Korte kennismaking
- Pagina's:
- Korte kennismaking
- Kinderjaren en schooltijd
- Studietijd en eerste baan
- Gemeentepredikant in Safenwil
- De brief aan de Romeinen
- Huwelijk en verhuizing naar Duitsland
- Professor in Göttingen en Münster
- Charlotte von Kirschbaum
- Jaren in Bonn en Bekennende Kirche
- Kerkelijke dogmatiek
- Verzet en oorlog
- Barth en de Duitsers na 1945
- Barth en het Oost/West conflict
- Barth en de Oecumene
- Een complexe persoonlijkheid
- Tot slot
GODS VROLIJKE PARTIZAAN
EEN COMPLEXE PERSOONLIJKHEID
‘Gods vrolijke partizaan’, geeft ‘Der Spiegel’ als titel aan het aan Barth gewijde kerstnummer van 1959. 1 Wie is deze kerkelijke ‘vrijheidsstrijder’? Wat typeert hem als mens en als theoloog?
Voor Barth betekent zijn ‘theologische Existenz’ meer dan alleen kostwinner zijn of senkinspanningen leveren: hij ziet zijn ‘theoloog zijn’ als een veelomvattende roeping. Tegelijkertijd houdt hij gedurende zijn hele leven een uitgesproken realistische blik op de wereld. Ondanks fases waarin hij aan zichzelf twijfeIt en eenzaam is staat hij in principe optimistisch tegenover het leven en de wereld. Waar het om de zaak gaat is Barth intussen hartstochtelijk en niet van de wijs te brengen; slappe compromissen liggen hem niet. Zijn oordeel over anderen komt daarom soms ook hard aan. Tegelijkertijd kan hij luisteren, op mensen afstappen en belangstelling voor hen hebben. Hij heeft humor en lacht graag.
Bij zijn studentenvereniging wordt Barth een ‘vrolijke bierdrinker’ en voor een tijd een geheelonthouder. Als scholier rookte hij al. In zijn ‘Kirchliche Dogmatik’ karakteriseert hij het als ‘iets bijzonders van het menselijk zielsleven’, dat ‘alleen de mens pleegt te lachen en te roken’. 2 Ook zijn plezier in het paardrijden vindt daar zijn neerslag als hij noteert dat ‘een werkelijk goede ruiter beslist geen werkelijke goddeloze’ 3 kan zijn. Barth leest met plezier detectives en schaakt. Met zijn zoons wandelt hij graag in de Zwitserse bergen.
Maar een bijzondere hobby van hem is de muziek. Barth houdt vooral van Mozart en beluistert hem tot aan zijn laatste dag. In zijn werkkamer hangt, op dezelfde hoogte als Calvijn (!), een portret van Mozart, en naast zijn stoel staan twee rijen boeken over hem, die hij bij ieder gesprek kan zien. Natuurlijk wordt Mozart ook in de ‘Kirchiiche Dogmatik’ vermeld. Barth verwijst naar de voornamelijk ‘positieve’ toonzetting van zijn muziek. Een paar weken voor zijn dood licht hij dat toe in een radio-interview: ‘Wat ik bij Mozart hoor, is een laatste woord over het leven, voor zover het door mensen uitgesproken kan worden, – misschien geen toeval dat het juist een musicus is [, die dat gezegd heeft]! –, maar een laatste woord dat zichzelf bewijst (… ) [een woord] dat standhoudt, waarop je nooit terug hoeft te komen, waarmee je opnieuw kunt beginnen. Want uiteindelijk moeten wij altijd allemaal iedere morgen opnieuw beginnen. En dat ‘opnieuw beginnen’ doe ik het beste wanneer ik naar Mozart luister.’ 4
Voor de tweehonderdste geboortedag schrijft Barth aan Mozart een brief waarin hij hem bedankt: ‘Hoe het op de plaats waar u nu bent, met de muziek gesteld is, daar heb ik maar vaag een idee van. Ik heb het vermoeden, waartoe ik in dit opzicht neig, een keer zo geformuleerd: ik ben niet helemaal zeker of de engelen wanneer ze bezig zijn God de lof te zingen, uitgerekend Bach spelen, maar ik ben er zeker van dat zij, wanneer ze onder elkaar zijn, Mozart spelen en dat dan onze lieve God graag naar ze luistert.’ 5