Korte kennismaking

THEOLOGISCHE EXISTENZ HEUTE

JAREN IN BONN EN BEKENNENDE KIRCHE

In 1930 vertrekt Karl Barth uit Múnster, om in Bonn de leerstoel voor systematische theologie te gaan bekleden. In toenemende mate verontrust hem de politieke ontwikkeling in Duitsland. In 1931 wordt hij  demonstratief lid van de SPD.

Vanaf het begin staat Barth afwijzend tegenover de nationaal-socialisten en hun protestantse aanhangers, de ‘Deutsche Christen’ (DC). De DC eisen dat de kerk wordt ingelijfd in de NS-Staat. Zij willen een centrale ‘Rijkskerk’ met een ‘Rijksbïsschop’ aan het hoofd. In het veel gelezen strijdschrift ‘Theologische Existenz heute!’ neemt Barth helder stelling:

‘Daarom kan de kerk, kan de theologie ook in een totaie staat niet aan een winterslaap beginnen, ze kan zich geen moratorium en ze kan ook geen iniïjving laten welgevallen. Zij is de natuurlijke grens van alles, ook van de totale staat. Want het volk leeft ook in de totale staat van het Woord van God .’ (Theologische Existenz heute, 1933). 1

De ‘Deutsche Christen‘ winnen echter in 1933 de kerkelijke verkiezingen. Zij nemen veel regionale synodes over en krijgen gedaan dat er een ‘Rijksbisschop’ komt.

Maar er is ook verzet. Martin Niemöller richt de ‘Pfarrernotbund’ op, een kiemcel van de Bekennende Kirche. Barth zelf stelt in een preek in december 1933 tegenover het antisemitisme van de DC: ‘Christus hoorde bij het volk Israël. Het bloed van dit volk was in zijn aderen het bloed van de Zoon van God.’ 2 Woedende luisteraars verlaten de kerkdienst.

In mei 1934 komt in Wuppertal-Barmen de eerste ‘Rijksbelijdenissynode’ bijeen. Zij schrijft geschiedenis met de ‘Barmer Theologische Verklaring’: gereformeerden, lutheranen en ‘Unierte’ (verenigde luthers-gereformeerde kerken) worden het voor het eerst eens over een ‘geloofsgetuigenis’ als basis voor de Bekennende Kirche. Vandaag hoort de Barmer Verklaring in veel protestantse kerken tot belijdenisgrondslag. De belangrijkste auteur ervan is Karl Barth.

Barth wordt in oktober 1934 benoemd in het leidinggevende orgaan van de Bekennende Kirche, maar legt die taak een maand later alweer neer. Zijn kritiek op de NS-Staat en zijn weigering de eed op AdolfHitle  af te leggen maken hem in de ogen van een paar ‘broeders’ ongeschikt voor een leidende functie binnen de kerk. Barth vertrekt in juni 1935 naar Bazel, nadat hem in Bonn de bevoegdheid om te doceren was ontzegd. Een reden voor zijn afzetting is, naast het weigeren van de eed, een uitlating van oktober 1933: ‘Wat is er deze zomer in Duitsland gebeurd? Is dat terecht of ten onrechte gebeurd? Deze vorm van grijpen naar de macht? Dit aan de kant schuiven van alle andere partijen? Deze confiscatie van vermogen? Wat is er wel niet gebeurd in de concentratiekampen? Wat is er gebeurd met de Joden? (…) Is de kerk niet mede schuldig daaraan, omdat zij gezwegen heeft? (…)  Wie het Woord van God te verkondigen heeft, die moet over zulke gebeurtenissen zeggen wat het Woord van God zegt.’ 3

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16