfs te midden van al het geweld hoopte ik nog steeds dat er iets sterkers was dan

 haat, iets kostbaars om ons te helpen overleven. Maar haat gaat niet weg, besef ik

  1. Door alles wat ik de afgelopen maanden heb meegemaakt lijkt er iets in mij te
    zijn gestorven. Misschien de hoop. Op mijn huidige leeftijd, 67 jaar, voel ik me vooral hopeloos.’

 

Amba of de kleur van rood verscheen in 2012. Indonesië als onafhankelijke republiek was toen 67 jaar oud… De verkiezingsoverwinning van Prabowo 12 jaar later geeft weinig reden tot hoop op verandering in Indonesië de komende jaren.

Amba of de kleur rood laat zien welke thema’s in het hedendaagse Indonesië spelen. In deze roman is dat de invloed van het trauma van 1965 op het persoonlijke leven van mensen. In Nederland kent het grote publiek als het om Indonesië gaat vooral romans van Nederlandse schrijvers, die het leven in voormalig Nederlands-Indië beschrijven. Die geven een beeld dat sterk door koloniale verhoudingen is gekleurd. Dat is niet het beeld van het huidige Indonesië. Om zicht te krijgen op wat in het hedendaagse Indonesië speelt, is het raadzaam en boeiend een roman als die van Laksmi Pamuntjak ter hand te nemen.

Jilles de Klerk 

 

Laksmi Pamuntjak, Amba of de kleur van rood, Amsterdam: Xander Uitgevers, 2015

In de Waagschaal, nr. 7,  29 juni 2024