Wie is God?
WIE IS GOD?
4: De eeuwig rijke God: namen, eigenschappen, wezen
In ons land hebben de christelijke geloofsgemeenschappen wel betere tijden gekend. Al langer heeft de vrijzinnige stroming te maken met teruggang. Maar ook de twee grote volkskerken, de PKN en mijn eigen Rooms Katholieke Kerk, moeten al vele jaren een krimp accepteren. De beide kerken samen verliezen per jaar minstens 150.000 gelovigen op een totaal van 6 miljoen zielen. Naast de kwantitatieve teruggang kunnen wij ook vragen stellen bij de kracht van het geloof. Niet weinig gelovigen zijn immers uitermate onzeker geworden over de inhoud van hun geloof. Niet alleen buiten de kerk maar ook binnen parochies en kerkelijke gemeenten wordt stevig aan het Godsbestaan getwijfeld. Vragen die lange tijd alleen bij een relatief kleine groep intellectuelen speelden, zijn vooral de laatste vijftig jaar gedemocratiseerd. De 19de eeuwse “ meesters van het wantrouwen” hebben hun doel bereikt. De doorwerking van de denkbeelden van Feuerbach, Marx, Darwin, Freud en Nietzsche kunnen wij niet snel overschatten. Het Godsgeloof is bij tallozen intens aangevochten. Naast deze diep insnijdende religieuze onzekerheid is er tegelijkertijd ook bij talloze tijdgenoten een religieus verlangen. Het vormt voor de kerken een uitdaging om dit religieus verlangen te laten corrigeren én verbinden met het bijbels getuigenis omtrent het geheim van God. De toekomst van vitaal christelijk leven in ons land heeft immers alles te maken met de overgave aan de bijbelse God. Tegen die achtergrond kan de Christelijke dogmatiek van de hoogleraren v.d. Brink en v.d. Kooi een nuttige hulp zijn voor kerkelijke werkers, in de brede zin van het woord, en hen die daarvoor in opleiding zijn. Juist zij immers geven binnen de geloofsgemeenschappen via verkondiging, catechese en andere vormen van geloofscommunicatie stem aan het christelijk geloof. Zij kunnen mensen helpen om de geloofssprong te wagen en te gaan leven in vriendschap met de bijbelse God. Het lukt de auteurs om op een heldere en toegankelijke wijze te schrijven, ook over de namen, eigenschappen en het wezen van God. Dit gebeurt in het vierde hoofdstuk van de Christelijke dogmatiek. In deze bijdrage staat juist dat hoofdstuk centraal.
Triniteit als ordeningsprincipe
Het vierde hoofdstuk wordt voorafgegaan door een hoofdstuk waar vanaf het begin duidelijk wordt dat de triniteit de toegangspoort vormt voor de godsleer. Zo leggen de auteurs vanaf het begin hun geloofspapieren duidelijk op tafel. Het woordje “god” is in onze cultuur in zekere zin een onbeschermd handelsartikel. Alles en nog wat wordt op de religieuze markt met “god” verbonden. Tegen die achtergrond kiezen de beide auteurs voor een heilzame helderheid. Over het geheim van God spreken zij vanuit de omgang van God met zijn volk Israël met als hoogtepunt Gods openbaring in de gestalte van Jezus Christus. In die zin kiezen v.d. Brink en v.d. Kooi voor de wijsheid van Blaise Pascal: “God spreekt op de juiste manier over God” (Pensée 303). Gods zelfopenbaring is dus het uitgangspunt voor het spreken over de goddelijke eigenschappen. In die zin kiezen de auteurs terecht voor theologie als “nadenken”. Niet voor niets vormt een klassieke definitie voor theologie: “geloof op zoek naar inzicht”. Vanuit een gelovig perspectief denkt de theoloog na over de gegevens van de bijbelse openbaring. Theologie is reflectie op het geloof vanuit het geloof. Godskennis is daarom principieel niet objectiveerbaar maar omgangskennis en relationeel van aard. Vanuit dit uitgangspunt behandelt de Christelijke dogmatiek ook het thema van de eigenschappenleer en het wezen van God. Je leert God pas kennen als je met Hem de weg van het geloof gaat. Godskennis is verbondskennis. Alle Godskennis komt voort uit Gods toewending naar ons als Vader, Zoon en Geest. Via Israël, Jezus Christus en de vroegchristelijke gemeente komt God naar ons toe en leren wij Hem kennen. De Dogmatiek maakt een terecht onderscheid tussen God kennen en God begrijpen. Ons menselijk spreken over de transcendente God blijft altijd geschonken en fragmentarisch van karakter. Wij stuiten hier op de waarheid van de negatieve theologie in de christelijke traditie. God is God en niet te vangen in onze te kleine beelden. Tegelijkertijd hebben gelovigen in Israël door de eeuwen heen door de omgang met God echte kennis over Hem opgedaan. Kennis die in neergelegd in namen voor God en eigenschappen van Hem.
