Dietrich Bonhoeffer: uit naastenliefde schuldig worden
DIETRICH BONHOEFFER: UIT NAASTENLIEFDE SCHULDIG WORDEN
‘Als een razend geworden man in woeste vaart met zijn auto door een drukke straat rijdt, dan moet ik als pastor niet alleen de slachtoffers van die wildeman troosten, maar ik moet ook trachten hem te doen stoppen.’
Ik zie het gewoon voor me. ’t Is net een fragment van een achtervolgingsscène uit een spannende film. Wie niet op tijd wegspringt, wordt geschept en loopt op z’n minst ernstig letsel op. Wat kun je dan nog doen? Bijstand verlenen, verzorgen wie verzorging nodig heeft en begraven wie begraven moet worden. Want vele slachtoffers van deze maniakale automobilist overleefden deze afschuwelijke aanrijding niet – was het een ongeluk of was er opzet in het spel? De auto rijdt met hoge snelheid door, de bestuurder ontkomt. U hebt het nakijken, machteloos overziet u de enorme ravage van deze dollemansrit. U weent, vouwt de handen, verkropt uw woede en bidt………..
Bonhoeffer niet. Hij gaat achter de bestuurder aan en probeert hem een halt toe te roepen. Niet goedschiks? Dan maar kwaadschiks. Om te voorkomen dat er nog meer mensen onder de wielen van deze gek terechtkomen! De tijd is er rijp voor, iemand moet een spaak in het wiel steken. Da’s klare taal in 1943! Maar is het de taal van Nachfolge, Bonhoeffers boek over het experiment van de broedergemeenschap in Finkenwalde, dat hij aan zijn studenten in 1937 meegaf toen op last van Hitler het seminarium gesloten werd? Met Nachfolge rust Bonhoeffer de jonge theologen toe met het oog op de dienst aan de ander. In Nachfolge bepreekt Bonhoeffer de Bergrede en roept op tot het liefhebben van de vijanden, het weldoen aan hen die u haten, en te bidden voor wie u beledigen en vervolgen. ‘Wij moeten dit doen zonder voorwaarden, zonder aanzien des persoons. We moeten niet alleen het kwaad en de boze duldend verdragen, niet alleen een slag niet met een slag beantwoorden, maar in hartelijke liefde moeten wij onze vijand toegedaan zijn,’ stelt Dietrich. ‘Aan wie anders zou een ongedeelde liefde geschonken moeten worden. Is het niet aan hem wiens hart verstikt in haat?’ Ongedeelde liefde?! Gaat Bonhoeffer de bestuurder nadat hij hem tot stoppen gedwongen heeft, vertellen hoeveel hij wel niet van hem houdt en dat hij toch vooral nu zijn sleutels moet inleveren en vanwege roekeloos gedrag in het verkeer zijn rijbevoegdheid verliest? Liefde voor vriend en vijand, voor landgenoot en vreemdeling, voor bozen en goeden?! Makkelijker gezegd dan gedaan. Zelfs de tollenaren (Matt.5: 46) hebben elkaar lief. Daar heb je God niet voor nodig. Bonhoeffer noemt dit de vanzelfsprekende liefde, en daarin onderscheidt een christen zich inderdaad niet van een niet-christen. De niet-vanzelfsprekende, de niet-gewone liefde – τό περισσόν – stijgt echter ver uit boven de natuurlijke liefde tot degenen die je welgezind zijn. Liefde tot je tegenstander?! Daar heb je God voor nodig. Dat is meer dan het gewone doen (Matt.5: 47). En dat is nou net wat christen-zijn buitengewoon maakt; het is het ‘meer dan gewone’ dat van Christus komt: hij genas zijn vijand (Luk. 23:51), bad voor zijn vijanden (luk 23:34) en hij had ons lief toen we nog zondaren waren (Rom.5: 8). Het buitengewone doen, actiones in gerechtigheid en gebeden, manifesteert zich te midden van het alledaagse. Het wil niet gebeuren opdat het zichtbaar wordt; het moet niet worden gedaan ter wille van het buitengewone zelf: het is immers geen doel in zichzelf. Het is hen zegenen die jou vervloeken. Het is de vijand weldoen. Dat is andere taal, de taal van 1937. Het is de taal van de Bergrede, van de Nachfolge. Nu de praktijk van 1943.
Tien jaar eerder verzette Bonhoeffer zich al tegen het nazi-bewind. Hij nam het op voor de verdrukte mens onder wie collega’s van de Bekennende Kirche die de eed van trouw aan Hitler weigerden af te leggen, en niet te vergeten: hij beoefende daadwerkelijke solidariteit met de volksgenoten van Jezus: de joden die voor de toenmalige heersende staatskerk, trouw aan Hitler door een eed, niet eens als naaste geloofsgenoten werden beschouwd. Door zijn banden met het verzet werd Bonhoeffer van een belijder een samenzweerder; hij kon zich niet langer van politieke conflicten afzijdig houden. Het verzet stond voor de keuze te bepalen welke schuld groter is: die van het dulden of die van de omverwerping van het Derde Rijk. Voor Bonhoeffer betekende dit: wie niet bereid is die razende demagoog te doden, wordt – of hij wil of niet – medeplichtig aan massamoord. Het is beter dat er een sterft dan dat een heel volk verloren gaat. Dat heb ik meer gehoord…. Hans von Dohnanyi, Dietrichs zwager, vroeg hem eens of hij zich realiseerde dat degene die het zwaard opneemt ook door het zwaard zal sterven. ‘Men moet de woorden precies opvatten zoals ze er staan,’ was Bonhoeffers ant-woord. ‘En dat betekent dat christenen moeten aanvaarden dat er voor hen geen uitzondering zal zijn als zij in de actuele situatie geweld als oplossing kiezen.’ Samenzwering werd morele eis. Ook al besefte Bonhoeffer dat hij door ‘alles en allen veroordeeld zou worden. (…) In het andere leven weet alleen de ware God of hier op het ogenblik van de daad werkelijk gehandeld is in naam van het leven.’
De afloop? Vlak voor zijn executie door ophanging op 9 april 1945 liet Dietrich deze woorden overbrengen: ‘Dit is het einde – voor mij het begin van het leven.’ De dolleman reed nog enkele weken door. Hij klapte frontaal op een muur van verzet en eigen mishagen. Hij pleegde zelfmoord. Als ik de film Der Untergang mag geloven waren zijn laatste woorden: ‘Morgen zullen miljoenen mij vervloeken.’ Zijn autorit was voorbij.
Dirk Lammers
Auteur studeerde onder meer theologie in Brussel en is werkzaam in het onderwijs