Namen van God
De naam van God in het Oude Testament vormt het vierletterwoord JHWH. Met deze naam openbaart God zich en is Hij aanspreekbaar. Zo openbaart God zich als een God van het verbond die wil leven in gemeenschap met mensen. Hij is een God die zijn volk wil bevrijden uit het slavenhuis van Egypte. Het vierletterwoord vormt een afleiding voor het Hebreeuwse werkwoord voor ‘zijn’ of ‘leven’ en kan vertaald worden met “Ik ben die Ik ben” maar ook met “Ik zal zijn die Ik zijn zal”. In deze vertalingen komt enerzijds Gods vrijheid in beeld maar ook zijn nabijheid. Vanuit deze achtergrond omschrijft Karl Barth God als “der Liebende in der Freiheit”. De hoge en heilige God is tegelijkertijd de God die zich liefdevol neerbuigt tot de wereld. De Dogmatiek schetst overigens kort en helder de godsdienst- fenomenologische context. Binnen het Oude Israël was een tendens naar monolatrie (= aanbidding van één God) maar tot een monotheïsme is het nooit gekomen. De aanbidding van JHWH vindt plaats binnen een religieus pluralistisch milieu vol krachten, machten en goden die zich als vererenswaardig opdringen. De schrijvers van het Nieuwe Testament willen over God niet meer spreken zonder de naam van Jezus. Jezus is de Messias, Gods Gezalfde. Hij is de Emmanuel: God met ons. Meer nog: Hij is de afstraling van Gods heerlijkheid ( kabod). Wie God is, wordt op beslissende wijze getoond door de gekruisigde en opgestane Jezus Christus. De eerste christenen durven Jezus dan ook ‘kurios’, Heer, te noemen. Het is dezelfde naam die God krijgt in de Griekse vertaling van het Oude Testament.
Vreemde verleiding?
Binnen de Kerk heeft men niet alleen de bijbelse namen van God geïnventariseerd maar ook de eigenschappen zoals die in de Schrift staan opgetekend. De Dogmatiek legt terecht de nadruk op het doxologische karakter van het bijbelse spreken over Gods eigenschappen. Zij komen bij uitstek voor in de lofprijzing van gelovigen. Al langer bestaat er in de theologie een stevige discussie over de invloed van het Griekse denken bij het kerkelijk spreken over Gods eigenschappen. Sommigen noemden het gebruik van Griekse filosofie door christelijke theologen zelfs een “vreemde verleiding”. Griekse concepten zouden de christelijke Gods leer hebben vervuild. V.d. Kooi en v.d. Brink hebben over dit thema een genuanceerd standpunt. Maar op twee punten zien zij dat het mis gaat bij de christelijke opname van het Grieks- filosofisch godsbegrip. Onder invloed van het Griekse denken ontstond er allereerst een scheefgroei in het theologisch spreken over de verhouding tussen Gods hoogheid en zijn toewending. Anders gezegd: de nadruk op Gods transcendentie gaat ten koste van de relationele dimensie van de bijbelse God. Ten tweede heeft de invloed van de Grieks filosofische traditie christelijke theologen er toe gebracht te gemakkelijk vanuit de schepping naar de Schepper te redeneren. Tegen die achtergrond wordt ook het analogiedenken van Thomas van Aquino besproken. Binnen het huidige rooms-katholieke Thomasonderzoek is Thomas, anders dan in het 19de eeuwse neothomisme, primair een bijbels theoloog. Dankzij de zelfopenbaring van God binnen Israël en in Jezus Christus, en niet primair dankzij een veronderstelde ontologische gelijkheid tussen Schepper en schepping, kan duidelijk worden welke betekenisaspecten van woorden als “rechtvaardig” of “liefdevol” op God van toepassing zijn, ofwel: waar de analogie zich bevindt. Zo vormt het trinitair spreken van de christelijke gemeenschap ook het ordeningsprincipe voor de eigenschappenleer. Vanuit Gods eigenschappen kan uiteindelijk ook gesproken worden over Gods wezen. Gods eigenschappen bepalen zijn wezen.
Concluderende opmerkingen
V.d. Brink en v.d. Kooi leveren een glashelder betoog. Hun Christelijke dogmatiek is vanuit een degelijk gereformeerd perspectief geschreven maar tegelijk met een brede katholieke openheid. In het voetspoor van de grote meerderheid van hedendaagse protestantse en rooms-katholieke systematisch theologen zetten de auteurs bij hun nadenken over het Godsgeheim in bij het trinitair belijden van de Kerk. Een en ander impliceert terecht het primaat van de bijbelse geschriften voor het theologiseren. Christelijke theologie is het nadenken over Gods liefdevolle en reddende toewending naar de wereld als de Drieëne. Gods heilshandelen bepaalt primair ons denken over wie God is en dus ook ons spreken over Gods eigenschappen en wezen. Godskennis is omgangskennis. Terecht krijgt de lofprijzing daarbij alle aandacht. Bij uitstek in de liturgie geeft de Kerk aan God terug wat zij zelf van Hem ontvangen heeft en wie Hij voor haar bleek te zijn. Alles bijeen vormt de Christelijke dogmatiek een standaardwerk met een open, oecumenische toon. Hopelijk zullen veel “leraren” binnen de christelijke gemeenschap door deze Dogmatiek worden geholpen. Zo kan deze erudiete studie een heilzame bijdrage bieden aan de voortgang van het geloof in de God van de Schriften in ons land.
Gerard de Korte
Mgr. dr. G. de Korte is rooms-katholiek bisschop van Groningen-Leeuwarden